ECLI:NL:RBNNE:2022:3510

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
18.207193.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel, belediging en diefstal met betrekking tot seksuele uitbuiting van een jonge vrouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een periode van tweeëneenhalf jaar schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, belediging en diefstal. De verdachte heeft een jonge vrouw, het slachtoffer, seksueel uitgebuit door haar verdiensten af te nemen en haar te dwingen tot prostitutie. Het slachtoffer dacht aanvankelijk dat zij een relatie met de verdachte had en dat het geld dat zij aan hem afstond, gespaard werd voor een gezamenlijke toekomst. De verdachte heeft het slachtoffer ook fysiek geweld aangedaan en haar bedreigd om te voorkomen dat zij naar de politie zou gaan. Daarnaast heeft hij een beledigende advertentie van het slachtoffer geplaatst op een website, wat haar eer en goede naam heeft aangetast. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18.207193.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 september 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 september 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks 1 april 2017 tot en met 17 november 2019 te Emmen en/of te Weiteveen en/of te
Assen en/of te Groningen en/of te Hoogeveen en/of te Ede en/of te [plaats] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksueleuitbuiting van die [slachtoffer] (sub 1°) en/of
  • heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige
handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachte(s) mededader(s) te bevoordelen uitde opbrengst van haar, [slachtoffer] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van een ander, te weten [slachtoffer] , (sub 6°), immers heeft hij, verdachte en/of diens mededader(s):
  • een (liefdes)relatie onderhouden met voornoemde [slachtoffer] en/of
  • tijdens voornoemde relatie voornoemde [slachtoffer] geslagen en/of uitgescholdenen/of
  • voornoemde [slachtoffer] voorgelicht omtrent prostitutie en verteld wat zij daarmee kon verdienenen/of voorgesteld aan die [slachtoffer] om in de prostitutie te gaan werken en/of
  • ( een) advertentie(s) op de website(s) www.speurders.nl en/of www.thuisontvangst.nl gemaakten/of geplaatst, waarin voornoemde [slachtoffer] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
  • afspraken gemaakt voor voornoemde [slachtoffer] met (potentiële) klanten voor prostitutie en/of
  • een telefoon en/of beltegoed aan voornoemde [slachtoffer] verstrekt, zodat zij contact kononderhouden met klanten voor prostitutie en/of
  • een hotelkamer geboekt voor voornoemde [slachtoffer] om klanten voor prostitutie te ontvangenen/of
  • voornoemde [slachtoffer] met de auto naar klanten voor prostitutie vervoerd en/of
  • voornoemde [slachtoffer] instructies en/of prijsafspraken gegeven voor afspraken met klanten voorprostitutie en/of
  • tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat zij niet moest zeuren en/of dat zij nog even vol moesthouden, als die [slachtoffer] aangaf dat zij niet meer wilde werken en/of
  • tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat zij strafbaar was, doordat zij als prostituee werkzaamwas (waardoor die [slachtoffer] niet naar de politie durfde te gaan) en/of
  • voornoemde [slachtoffer] verzocht om een tatoeage met zijn bijnaam op haar lichaam te laten zettenen/of
  • tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat hij, verdachte, het door haar verdiende geld zoubewaren, zodat zij in de toekomst samen een huis konden kopen en/of
  • een (gedeelte) van het door voornoemde [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of doorvoornoemde [slachtoffer] laten afstaan; 2.
hij op of omstreeks 24 augustus 2019 te Emmen, opzettelijk, [slachtoffer] , in het openbaar bij geschrift of afbeelding heeft beledigd, door op de website speurders.nl een advertentie te plaatsen met de naam "Geile [slachtoffer] " en/of de tekst "Heej lekkerding, Leuk dat je kijkt naar Mn profiel, Mn kutje is zoo nat dat ik hard genomen wil worden. Ik doe zowel met cndm als zonder cndm extra bijbetalen" en/of (daarbij) het telefoonnummer en/of (een) foto('s) van die [slachtoffer] (waarop tevens het gezicht van die [slachtoffer] zichtbaar was); 3.
hij op of omstreeks 3 december 2019 te Hoogeveen, een mobiele telefoon (merk Apple XS 10), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 december 2019 te Hoogeveen, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten de afgifte van 600,- euro, immers heeft hij, verdachte, de mobiele telefoon van die voornoemde [slachtoffer] meegenomen en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij haar telefoon terug zou krijgen indien ze hem, verdachte, 600,- euro zou betalen.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 en 3 primair, waarbij ten aanzien van feit 1 sprake is van seksuele uitbuiting in vereniging met toepassing van de dwangmiddelen geweld, misbruik van een kwetsbare positie en misleiding.
De officier van justitie acht de feiten te bewijzen op grond van de aangifte en nadere verklaringen van [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) die worden ondersteund door meerdere getuigenverklaringen, verklaringen van medeverdachten en processen-verbaal van bevindingen met betrekking tot, onder meer, onderzoeken naar Whatsappgesprekken tussen [slachtoffer] en verdachte, geplaatste seksadvertenties van [slachtoffer] en geboekte hotelovernachtingen door verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe - samengevat - aangevoerd dat de door de officier van justitie bedoelde getuigenverklaringen alle als de-audituverklaringen afkomstig zijn uit één bron, te weten [slachtoffer] . Dit betekent dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring van de feiten te komen. Specifiek ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman gesteld dat met het plaatsen van de gewraakte advertentie geen sprake is van belediging, omdat de tekst die in deze advertentie is gebruikt, een gebruikelijke tekst in dergelijke advertenties is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen en zakelijk weergegeven bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.
Daarbij is ieder bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feit 2
De rechtbank overweegt allereerst ten aanzien van feit 2 als volgt.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, af dat het verdachte is geweest die de seksadvertentie van [slachtoffer] op 24 augustus 2019 op de website Speurders.nl heeft geplaatst. Verdachte heeft het feit ontkend, maar uit onderzoek is gebleken dat deze advertentie is geplaatst vanaf het IP-adres van verdachte en zijn gezin.
1
Verder heeft [slachtoffer] een Whatsappgesprek gevoerd met een persoon met het telefoonnummer +
[telefoonnummer] , die in dat gesprek zijn excuus aanbiedt voor het plaatsen van bedoelde advertentie.
2[slachtoffer] heeft verklaard dat deze persoon verdachte moet zijn geweest omdat deze persoon details kent van wat er zich tussen hen heeft afgespeeld. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan het beoordelingsvermogen van [slachtoffer] in deze, omdat de advertentie ook vanaf het IP-adres van verdachte is geplaatst.
Gelet op deze combinatie van bewijsmiddelen gaat de rechtbank niet mee in de verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat veel mensen over hun wificode beschikten en het dus ook iemand anders geweest kan zijn die zich aan dit feit schuldig heeft gemaakt.
De rechtbank acht het plaatsen van de advertentie met het gezicht van aangeefster herkenbaar in beeld en met vermelding van haar telefoonnummer, naar zijn aard beledigend. Verdachte heeft – mede gelet op de inhoud van de whatsapp-conversatie – naar het oordeel van de rechtbank kennelijk met geen ander doel gehandeld dan [slachtoffer] in haar eer en goede naam aan te randen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman op dit punt en acht het feit bewezen.
Feit 1
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 1 als volgt.
Het bewijs in deze zaak
Volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de
bewezenverklaring als geheel en vereist niet dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund. Voorts strekt de bepaling ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen indien de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De aangifte en nadere verklaringen van [slachtoffer]
3houden – samengevat – het volgende in.
