ECLI:NL:RBNNE:2022:3511

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
C/18/214436 / FA RK 22-2452
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor reis en besnijdenis van minderjarige zoon afgewezen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de vrouw, die vervangende toestemming vroeg om met haar minderjarige zoon naar het buitenland te reizen en om hem te laten besnijden. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Sinnema, verzocht om toestemming om met haar zoon naar [land] te reizen tijdens de herfstvakantie van 2022 en om hem te laten besnijden bij een kliniek in Groningen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. Mor-Yazir, verzocht de vrouw niet ontvankelijk te verklaren en stelde dat hij bij de besnijdenis aanwezig wilde zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw toestemming nodig heeft van de man voor zowel de reis als de besnijdenis, aangezien zij gezamenlijk het gezag over de minderjarige uitoefenen. De rechtbank oordeelde dat de vrouw, gezien de omstandigheden, wel degelijk met haar zoon op vakantie mocht gaan, mits zij de man informeert over belangrijke zaken rondom de minderjarige. De rechtbank wees het verzoek om vervangende toestemming voor de besnijdenis echter af, verwijzend naar het standpunt van de KNMG dat niet-therapeutische circumcisie bij minderjarigen een schending van de integriteit van het lichaam is. De rechtbank benadrukte dat er geen medische noodzaak was voor de ingreep en dat het aan de ouders was om hierover in overleg te treden, eventueel met hulpverlening.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de vrouw toestemming krijgt om met haar zoon te reizen, maar dat de besnijdenis niet kan plaatsvinden zonder wederzijdse overeenstemming tussen de ouders. De rechtbank heeft de zaak in het belang van het kind beoordeeld, waarbij de communicatie tussen de ouders als cruciaal werd gezien.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rekestnummer: C/18/214436 / FA RK 22-2452
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 23 september 2022
inzake
[de vrouw],
wonende op een geheim adres,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. J. Sinnema, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[de man],
wonende op een geheim adres,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. B. Mor-Yazir, kantoorhoudende te Utrecht,

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 22 juni 2022 een verzoekschrift ontvangen van de vrouw, waarin zij verzoekt haar vervangende toestemming te verlenen om tijdens de zomervakantie of herfstvakantie van 2022 met [de minderjarige] naar [land] te reizen, voor de duur van maximaal twee weken, dan wel voor de duur die de rechtbank in goede justitie meent te behoren, en haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] te laten besnijden bij [naam kliniek] te Groningen.
1.2.
De rechtbank heeft op 8 september 2022 een verweerschrift ontvangen van de man, waarin hij (I) verzoekt de vrouw niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken dan wel deze af te wijzen en (II) subsidiair bij wijze van zelfstandig verzoek te bepalen dat de man bij de besnijdenis aanwezig zal zijn, althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid juist voorkomt.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 september 2022, gelijktijdig met de behandeling van de zaak tussen partijen met nummer C/18/191574 / FA RK 19-1106. Verschenen zijn de vrouw en mr. Sinnema, mr. Mor-Yazir en mevrouw [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). De man is niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 10 augustus 2012 met elkaar gehuwd te [plaats 1] ( [land] ). Bij beschikking van de rechtbank Noord-Nederland d.d. 1 september 2020 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheiding is op 5 november 2020 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats 2] .
2.2.
Uit het huwelijk is op [geboortedag] [geboortemaand] 2017 te [plaats 2] [de minderjarige] geboren. Partijen hebben gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] , die bij de vrouw woont.
2.3.
Bij beschikking van 12 juli 2021 heeft de kinderrechter op verzoek van de Raad [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Reclassering te Amsterdam.
2.4.
Bij beschikking van 19 juli 2022 heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] afgewezen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank stelt voorop dat het gezag over [de minderjarige] door partijen gezamenlijk wordt uitgeoefend. Dit betekent dat de vrouw toestemming nodig heeft van de man om [de minderjarige] te laten besnijden en om met hem naar [land] op vakantie te gaan. Het toetsingskader dat gehanteerd wordt met betrekking tot de door de vrouw verzochte vervangende toestemming is dat van artikel 1:253a BW: de rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
ten aanzien van de vakantie
3.2.