[slachtoffer] heeft begin 2017 verdachte leren kennen via een gezamenlijke vriend in België bij wie zij op dat moment verbleef. Zij had een problematische en onveilige jeugd achter de rug, waarin zij van haar twaalfde tot achttiende jaar in meerdere instellingen heeft verbleven. Zij had schulden en beschikte niet over een familie op wie zij voor hulp terug kon vallen. Verdachte was van haar situatie op de hoogte en gaf aan dat hij haar wilde helpen. Verdachte heeft haar vervolgens ondergebracht bij een man, genaamd [naam 1] , in Rhenen. In ruil voor dat onderdak moest [slachtoffer] een schijnhuwelijk met [naam 1] aangaan en moest zij [naam 1] van verdachte zijn zin geven als hij met haar naar bed wilde. In ruil daarvoor zou zij alles krijgen wat ze wilde. Nadat [slachtoffer] weigerde nog vaker met deze [naam 1] naar bed te gaan mocht ze daar niet langer verblijven en heeft verdachte haar naar Hoogeveen gebracht waar zij bij [naam 2] kon wonen.
Vanaf dat moment begon verdachte haar (weer) te wijzen op de voordelen van het werken in de prostitutie en haar daarover uitleg te geven. [slachtoffer] heeft daarop besloten om met verdachte “in zee te gaan”. Zij was inmiddels verliefd op hem en verkeerde in de veronderstelling dat zij samen een liefdesrelatie hadden en zij hoopte op een gezamenlijke toekomst met hem. Zij stond daarom aanvankelijk haar verdiensten uit de prostitutie vrijwillig aan hem af omdat zij niet wist waar ze het geld moest laten en hem vertrouwde en dacht dat hij het bewaarde voor hen samen. Al gauw ontstond daarop een situatie waarin zij onder druk van verdachte prostitutiewerkzaamheden moest verrichten en haar verdiensten daaruit aan hem moest afstaan. Eén en ander vond plaats zoals omschreven onder de feitelijke gedragingen onder B van de tenlastelegging. Geweld en het uiten van grove beledigingen werden daarbij door verdachte niet geschuwd als hij boos op haar was omdat zij bijvoorbeeld geen zin had om te werken. Pas toen zij erachter kwam dat verdachte een vriendin en kind had en zij zich realiseerde dat haar gevoelens voor hem niet wederzijds waren, kon ze het opbrengen met hem te breken.
De rechtbank overweegt dat uit de aangifte een beeld naar voren komt van een ongelijkwaardige en gewelddadige relatie waarin verdachte [slachtoffer] voor eigen gewin als prostituee liet werken en waarin [slachtoffer] door haar verliefdheid op hem, in combinatie met haar kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid, emotioneel onder controle van verdachte stond en zich niet aan zijn wil en invloedssfeer kon onttrekken. Dit beeld vindt ondersteuning in de verklaringen van de volgende getuigen.
[naam 2] heeft verklaard
4: “
[slachtoffer] is zachtaardig, te goed gelovig, beïnvloedbaar en daardoor naïef” (..) Ze werd vaak gebeld door haar vriend in die tijd dat ze bij ons woonde. Dan had hij weer geld nodig en dan moest zij werken in de prostitutie. (..) Ze had toen blauwe plekken en een bloedlip.(..) [slachtoffer] had eigenlijk oogkleppen op voor hem. [slachtoffer] was verliefd op hem. Hij was in eerste instantie ook wel verliefd op haar, maar dat ging als snel over op de prostitutie. (..)”Op de vraag wie deze ex-vriend van [slachtoffer] is, antwoordt zij:
“Ik weet dat hij [verdachte] als voornaam heeft.”
[medeverdachte] heeft verklaard
5: “
Ze was helemaal verliefd op [verdachte] , ze was helemaal gehersenspoeld door hem.(..) Ze was helemaal geobsedeerd door hem. Hoe slecht hij ook was ze ging terug.”Op de vraag “hoe weet je dat ze ruzie hadden”, antwoordt hij:
“Dan praatte ze stressend, had ze een blauwe plek op haar arm”.
[naam 3] heeft verklaard
6: “
Hij heeft dat hele meisje kapot gemaakt. Hij heeft haar in dat wereldje gebracht. [slachtoffer] was helemaal niet van dat wereldje. [slachtoffer] had problemen en hij heeft daar gebruik van gemaakt. (..) Dat [verdachte] , [slachtoffer] helemaal ging ompraten. Hij zag haar als zwakke schakel”.
De rechtbank merkt op dat [naam 3] niet uitsluitend uit eigen waarneming heeft verklaard, maar deze informatie onder meer heeft verkregen van [medeverdachte] . Omdat [medeverdachte] in de ten laste gelegde periode bij verdachte in huis heeft gewoond en [slachtoffer] naar eigen zeggen ook naar seksafspraken heeft vervoerd ziet de rechtbank zijn waarnemingen, die terugkomen in de verklaring van [naam 3] , redengevend voor het bewijs.
Verdachte heeft zelf verklaard:
7“Ze werd langzamerhand verliefd op mij. (..) Ze spoort niet, psychisch is ze niet goed. Het staat op haar kont. Ik denk als je tegen haar zegt: “spring van 30 hoog’’, dat ze dat dan ook doet.”
De rechtbank merkt op dat verdachte met deze verklaring, de aangifte en vorige getuigenverklaring ondersteunt voor wat betreft de gevoelens van [slachtoffer] voor hem. Op grond van de verklaring daarnaast van verdachte ter terechtzitting, dat hij met [slachtoffer] naar bed is geweest, acht de rechtbank de gedraging onder het eerste gedachtestreepje onder B, dat hij een (liefdes)relatie met haar heeft onderhouden, bewezen.
Over het moeten werken, het afdragen van geld aan verdachte en het idee van [slachtoffer] dat zij samen met verdachte een toekomst had, vindt de aangifte steun in voornoemde verklaring van [naam
2] , die daarover als volgt heeft verklaard4:
“ze werd vaak gebeld door haar vriend(de rechtbank begrijpt: verdachte)
in die tijd dat ze bij ons woonde. Dan had hij weer geld nodig en dan moest zij werken in de prostitutie. [slachtoffer] dacht dan dat het geld dat ze verdiende voor het nieuwe huisje was voor haar en haar ex-vriend.“ Op de vraag hoe vaak [slachtoffer] gebeld werd voor prostitutiewerk, antwoordt zij: “
ik denk ongeveer 30 keer per dag”Op de vraag wie haar dan belde, antwoordt zij: “
Haar ex-vriend maar ook klanten denk ik.”
Over het plaatsen van seksadvertenties op de website www.speurders.nl wordt de aangifte deels ondersteund door de bevindingen met betrekking tot feit 2, waarbij is komen vast te staan dat verdachte eenmaal een seksadvertentie van [slachtoffer] op www.Speurders.nl. heeft geplaatst. De opmaak, stijl en gegevens in deze advertentie komen overeen met eerder geplaatste advertenties.
Tegenover deze verklaringen staat de ontkennende verklaring van verdachte. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte op de verschillende aantijgingen steeds niet anders heeft gereageerd dan met een simpele ontkenning, zonder verdere uitleg. Op sommige punten verklaart hij aantoonbaar onjuist, kennelijk om de waarheid te bemantelen. Zo heeft verdachte tegenover de politie verklaard dat hij geen [naam 1] kent.
8terwijl uit financieel onderzoek is gebleken dat verdachte op 28 februari 2017 een geldbedrag naar de bankrekening van deze [naam 1] heeft overgemaakt.
9Dit roept, gelet op de verklaring van aangeefster over het verband tussen verdachte en [naam 1] in relatie tot de aanvang van de uitbuiting de nodige vragen op, waarop verdachte geen bevredigend antwoord heeft gegeven.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, nadat hij [slachtoffer] na haar verblijf in België in Hoogeveen heeft afgezet, geen enkel contact meer met haar heeft gehad. Deze verklaring wordt weerlegd door de overige bewijsmiddelen en is bovendien strijdig met zijn eerdere verklaring tegenover de politie dat hij [slachtoffer] nadien meermalen met de auto heeft vervoerd van en naar Emmen. Ook hetgeen [naam 2] heeft verklaard over het steeds bellen door verdachte van [slachtoffer] in de tijd dat [slachtoffer] bij haar in huis woonde, maakt dat de rechtbank deze verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde schuift.
Het betoog van de raadsman van verdachte, waarin deze een alternatief scenario schetst waarbij sprake is geweest van een oprechte liefdesrelatie zonder dwang tussen verdachte en [slachtoffer] , kan niet leiden tot een andere conclusie omtrent het tenlastegelegde, alleen al omdat verdachte zelf het bestaan van zo’n liefdesrelatie steeds stellig heeft ontkend.
De rechtbank acht op grond van de aangifte, die voor wat betreft de daarin geschetste context van de situatie waarin [slachtoffer] zich ten opzichte van verdachte bevond, en ook op onderdelen concreet door getuigenverklaringen wordt ondersteund, de feitelijke gedragingen zoals ten laste gelegd onder de verschillende gedachtestreepjes, onder B, bewezen, met uitzondering van het verzoeken door verdachte aan [slachtoffer] om een tatoeage met zijn bijnaam op haar lichaam te laten zetten. Van een dergelijk verzoek is uit de verklaring van [slachtoffer] onvoldoende gebleken. De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv.
De rechtbank leidt uit deze bewezenverklaarde feitelijke gedragingen af dat sprake is geweest van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), waarbij door verdachte met gebruikmaking van de dwangmiddelen geweld, dreiging met een andere feitelijkheid, misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht is gehandeld ten opzichte van [slachtoffer] . De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Dwangmiddelen
Geweld
Met betrekking tot het dwangmiddel geweld leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat verdachte [slachtoffer] meerdere keren heeft geslagen omdat hij dan boos op haar was. Gelet op de context waarin het geweld heeft plaatsgevonden, te weten in een gewelddadige relatie waarin [slachtoffer] zich naar de wensen van verdachte moest voegen en geld in het laadje moest brengen, ziet de rechtbank de toepassing ervan in direct verband staan met de prostitutiewerkzaamheden en het afdragen van verdiensten daarvan door [slachtoffer] aan verdachte. De rechtbank is van oordeel dat het geweld door verdachte werd gebruikt als instrument om zijn wil aan haar op te leggen en dat sprake is van geweld als dwangmiddel in de zin van voornoemde bepaling.
Dreiging met een andere feitelijkheid
Van dreiging met een andere feitelijkheid was sprake door tegen [slachtoffer] te zeggen dat zij strafbaar was omdat zij als prostituee werkte. Daardoor werd door verdachte voorkomen dat [slachtoffer] naar de politie zou stappen en bleef zij in zijn invloedssfeer verkeren en geld voor hem verdienen.
Misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht wordt verondersteld aanwezig te zijn als, kort gezegd, in het geval van seksuele uitbuiting, het slachtoffer in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden van een mondige prostituee in Nederland. Een dergelijke situatie wordt aangeduid als uitbuitingssituatie. Met het misbruik maken van een kwetsbare positie wordt gedoeld op een situatie waarin de betrokkene geen reële of aanvaardbare keuze heeft anders dan het misbruik te ondergaan.
Deze situaties overlappen elkaar grotendeels. Uit jurisprudentie volgt dat beide situaties ruim worden uitgelegd. Beoogd wordt een ruime bescherming te bieden aan slachtoffers. Allerlei omstandigheden kunnen hierbij een rol spelen. Te denken valt aan de financiële, psychische en sociale situatie waarin het slachtoffer zich bevindt.
[slachtoffer] was twintig jaar toen zij de zes jaar oudere verdachte leerde kennen. Zij had een problematische en onveilige jeugd achter de rug en had vanaf haar twaalfde tot achttiende jaar in meerdere instellingen gezeten. Zij had schulden en geen familie waarbij zij met haar problemen op terug kon vallen. Verdachte was van deze situatie op de hoogte en heeft zich over haar “ontfermd”. [slachtoffer] werd verliefd op hem en de rechtbank stelt zich voor dat zijn aandacht en getoonde betrokkenheid haar zeer welkom waren. Onder die omstandigheden heeft verdachte misbruik van haar kwetsbare positie gemaakt. De rechtbank ziet daarbij het onderbrengen van [slachtoffer] bij [naam 1] - met wie zij als tegenprestatie voor onderdak onder meer seks moest hebben - als een eerste stap van verdachte in het proces van het haar voor eigen gewin, in de wereld van de prostitutie te brengen. Door haar beïnvloedbaarheid in combinatie met haar gevoelens van verliefdheid voor verdachte was zij niet in staat zich aan zijn invloedssfeer te onttrekken en had zij geen andere keuze dan het misbruik te ondergaan.
Handelingen
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte de handelingen heeft verricht zoals opgenomen in de bewezenverklaring.
(Oogmerk van) uitbuiting
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat [slachtoffer] er met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door verdachte toe is gebracht om zich te prostitueren en verdachte hier financieel voordeel uit heeft gehaald, is de rechtbank van oordeel dat verdachte haar heeft uitgebuit.
Dat verdachte daadwerkelijk handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds ten aanzien van de dwangmiddelen is overwogen.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander onder deze omstandigheden in de prostitutie worden verricht terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
Het verweer van de raadsman wordt op alle onderdelen verworpen.
Geen medeplegen
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte ook andere personen heeft ingeschakeld bij de uitbuiting van [slachtoffer] . Het gaat dan in ieder geval om het vervoer naar de werkplek. Naar het oordeel van de rechtbank is echter onvoldoende komen vast te staan dat de bijdrage van deze personen aan het feit zodanig is geweest dat van medeplegen kan worden gesproken. Verdachte zal daarom van het ten laste gelegde medeplegen worden vrijgesproken
Feit 3, primair
De rechtbank acht diefstal van de telefoon bewezen op grond van de opgenomen bewijsmiddelen
10in onderling verband en samenhang bezien. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, op het moment dat hij de telefoon van [slachtoffer] afnam, handelde met het oogmerk om als heer en meester over de telefoon te beschikken, en daarmee van wederrechtelijke toe-eigening. Dat zij haar telefoon daarna voor € 600,- kon terugkrijgen doet daaraan niet af.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 april 2017 tot en met 17 november 2019 in Nederland,
A) een ander, te weten [slachtoffer] , telkens door geweld, door dreiging met een andere
feitelijkheid, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en, door misbruik van een kwetsbare positie
  • heeft vervoerd, overgebracht en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die[slachtoffer] (sub 1°) en
  • heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten vanseksuele aard (sub 4°) en
  • heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar,[slachtoffer] , seksuele handelingen met een derde (sub 9°) en
B) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van een ander, te weten [slachtoffer] , (sub 6°), immers heeft hij, verdachte:
  • een (liefdes)relatie onderhouden met voornoemde [slachtoffer] en
  • tijdens voornoemde relatie voornoemde [slachtoffer] geslagen en uitgescholden en
  • voornoemde [slachtoffer] voorgelicht omtrent prostitutie en verteld wat zij daarmee kon verdienenen voorgesteld aan die [slachtoffer] om in de prostitutie te gaan werken en
  • een advertentie op de website www.speurders.nl gemaakt en geplaatst, waarin voornoemde[slachtoffer] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en
  • afspraken gemaakt voor voornoemde [slachtoffer] met (potentiële) klanten voor prostitutie en
  • een telefoon en beltegoed aan voornoemde [slachtoffer] verstrekt, zodat zij contact kononderhouden met klanten voor prostitutie en
  • een hotelkamer geboekt voor voornoemde [slachtoffer] om klanten voor prostitutie te ontvangen en
  • voornoemde [slachtoffer] met de auto naar klanten voor prostitutie vervoerd en
  • voornoemde [slachtoffer] instructies en prijsafspraken gegeven voor afspraken met klanten voorprostitutie en
  • tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat zij niet moest zeuren en dat zij nog even vol moesthouden, als die [slachtoffer] aangaf dat zij niet meer wilde werken en
  • tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat zij strafbaar was, doordat zij als prostituee werkzaamwas (waardoor die [slachtoffer] niet naar de politie durfde te gaan) en
  • tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat hij, verdachte, het door haar verdiende geld zoubewaren, zodat zij in de toekomst samen een huis konden kopen en
  • een (gedeelte) van het door voornoemde [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of doorvoornoemde [slachtoffer] laten afstaan; 2.