Door en namens de vrouw wordt aangevoerd dat zij in de herfstvakantie graag twee weken met [de minderjarige] naar [land] wil gaan, om familie te bezoeken en als vakantie. De man wil hiervoor geen toestemming geven zonder dat de vrouw exact vertelt waar ze verblijft en op welke dagen ze met [de minderjarige] op vakantie gaat. De vrouw durft echter uit angst voor de man niet aan te geven op welke datum zij precies zal vertrekken. Ze vreest dat familieleden van de man in [land] [de minderjarige] mee zullen nemen, zodat zij [de minderjarige] nooit meer ziet. De man zegt dat haar angst voor hem en zijn familie niet terecht is. De vrouw stelt dat zij in het verleden problemen heeft gehad met haar schoonmoeder, die haar toen ook heeft mishandeld.
De vrouw wijst er verder op dat de man in de zomerperiode gedurende zes weken naar [land] is geweest. Zij wist niet waar hij verbleef en hij heeft al die tijd, voor zover haar bekend, niet geïnformeerd naar [de minderjarige] en is de, beperkte, omgangsregeling ook niet nagekomen.
3.3.
Namens de man wordt aangevoerd dat hij er geen bezwaar tegen heeft dat de vrouw met [de minderjarige] naar [land] gaat, maar dat hij wil dat zij bereikbaar is en hem informeert als er iets is met [de minderjarige] . Hij verlangt niet van haar dat zij haar exacte adres in [land] geeft. Het onderliggende probleem is dat de vrouw blijft aanvoeren dat zij angst heeft voor de man, en inmiddels dus ook voor zijn familie, en dat zij weigert met de man te communiceren.
3.4.
De Raad voert aan dat het standpunt van de Raad in zijn algemeenheid is dat een ouder quality time met het kind moet kunnen hebben. Het is daarom voorstelbaar dat de vrouw met [de minderjarige] op vakantie wil. De Raad ziet geen bezwaar tegen toewijzing van dit verzoek. Het door de man gewenste contact met de vrouw over [de minderjarige] tijdens die vakantie kan via e-mail of whatsapp plaatsvinden. De hulpverlening kan hierbij een rol spelen.
3.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Dat de vrouw samen met [de minderjarige] enige tijd naar [land] wil gaan voor familiebezoek en vakantie, is gelet op de achtergrond van partijen, niet onbegrijpelijk. De eisen die de man in eerste instantie stelde, namelijk dat de vrouw details moest verstrekken over reisdata en haar verblijfplaats acht de rechtbank niet redelijk. Wel is het voorstelbaar dat de man op de hoogte gesteld wil worden in het geval er onverhoopt iets ernstigs aan de hand is met [de minderjarige] . Dat kan, zoals de Raad al aangaf, per e-mail of whatsapp, zonder dat daarvoor adresgegevens en verdere reisdetails verstrekt moeten worden. Hierbij merkt de rechtbank op dat de man afgelopen zomer ook zes weken naar [land] is geweest zonder de vrouw te informeren. Ook heeft hij, voor zover de vrouw weet, [de minderjarige] ook niet meegedeeld dat hij gedurende een aantal weken hem niet zou bezoeken. Als er in deze periode iets met [de minderjarige] was gebeurd had de vrouw de man ook slechts via whatsapp of e-mail kunnen informeren. De rechtbank zal de vervangende toestemming verlenen zoals verzocht, waarbij zal worden bepaald dat de vrouw de man via e-mail of whatsapp, rechtstreeks of via de hulpverlening, informeert zodra er iets is rondom [de minderjarige] waarover de man in het kader van zijn gezag geïnformeerd moet worden.
ten aanzien van de besnijdenis
3.6.
De vrouw voert aan dat zij [de minderjarige] wil laten besnijden, maar dat de man daarvoor slechts toestemming wil verlenen als hij bij de besnijdenis aanwezig kan zijn. De vrouw acht dit niet in het belang van [de minderjarige] . Als hoofdverzorgende en moeder zal zij bij de besnijdenis aanwezig zijn en zal zij [de minderjarige] ondersteunen. Als de man eveneens bij de besnijdenis aanwezig is, is de vrouw bang dat [de minderjarige] naast de spanning voor de besnijdenis zelf eveneens de spanning tussen de man en haar meekrijgt. Dat is niet in het belang van [de minderjarige] .
3.7.
De man stemt in met de besnijdenis, een belangrijke gebeurtenis binnen de Islamitische cultuur, en omdat dit een belangrijke gebeurtenis is wil de man bij de besnijdenis aanwezig zijn. De vrouw heeft geen enkele informatie omtrent de voorgenomen besnijdenis met de man gedeeld. Zo is de vraag of er sprake zal zijn van algehele narcose of van een plaatselijke verdoving. In het geval van het laatste is het juist van belang dat [de minderjarige] zijn vader bij zich heeft, zodat die hem kan troosten, geruststellen en eventueel afleiden. Ook maakt de man zich zorgen of [de minderjarige] wel voldoende voorbereid zal worden op de besnijdenis. Deskundigen adviseren een besnijdenis op zeer jonge leeftijd te laten doen. Hiermee wordt bedoeld jonger dan 1 jaar. [de minderjarige] is al 5 jaar en heeft een ontwikkelingsachterstand. Een besnijdenis kan bij kinderen tot trauma’s leiden, vooral als dit niet goed en zorgvuldig wordt voorbereid.
De man verzoekt om die reden dan ook de rechtbank het verzoek van de vrouw af te wijzen. Indien besnijdenis wel in het belang van [de minderjarige] wordt geacht te zijn, dan verzoekt de man de rechtbank bij zelfstandig verzoek te bepalen dat ook de man bij de besnijdenis aanwezig zal zijn.
De man vindt dat er nu, drie jaar na de echtscheiding, toch een keerpunt moet zijn dat de vrouw over dergelijke belangrijke onderwerpen met hem in overleg treedt. Er wordt door de hulpverlening echter alleen geluisterd naar de vrouw, die zegt dat ze angst heeft voor de man en dat zij geen persoonlijk contact met hem wenst. Daar had eerder al hulp op ingezet moeten worden. De vrouw wil echter op geen enkele manier met man de communiceren.
3.8.
De Raad onthoudt zich van advies. De Raad onderschrijft het standpunt van de KNMG en de jeugdgezondheidszorg, dat er begrip voor is dat ouders vanuit hun cultuur, geloof of overtuiging hun kind willen laten besnijden terwijl er geen medische noodzaak is, maar dat de besnijdenis een inbreuk is op het recht van kind om over het eigen lichaam te beslissen.
Ook in deze kwestie gaat het vooral over het gebrek aan communicatie tussen de ouders onderling, immers de ouders vinden beiden dat de besnijdenis moet plaatsvinden. Juist in deze kwestie zullen de ouders er samen uit moeten komen. Mocht de besnijdenis wel plaatsvinden, dan is het van belang dat bij een zodanig ingrijpende gebeurtenis niet alleen de moeder maar ook de vader aanwezig is.
3.9.
De rechtbank zal, onder verwijzing naar het standpunt van de Raad en de artsenfederatie KNMKG (De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst), het verzoek van de vrouw en het subsidiaire verzoek van de man afwijzen.
3.10.
De KNMG ziet niet-therapeutische circumcisie bij minderjarigen (jongensbesnijdenis) als een schending van de integriteit van het lichaam. Dit grondwettelijk vastgelegde recht beschermt mensen tegen ongewilde ingrepen in of aan het lichaam. Volgens de KNMG mogen minderjarigen alleen blootgesteld worden aan medische handelingen als er sprake is van ziekte of afwijkingen, of als overtuigend aangetoond kan worden dat de ingreep in het belang is van het kind, zoals bij vaccinaties. Het zonder medische reden chirurgisch verwijderen van de voorhuid bij jongens is schadelijk en een ernstige schending van fundamentele kinderrechten, stelt de KNMG in haar standpunt niet-therapeutische circumcisie bij minderjarige jongens.
De rechtbank voegt hier nog aan toe, onder verwijzing naar "De rol van de staat in familierelaties: meer of minder?", druk I, 2015, door Katharina Boele-Woelki, dat de Nederlandse context zwaar weegt naast het feit dat jongensbesnijdenis een onherstelbare fysieke ingreep zonder medische noodzaak is, die de jongen later zelf kan uitvoeren als hij een leeftijd heeft bereikt waarop hij daarover kan oordelen.
3.11.
Nu er in de onderhavige kwestie geen sprake is van een medische noodzaak is het, gelet op dat standpunt, niet aan de rechtbank om vervangende toestemming te verlenen voor een zodanig ingreep. Het is aan de ouders, die beiden achter de besnijdenis staan, om hierover met elkaar in gesprek te gaan, al dan niet met ondersteuning van hulpverlening.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent de vrouw toestemming, ter vervanging van de vereiste toestemming van de man, om voor de duur van maximaal twee weken met [de minderjarige] naar [land] te reizen in de herfstvakantie 2022, waarbij de vrouw de man via e-mail of whatsapp, rechtstreeks of via de hulpverlening, informeert zodra er iets gebeurt rondom [de minderjarige] waarover de man in het kader van zijn gezag geïnformeerd moet worden;
4.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Groningen door mr. H.L. Stuiver, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 september 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat. worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
fn: ah