hij op 24 augustus 2019 te Emmen, opzettelijk, [slachtoffer] , in het openbaar bij geschrift of afbeelding heeft beledigd, door op de website speurders.nl een advertentie te plaatsen met de naam "Geile [slachtoffer] " en de tekst "Heej lekkerding, Leuk dat je kijkt naar Mn profiel, Mn kutje is zoo nat dat ik hard genomen wil worden. Ik doe zowel met cndm als zonder cndm extra bijbetalen" en daarbij het telefoonnummer en foto's van die [slachtoffer] (waarop tevens het gezicht van die [slachtoffer] zichtbaar was);
3.
hij op 3 december 2019 te Hoogeveen, een mobiele telefoon (merk Apple XS 10), dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Mensenhandel
Eenvoudige belediging
3, primair Diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2 en 3 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op zijn standpunt ten aanzien van de bewijsvraag geen strafmaat verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van Reclassering Nederland d.d. 9 februari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 2 augustus 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van tweeëneenhalf jaar (met tussenpozen) schuldig gemaakt aan seksuele uitbuiting van een jonge vrouw. Het slachtoffer moest daarbij haar verdiensten aan verdachte afstaan en zij heeft langere tijd gedacht dat ze een relatie met verdachte had en dat het geld dat zij aanvankelijk vrijwillig aan hem afstond werd gespaard voor een gezamenlijke toekomst. Verdachte heeft het slachtoffer ook geslagen en gedreigd dat het werk dat zij deed strafbaar was, wat haar ervan moest weerhouden om naar de politie te gaan. Verdachte heeft puur voor eigen gewin misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin het slachtoffer zich bevond.
Mensenhandel waarbij het slachtoffer in de prostitutie wordt gebracht of gehouden en waar sprake is van geweld, is een vergaande vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt worden gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting kunnen voor een slachtoffer, zo is algemeen bekend, groot zijn.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging door het plaatsen van een seksadvertentie van het slachtoffer met haar gezicht herkenbaar in beeld op de website Speurders.nl. Verdachte heeft daarmee de eer en goede naam van het slachtoffer aangerand.
Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal van haar telefoon die zij vervolgens tegen betaling van € 600,- van hem kon terugkrijgen.
De rechtbank is van oordeel dat met name gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde seksuele uitbuiting volgt dat uit het oogpunt van normhandhaving en vergelding slechts kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstaf van langere duur. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting mensenhandel (categorie II), waarbij een oriëntatiepunt geldt van 14 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een bewezenverklaarde periode, variërend van een dag/dagen tot enkele maanden. Nu in deze zaak sprake is van een langere bewezenverklaarde periode en de veroordeling naast mensenhandel ook ziet op belediging en diefstal ziet de rechtbank aanleiding om de duur van de gevangenisstraf te verhogen naar 24 maanden.
De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met de ouderdom van de zaak en de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

[slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 192.200,- ter vergoeding van materiële schade en € 15.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De hoogte van de gestelde materiële schade is namens [slachtoffer] berekend op basis van het aantal dagen dat zij verklaard heeft te hebben gewerkt (961) keer € 200,00. Aangezien er geen sluitende boekhouding is en verdachte ook geen enkel inzicht heeft gegeven in de inkomsten en de uitgaven is aansluiting gezocht bij arresten van het Gerechtshof Den Haag uit 2018, waaruit volgt dat in de rechtspraak is aanvaard dat met een forfaitair bedrag van
€ 200,- per dag wordt gerekend. (zie bijvoorbeeld het arrest van 11 juli 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1710).
Subsidiair dient het aantal dagen waarvoor mensenhandel niet bewezen wordt keer 200 euro op het gevorderde bedrag in mindering te worden gebracht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot algehele toewijzing van de vordering voor wat betreft de gestelde immateriële schade. Het bedrag voor de materiële schade dient naar beneden te worden bijgesteld tot € 150.000,- omdat er een aantal maanden is geweest waarin [slachtoffer] zich aan de invloedssfeer van verdachte had onttrokken en niet voor hem werkte. Verder dient vergoeding van de wettelijke rente plaats te vinden en dient de schadevergoedingsmaatregel te worden toegepast.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering vanwege het late tijdstip waarop deze is ingediend en het een vordering betreft die niet eenvoudig van aard is. Subsidiair moet er in matigende zin rekening worden gehouden met periodes waarin [slachtoffer] niet voor verdachte heeft gewerkt. Zulks ter vaststelling door de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt allereerst dat zij de vordering niet ingewikkeld van aard acht en ziet in de late indiening ervan dan ook geen reden om deze niet-ontvankelijk te verklaren.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat [slachtoffer] schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde.
Materiële schade
De rechtbank neemt, bij gebreke van een deugdelijke financiële administratie, als uitgangspunt voor het bepalen van de hoogte van de schade een bedrag van € 200,- per gewerkte dag. Op basis van de verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd wordt de periode die [slachtoffer] gedurende de bewezen verklaarde periode in ieder geval voor verdachte heeft gewerkt geschat op een jaar. Dit betekent dat een bedrag van (365 dagen keer x € 200,- =) € 73.000,- voor toewijzing in aanmerking komt.
Immateriële schade
De rechtbank gaat ervan uit dat [slachtoffer] niet gedurende de gehele bewezen verklaarde periode binnen de invloedssfeer van verdachte heeft verkeerd en stelt op grond van alle feiten en omstandigheden vast dat zij voor minimaal € 10.000,- schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de immateriële schade tot dat bedrag toewijzen.
De rechtbank beschikt ten aanzien van de overige delen van de vordering (materieel en immaterieel) over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Resumerend leidt het voorgaande tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van
€ 83.000,00 (€ 73.000 + € 10.000), vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 november 2019.
De rechtbank stelt vast dat bij de uitvoering van het feit door verdachte een andere persoon betrokken is geweest en dat deze persoon en verdachte naar civielrechtelijke maatstaven voor een deel van de immateriële schade, te weten voor een bedrag van € 3.000,-, hoofdelijk aansprakelijk zijn. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding ten aanzien van dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien en voor zover de medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 266, 273f en 310 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte (deels hoofdelijk, te weten voor een bedrag van € 3.000,-, aldus dat als de medeverdachte betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd), om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 83.000,00 (zegge: drieëntachtigduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 november 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte (deels hoofdelijk, te weten voor een bedrag van € 3.000,-, aldus dat als de medeverdachte betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd) de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 83.000,00 (zegge: drieëntachtigduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 73.000,00 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 365 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of de medeveroordeelde voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. M.B.W. Venema, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 september 2022.
Mr. Nolta is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van feit 1

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 augustus 2019, opgenomen op pagina 246 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRCC19012 YERSEY, d.d. 15 september 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
A: Het begon ongeveer twee en half jaar geleden. Ik ken [verdachte] via een ex-vriend van mij. [verdachte] en ik hadden contact via Facebook. Ik heb mijn levenstoestand uitgelegd en hij wou mij wel helpen.
(p. 247) [verdachte] heeft mij onderdak gegeven bij zijn vriend in huis. Dat was bij [naam 1] , hij woonde aan de [straatnaam] in Rhenen. In ruil dat ik bij [naam 1] zou gaan wonen moest ik me schrijven bij de gemeente. We zouden dan een soort van trouwen of zo dat [naam 1] iets met papieren zou krijgen. Als ik dat zou doen zou ik alles krijgen wat ik wou. [naam 1] wilde met mijn naar bed. Ik heb [verdachte] gezegd dat ik dat niet wilde. [verdachte] heeft toen gezegd dat ik maar gewoon moest doen wat hij wilde. Omdat [verdachte] het zei ben ik met [naam 1] naar bed geweest. Ik dacht dat ik op dat moment een relatie had met [verdachte] . Onder relatie met een man versta ik een intieme relatie. De achternaam van [naam 1] is [naam 1] . Ik ben één van die dagen naar een ex-vriend nu een goede vriend van mij. Zijn naam is [naam 14]. Ik ben bij [naam 14] blijven slapen. Ik heb dat tegen [naam 1] gezegd.
[naam 1] heeft het waarschijnlijk aan [verdachte] verteld dat ik bij mijn ex-vriend was. Ik zat op de laptop van [naam 1] en zat op Facebook. Ik kreeg een berichtje van [verdachte] dat ik al mijn spullen kon inpakken en dat ik zo snel mogelijk moest weg wezen en per direct het huis uit moest. Ik ben toen weggegaan zonder mijn spullen, want hij dreigde dat hij onderweg was en als ik niet het huis uit was dan zou ik zien wat er gebeurde en dan was het te laat. [verdachte] heeft niet gezegd waarom ik weg moest. Als hij dreigt gaat er een knopje om en dan ziet hij alles zwart. Ik stond buiten en heb aangebeld bij een vrouw en gevraagd of ik mocht bellen. Ik heb [naam 1] gebeld. [naam 1] zei dat hij onderweg was en ik heb me verstopt voor [verdachte] .
[naam 1] stelde mij gerust want ik was in paniek en moest huilen. Ik voelde me nergens meer veilig, omdat [verdachte] mij gedreigd had dat hij onderweg was en dat ik het zou zien.
Die avond is [verdachte] langsgekomen. Hij heeft mij gevraagd wat de bedoeling is. Ik heb hem gezegd dat ik [naam 1] zal helpen en me netjes zal gedragen. Ik zei dat omdat ik wel wist [verdachte] niet wilde dat ik contact had met andere mannen en dat ik me zou focussen op [naam 1] en [verdachte] . Hij wilde dat ik me zou focussen op [naam 1] en [naam 1] zou verwennen. Dat ik [naam 1] zijn zin geef en dat ik [naam 1] vermaak en dat ik geen contact heb met andere mensen. Toen was het even weer rustig en was er niets aan de hand.
(p. 248) De volgende dag vroeg [naam 1] of ik met hem naar bed wilde. Ik heb toen nee gezegd. De volgende dag had ik via WhatsApp contact met [verdachte] . [verdachte] vertelde toen dat [naam 1] niet meer wilde dat ik bij hem in huis zou zijn. [verdachte] heeft mij geholpen met het inpakken van mijn spullen. Voordat we daar weggingen hebben [verdachte] en ik daar nog seks gehad.
[verdachte] heeft mij afgezet bij [naam 2] in Hoogeveen. Op 9 maart 2017 ben ik in Hoogeveen aangekomen.
Ik had contact met [verdachte] . Hij woonde in Angelslo. Hij woonde daar met [medeverdachte] . [verdachte] begon weer over als ik een vrouw was dan wist ik het wel. Hij bedoeld daar mee om in de prostitutie te werken. Omdat ik twijfelde heeft hij mij uitgelegd hoe het werkte. Hij heeft mij verteld hoe het in zijn werk ging. Wat ik kon verdienen. Toen heb ik ja gezegd. Ik ben met [verdachte] in zee zou gaan. Ik heb uiteindelijk de beslissing genomen omdat ik zelf ook openstaande rekeningen had en geld nodig had. Ik heb het een kans gegeven.
[verdachte] zou een telefoon regelen. Hij zou een account voor een website maken. Ik moest foto's van mijn zelf maken en die naar hem toesturen voor de website. Ik heb de foto's zelf gemaakt. De advertentie stond op speurder en thuisontvangst. Ik stond alleen met mijn lichaam op de foto's. [verdachte] begon met mailen naar klanten. De eerste dag dat ik begon had [verdachte] de telefoon.
Die dag had ik ook mijn eerste klant. Dat was op de carpool bij Oosterhesselen. [verdachte] wachtte tussen de auto's en ik werd opgepikt door de klant. Ik heb zelf met de klant afgerekend.
De taakverdeling was zo dat [verdachte] en [medeverdachte] SMS contact of mailcontact hadden. Als er gebeld werd nam ik de telefoon op. Mijn werknaam was [naam 4] .
A: Als er tijd was en [verdachte] kon niet rijden dan reed [medeverdachte] voor mij.
Op een gegeven moment had ik via WhatsApp contact met [verdachte] over [medeverdachte] . [verdachte] zei dat hij wilde dat ik van hem zou zijn. [verdachte] wilde dat wij vriend en vriendin zouden worden, een koppel. Ik wilde dat ook wel heel graag. [verdachte] heeft toen gezegd als ik dan zou werken als escort dan zou ik niet tegen [medeverdachte] mogen zeggen dat ik heb gewerkt. Als [medeverdachte] zou rijden voor [verdachte] zou ik niet mogen zeggen hoeveel ik heb verdient dan zou ik [medeverdachte] een lager bedrag gegeven. Dat moest ik doen van [verdachte] . Het werk liep niet meer goed dus [verdachte] heeft mij gevraagd op internet rond te voor een club.
Ik heb een club gevonden in [plaats] , genaamd [naam club] . Die zelfde avond heeft [verdachte] mij daar heen gebracht en ik kon gelijk beginnen met werken. Dat was op 12 juli 2017. Ik heb daar vier weken gewerkt.
A: [verdachte] kwam 1 of 2 keer per week om het geld op het halen. Hij stopte dan een eindje bij de club vandaan en ik moest daar naar toe lopen en het geld afgeven.
(p. 249) Al het geld wat ik daar heb verdiend is allemaal naar [verdachte] gegaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 13 augustus, 2019 opgenomen op pagina 251 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
(p. 253) V: Je zei ook als [verdachte] dreigt dan gaat er een knopje om en dan ziet hij alles zwart.
V: Kun je uitleggen wat je hiermee bedoelt?
A: Dan maakt [verdachte] mij zwart. Hij kleineert me dan.
A: We zaten in de auto, hij stopte de auto en gaf mij een klap. Ik was namelijk weer begonnen over het feit dat ik alleen goed was om geld te verdienen en dat wij nooit samen leuke dingen deden.
(p. 254) [verdachte] zei ik een kankerezel was. Dat ik teveel zeurde en een ondankbaar persoon was. Ondertussen gaf hij me nog twee klappen. Toen kreeg ik angst voor hem.
(p. 255) V: Hoe komt je na [naam 3] weer met [verdachte] in contact.
A: Ik kreeg een bericht van [verdachte] . Ik heb toen met [verdachte] gebeld.
V: Wie bepaalde wat de klanten moesten betalen?
A: [verdachte] bepaalde dit. Ik wist niet van hoe en wat. In het begin mailde of sms-te [verdachte] met de klanten en later deed ik dat zelf. Dat liep niet zo makkelijk. Ik kon de prijzen niet goed onthouden. Dan krijg ik weer op mijn kop.
V: Hoeveel van je verdiende geld gaf jij aan [verdachte] ?
A: Alles
(p. 256) V: Waarom gaf jij [verdachte] dat geld?
A: Ik wist zelf niet waar ik het geld moest laten en ik vertrouwde hem. Ik dacht dat het voor ons samen was. Hij telde ook alles na en als het niet klopte ging [verdachte] uit zijn dak. Hij dacht dan dat ik loog en werd hij boos.
A: [verdachte] kreeg al mijn geld in handen. Hij betaalde mijn rekeningen met mijn pinpas. Hij wist mijn pincode. Ik had mijn pinpas niet bij me. Die was constant bij [verdachte] . Als ik om mijn pinpas vroeg wilde hij weten waarvoor ik hem wilde gebruiken. V: Hoe kwam jij aan geld om dingen voor je zelf te kopen?
A: Werken. Ik hield wel eens geld achter voor hem en daar kocht ik wat van. Soms regelde ik zelf klanten. En soms kreeg ik geld van [verdachte] voor een winterjas of een kapper.
V: Hoe reageerde [verdachte] als je niet kon of wilde werken?
A: Dat kon alle kanten opgaan. Hij zei dan: Hou het nog even vol? Ik wilde dan niet en ontstond er
een ruzie. Hij kwam dan bij me op de kamer en pakte mijn telefoon. Ik heb vaker gezegd dat ik niet wilde werken maar deed het uiteindelijk toch. [verdachte] kwam binnen op mijn kamer dan draait hij zich om en geeft me klap in mijn gezicht. Hij zegt dat ik gewoon moet doorwerken. Ik moest ophouden met zeuren.
V: Hoe kwam dat op je over ?
A: Als ik niet kan werken. Angst voor hem. Als ik hem hoofdpijn geef wordt hij agressief.
A: Ik had namelijk ook thuisontvangst.
V: Waar was dat ?
A: In Weiteveen. Straat heet [straatnaam] . Ik dacht [straatnaam] .
(p. 257) V: Dat was voor jezelf ?
A Ja, dat had [verdachte] voor mij geregeld.
A: Er was een koppel waar ik woonde. [verdachte] had geregeld dat ik contact met ze kreeg. Ik kwam daar voor een massagesalon maar dat was er niet. Het was gewoon een sexhuis, een soort club. Er zaten kamertjes in die loods. Dit was in Assen.
A: Ik had alleen vrij als er niets te doen. Als ik geen klanten had.
V: Hoe kwam jij bij klanten?
A: Ik werd gebracht door [verdachte] , [naam 3], [medeverdachte] . Ook kwamen klanten bij me thuis.
V: Wat waren je Werknamen ?
A: [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 15] en [naam 9] (p. 266) V: Waarom ben je gestopt met het werken voor [naam 3] ?
A: Omdat ik weet in contact kwam met [verdachte] .
A: [verdachte] heeft toen weer een andere kamer voor mij geregeld in Angelslo. [straatnaam] te Emmen.
(p. 267) A: Toen ik nog bij mijn tante woonde aan [straatnaam] in Hoogeveen heb ik via [naam 1] weet contact met [verdachte] gezocht. Dat was ongeveer zes weken geleden. Ik werd weer onrustig en ik nam weer contact op met [verdachte] . Dat zijn gevoelens van ik mis hem. Ik miste de duivel die altijd naast mijn zijde stond.
A: Tijdens het rijden zei hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) niets tegen mij. Toen reed hij naar een carpoolplaats. Toen stopte hij de auto. Hij gaf mij eerst een klap op mijn gezicht.
A: Hij sloeg mij zo hard dat dat ik een bloedneus had en een dikke lip.
V: Waarom deed hij dat dan?
A: Ik was bij een klant geweest en daar ben ik gaan wonen en mocht daar ook ontvangen. Ik ging weg bij die klant en liet niks weten aan [verdachte] . Ik was aan het WhatsAppen met [verdachte] en toen wilde hij langs komen om geld op te halen.
(p. 269) A: [verdachte] heeft mij vier keer geslagen. Drie was gewoon klap en één keer toen ging het mis. De andere keer dat hij mij sloeg was toen wij onderweg waren naar Weiteveen. Hij sloeg mij toen twee keer. Dit deed geen pijn. Ik werd wel angstig omdat hij veel enge woorden gebruikte. Hij zei dat ik moest werken en dat hij voor het weekend duizend euro wilde hebben. Op de carpool bij Assen heeft hij mij ook geslagen. Op de parkeerplaats bij sporthal de Timp heeft hij mij ook geslagen drie of vier keer achter elkaar met de vlakke hand geslagen. Dit was de eerste keer dat hij mij sloeg.
(p. 270) V: In het informatief gesprek van juni 2019 vertelde je dat [verdachte] tegen jou had gezegd dat je niet naar de politie hoefde te gaan omdat je als hoer strafbaar was.
V: Geloofde je [verdachte] dat jij strafbaar zou zijn als je als hoer zou werken?
A: Ja, ik dacht dat. Omdat ik dacht dat het werk als prostituee strafbaar was en omdat het zwart was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 27 november 2019, opgenomen op pagina 277 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] : (p. 278) V: Hoe heb je je jeugdjaren beleefd, dan praten we met name over de periode van 12 tot en met 18 jaar?
A: In het kort heb ik in totaal 6 tot 8 instellingen gezeten.
V: In hoeverre is er een kantelpunt in jouw jeugd geweest waarvan jij zegt, vanaf dat moment ging het wel of niet goed met mij? In de periode tot 18 jaar
A: Toen ik nog een klein kind was had ik nog een mooie jeugd. Vanaf de instellingen tot het eind dat ik 18 jaar was werd het alleen maar erger.
( p. 281) A: Toen ik 18 was ben ik daar (de rechtbank begrijpt: Het Poortje) weggegaan.
(p.285) V: De eerste keer dat je in de prostitutie aan het werk ging. Hoe was jouw financiële situatie toen?
A: ik had schulden, van de zorgverzekering die 600-1000 euro. Ik had de prostitutie toen een kans gegeven. Ik had heel snel dit geld verdiend, binnen een paar dagen. Ik gaf al mijn geld aan hem. Ook het geld van de eerste klant gaf ik aan hem. Ik gaf dat geld aan hem omdat ik dacht dat ik hem wel kon vertrouwen. Hij hielp mij toen ook met de uitkering enz.
V: wat zou hij met dat geld dat jij aan hem gaf gaan doen?
A: sparen, voor mijn gevoel. Een soort van toekomst samen opbouwen.
V: Een toekomst opbouwen?
A: ja, op een gegeven moment dacht ik dat we samen een toekomst hadden, dat hij mij leuk vond. Ook tijdens de seks die ik met hem had gaf hij ook weleens aan dat hij van mij houdt.
(p. 286) A: eerst gaf ik het hem op eigen initiatief, maar daarna werd het dwang. Op een gegeven moment wilde hij alles weten, hoeveel klanten ik had gehad, hoeveel ik had verdiend. Ook moest ik van hem een minimaal bedrag verdienen. Ik wilde heel graag een kat, [verdachte] gaf aan dat het goed was. Ik had al een kat gezien. Het geld dat ik verdiende met het werk, gebruikte ik voor deze kat. Ik had deze kat dus gekocht. Dit vond [verdachte] niet goed. Hij vond dat ik dat zonder zijn weten niet mocht kopen. Hij was hier boos over en ik kreeg toen klappen van hem. Hij zei toen heel agressief dat ik moest gaan doorwerken.
V: hoe geef je hem dat geld?
A: hij komt een paar keer langs. Hij appt mij dan, komt even langs, heeft geen tijd en dan neemt hij het geld in ontvangst van mij en rijdt weg. V: Wat deed je allemaal met deze rekening?
A: [medeverdachte] en [verdachte] regelden de advertenties, bijvoorbeeld het omhoog plaatsen, later moest ik deze zelf regelen. Toen ik de advertenties zelf moest regelen, zoals omhoog plaatsen, toen ging dat van mijn rekening af.
V: Wie had er allemaal een pasje van deze rekening?
A: Er was maar 1 pasje en dat pasje had [verdachte] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 januari 2020, opgenomen op pagina 303 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
(p. 304) V: Van wanneer tot wanneer heb je gedwongen in de prostitutie moeten werken?
A: Vanaf het begin 2017 tot en met eind 2019, in november toen met het hotel. In begin 2017, februari of maart begon het. Toen woonden [verdachte] en [medeverdachte] nog samen in het huis aan [straatnaam] in Angelslo.
(p. 305) V: heeft [verdachte] de advertenties die jij zelf hebt geplaatst ook gecontroleerd?
A: ja. Ik moest de dingen die ik niet fijn vond zoals anaal er op staan maar dan moest ik van hem er
(p. 318) A: Het begon bij [verdachte] en [medeverdachte] . Daarna was het [verdachte] . Daarna [medeverdachte] en naam 17. Daarna weer [verdachte] . En in de tussentijd nog in België.
V: Naam 16 heeft jou toch ook weleens gereden? Hij heeft jou toch ook weleens naar klanten gebracht?
A: ja dat klopt, dat was voor [verdachte] .
V: als Naam 16 jou naar een klant brengt, hoe gaat het dan met het geld?
A: dat moest ik aan Naam 16 geven, hij gaf dat dan weer aan [verdachte] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 25 november 2019, opgenomen op pagina 609 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 10] :
(p. 610) V: Hoe bent u in contact gekomen met [slachtoffer] ?
A: via een betaalde date, eind februari begin maart, twee a drie jaar geleden. Op speurders.
(p. 611) V: Met wie nam zij contact op als zij klaar was bij u?
A: Dat ging via een SMS of een telefoontje. Dat ging kort: “Ik kom eraan”. Ze belde een man, ze had het geluid iets te hard staan. Die man praatte met een buitenlands accent. Als ik het moet plaatsen lijkt het me iets Turks of Marokkaans.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 oktober 2019, opgenomen op pagina 635 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
(p. 636) A: [slachtoffer] is zachtaardig, te goed gelovig, beïnvloedbaar en daardoor naïef.
(p. 639) A: ze werd vaak gebeld door haar vriend in die tijd dat ze bij ons woonde. Dan had hij weer geld nodig en dan moest zij werken in de prostitutie. [slachtoffer] dacht dan dat het geld dat ze verdiende voor het nieuwe huisje was voor haar en haar ex-vriend. V: kun je aangeven hoe vaak ze gebeld werd voor het prostitutiewerk?
(p. 640) A: ik denk ongeveer 30 keer per dag V: wie belde haar dan?
A: Haar ex-vriend maar ook klanten denk ik.
V: Wat kun je vertellen over het geld dat ze verdiende met deze prostitutiewerkzaamheden? A: dat moest ze afstaan aan haar ex V: hoe weet je dat?
A: dat heeft ze aan mij verteld. In het begin wist ik dat niet. Op een gegeven moment kreeg ik het wel door. Hij sprak dan met [slachtoffer] af en dan moest ze het geld afstaan. Ze had dan een paar klanten gehad en kennelijk wist hij dat en dan stond hij ergens klaar om het geld te innen.
V: we hebben het steeds over deze ex-vriend van [slachtoffer] . Wie is dit?
A: Ik weet alleen dat hij [verdachte] als voornaam heeft.
(p. 641) A: Ze heeft me 1x gebeld en toen zat ze in Assen. Ze had toen blauwe plekken en een bloedlip. Dit liet ze mij toen zien via videobellen.
V: waar zaten die blauwe plekken?
A: op de bovenarmen.
(p. 642) V: Hoe ging dat verder ze belde (video) met jou en toen?
A: we hebben tegen haar gezegd of ze niet moest stoppen met die man, en of het wel verstandig is wat ze doet. [slachtoffer] had eigenlijk oogplekken op voor hem. [slachtoffer] was verliefd op hem. Hij was in eerste instantie ook wel verliefd op haar, maar dat ging als snel over op de prostitutie.
(p. 643) V: Hoeveel telefoons had [slachtoffer] ?
A: 2 telefoons. 1 had ze zelf gekocht en 1 kreeg ze van [verdachte] .
V: Wat gaf ze dan aan geld uit in die tijd?
A: het meeste ging naar [verdachte] .
V: hoe weet je dat het meeste geld naar hem ging?
A: omdat ze mij dat verteld heeft. We hebben zo een relatie met elkaar, [slachtoffer] en ik, dat we eerlijk zijn naar elkaar.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 31 maart 2021, opgenomen op pagina 23 e.v. van het aanvullend proces-verbaal behorend bij voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3] (gehoord als medeverdachte)
(p. 35) V: Wat zei ze dan over [verdachte] ?
A: Dat zij weg wilde. Maar ze deed het niet, ze ging niet weg
A: ze zat in die situatie, ze was verliefd en bleef daarbij. Ze ging kapot. Ik heb zo vaak tegen haar gezegd, je moet daar weg, het is gevaarlijk. Maar ze ging niet weg.
A: Zij was bezig met [verdachte] . Als ik ertussen zou komen, dan zou ik bedreigd worden.
A: Ze heeft het hoofdstuk met [verdachte] nooit afgesloten. Ze is helemaal gek op [verdachte] en hij zoekt ook elke keer contact met haar.
(p. 36) V: Wat weet je over het prostitutie werk van [slachtoffer] ?
A: Dat ze met [verdachte] werkte, zij als prostitué.
(p. 41) A: Ik weet dat [verdachte] altijd alles van haar afpakte.
(p. 42) V: [slachtoffer] doet geen aangifte tegen jou maar wel tegen [verdachte] . Wat vind je daarvan?
A: Terecht. Hij heeft dat hele meisje kapot gemaakt. Hij heeft haar in dat wereldje gebracht.
[slachtoffer] was helemaal niet van dat wereldje. [slachtoffer] had problemen en hij heeft daar gebruik van gemaakt
V: Maar hoe weetje dit?
A: Dat heeft [medeverdachte] mij vertelt. Dat weet ik omdat [verdachte] en mijn broer [medeverdachte] samen woonden.
V: Wat bedoelde je met dat [verdachte] met [slachtoffer] wilde werken?
A: Werken in de prostitutie. Dat [verdachte] , [slachtoffer] helemaal ging ompraten. Hij zag haar als zwakke schakel.
A: [medeverdachte] vertelde dat [verdachte] haar in de prostitutie had gezet. Dat [verdachte] ,
[slachtoffer] bij een vriend van hem voor een nacht heeft achtergelaten voor geld. Zo is het begonnen.
(p. 43) V: Hoe zag het inkomen van [verdachte] eruit, waar verdiende hij zijn geld mee?
A: Dat weet ik niet. Ik weet wel dat hij veel schulden had opgebouwd in de periode voordat hij bij ons kwam werken. Hij vertelde dat aan mij. Van het niet breed hebben is hij opeens gegaan naar iemand met een dikke auto, tatoeages, kettingen en vakanties naar Turkije.
(p. 44) A: Dat [verdachte] op het geld van [slachtoffer] uit was en dat [slachtoffer] dat werk deed. Maar dat hoorde ik achteraf. Eerst van [medeverdachte] toen samen woonde met [verdachte] en eruit ging en later van [slachtoffer] toen ze mij opbelde.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 31 maart 2021, opgenomen op pagina 49 e.v. aanvullende proces-verbaal bij voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] (gehoord als medeverdachte)
(p. 58) V: Hoe weet je dat ze werkzaam was in de prostitutie?
A: Zij heeft mij dat verteld. En ze heeft mij wel eens gevraagd of ik haar wilde helpen. Ze heeft me wel eens gevraagd of ik haar ergens heen kon brengen. Het was niet vaak, niet elke dag ofzo. Soms een paar weken niet, soms een dag wel. Ze was helemaal verliefd op [verdachte] , ze was helemaal gehersenspoeld door hem.
(p. 61) A: Maar ik heb wel eens sigaretten gekregen of ze kocht wat eten.
(p. 63) A. Ze was helemaal geobsedeerd door hem. Hoe slecht hij ook was ze ging terug naar hem. V: Hoe weet je dat ze ruzie hadden?
A: Dan praatte ze stressend, had ze een blauwe plek op haar arm.
V: Je zegt een blauwe plek, hoe weet je dat?
A: Dat heb ik gezien.
(p. 64) V: Waar heeft zij allemaal gewerkt?
A: Toen ik in Emmen was heb ik haar wel rondom Emmen gebracht.
9. De door verdachte ter terechtzitting van 12 september 2022 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudend:
Het klopt dat ik met [slachtoffer] naar bed ben geweest. Zij is gewoon een dombo, een domme olifant.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 31 augustus 2020,opgenomen op pagina 190 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
(p. 198) A: Ze werd langzamerhand verliefd op mij.
(p. 199) A: Ze spoort niet, psychisch is ze niet goed. Het staat op haar kont. Ik denk als je tegen haar zegt: “spring van 30 hoog’’, dat ze dat dan ook doet.
(p. 200) V: wat heeft ze jou verteld over haar jeugd?
A: dat haar moeder verslaafd was, dat haar vader en moeder gescheiden waren en dat ze heel vaak sliep bij haar tante of opa. Ze vertelde ook dat haar opa 3 of 4 jaar terug opgepakt was op de boerderij.
V: waarom was die opa opgepakt?
A: volgens mij voor drugs. [slachtoffer] gebruikt zelf ook drugs, cocaïne.
(p. 201) V: Wie is [naam 1] ?
A: ken ik niet
V: hij woont aan de [straatnaam] in Rhenen. Misschien zegt dit adres jou wel iets?
A: Nee. Het zegt mij niks.
(p. 204) V: Hoe was de financiële positie van [slachtoffer] op dat moment?
A: Wat ik net al zei, haar ouders hadden het niet breed, die tante van haar ook niet. Dat haar moeder een junkie is. Ze had verteld dat haar ouders gescheiden waren. En ze had in België verteld dat ze ook eigenlijk geen andere keuze dan het werk dat ze nu doet of deed.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2019, opgenomen op pagina 719 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Door ABN AMRO is een overzicht uitgeleverd van het bestandstype PDF en één Excel bestand met daarin de rekeningmutaties van bankrekening [rekeningnummer] ten name van [verdachte] over de periode 1 januari 2017 tot 1 oktober 2019.
(p. 721) Er vindt op 28 februari 2017 één afschrijving plaats met als bestemming bankrekening
[rekeningnummer] ten name van [naam 1] . Uit gegevens van de ING Bank blijkt dat bankrekening [rekeningnummer] op naam staat van [naam 1] , geboren [geboortedatum] , met het adres [straatnaam] te Rhenen.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2020, opgenomen op pagina 545 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant: [slachtoffer] verklaarde dat ze in verschillende hotels klanten heeft ontvangen. Ze vertelde over twee specifieke hotels dat ze in deze hotels onder dwang klanten heeft ontvangen en dat de boekingen bij deze hotels gedaan zouden door de verdachte [verdachte] . [slachtoffer] noemt de hotels:
  • [hotel 1] te Ede
  • [hotel 2] te Hoogeveen
(p. 546) Ik zag dat [verdachte] , wonende [straatnaam] in Emmen op 20 oktober 2017 een kamer bij [hotel 1] te Ede had geboekt. Het betrof een overnachting van vrijdag, 20 oktober 2017 op zaterdag, 21 oktober 2017 voor twee volwassenen voor het bedrag van 69 euro.
Van 4 november 2017 tot 5 november 2017 heeft [verdachte] in [hotel 2] te Hoogeveen kamer 212 geboekt voor een bedrag van 59 euro. De reservering is aangemaakt op 4 november 2019 om 07.55 uur. Om 08.02 uur van die morgen wordt er ingecheckt. De volgende morgen, 5 november 2019 om 11.29 uur wordt er uitgecheckt. Bij deze boeking staat het telefoonnummer van [verdachte] vermeld: [telefoonnummer].
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 augustus 2019, opgenomen op pagina 346 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op zaterdagochtend 24 augustus 2019 werd ik omstreeks een uur of 8 wakker en ik hoorde aan de geluidjes afkomstig van mijn mobiel dat er allerlei berichtjes binnenkwamen. Direct hierna heb ik zelf op de website van Speurders.nl gekeken. Ik trof daar een advertentie aan met de naam "Geile [slachtoffer] ". Daaronder zag ik foto's van mijzelf staan. Ik zag ook dat de volgende tekst bij de beschrijving van deze advertentie stond:
"Heej lekkerding, Leuk dat je kijkt naar Mn profiel, Mn kutje is zoo nat dat ik hard genomen wil worden. Ik doe zowel met cndm als zonder cndm extra bijbetalen. Je kunt me gerust bellen of appen voor meer info, mijn foto's zijn 100% echt [telefoonnummer] ". Het in de advertentie genoemde telefoonnummer is mijn mobiele nummer. Ik heb deze advertentie niet zelf op Speurders.nl gezet.
Hoewel de advertentie nu niet meer op Speurders.nl staat kan ik mij herinneren dat ik ergens uit kon opmaken dat de advertentie op zaterdag 24 augustus omstreeks 03.00 uur is geplaatst. Ik vermoed dat dit is gedaan door mijn ex [verdachte] .
Zaterdag heb ik direct nadat ik deze advertentie op Speurders.nl heb zien staan contact opgenomen met Speurders.nl. Ik heb hen een bericht gestuurd. Ik heb daarin aangegeven dat ik niet diegene ben die de advertentie had geplaatst en dat ik wilde dat deze verwijderd zou worden omdat mijn foto's, naam en telefoonnummer daarin werden genoemd.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 augustus 2019,opgenomen op pagina 370 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb onmiddellijk onderzoek gedaan op de site van speurders.nl. Ik zag dat daar in de rubriek erotiek een seksadvertentie stond met de titel Geile [slachtoffer] . Ik zag dat bij deze advertentie één foto was geplaatst van het gezicht van [slachtoffer] .
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 oktober 2019,opgenomen op pagina 378 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Uit gegevens van speurders.nl bleek dat de seksadvertentie is aangemaakt op 24 augustus 2019 om 03.27 uur met het e-mailaccount [emailadres] @qmail.com, vanaf het IP-adres [nummer] .
Uit onderzoek bleek dat T-Mobile de provider was van het genoemde IP-adres. Uit de door T-Mobile verstrekte gegevens bleek dat de het IP-adres op naam stond van: Mrs [naam 11] , [straatnaam] , [plaats] .
Uit de gegevens van de basisregistratie personen bleek dat op dit adres woonachtig zijn: [verdachte] , [naam 11] en [naam 12] .
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2019,opgenomen op pagina 358 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 23 oktober 2019 werd ik gebeld door [slachtoffer] . [slachtoffer] had een WhatsApp chat op haar telefoon tussen haar en verdachte [verdachte] . Volgens [slachtoffer] kan dit alleen [verdachte] zijn geweest omdat hij alle details kent van wat er tussen hen is voorgevallen. Het telefoonnummer dat wordt gebruikt voor de chat met [slachtoffer] + [telefoonnummer] . Op mijn verzoek heeft [slachtoffer] de screenshots van deze chat naar mij gestuurd.
(p. 367) Screenshot van een Whatsappgesprek tussen + [telefoonnummer] en [slachtoffer] :
[slachtoffer] :
Wrm heb je mij diep dieepp voor schut
gezet Op speurders
Want ik weet hoe jij typt
Voor welke reden moest je dat doen
+ [telefoonnummer]
Was dronken en heb domme shit gedaan
sorry ervoor
Kreeg jou niet te pakken
Blokkeerde mij daarom deed ik het
Ten aanzien van feit 3
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 15 januari 2020, opgenomen op pagina 296 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
(p. 299) V: dan komen we weer terug op dat moment dat [verdachte] bij jouw oom en tante in huis was geweest en geld en jouw telefoon had meegenomen. Wat is er vervolgens gebeurd?
A: Hij zei toen dat hij geld wilde hebben anders kreeg ik de telefoon niet terug. Ik gaf toen aan dat ik met hem zou afspreken om de telefoon terug te krijgen. Ik sprak toen met [verdachte] af bij de McDonalds.
A: Mijn geld lag bij [naam 13] .
A: Ik ben uit de McDonalds gegaan en ben naar zijn auto gelopen. Ik ben uiteindelijk ingestapt. Ik heb toen mijn eigen telefoon gekregen van hem, zodat ik [naam 13] kon bellen via Facebook om dat geld te regelen. [verdachte] had mijn telefoontoestel. [naam 13] heeft het geld gebracht met de auto. Dit was 600 euro. Ik ben de auto ingestapt, ik geef hem het geld. Ik krijg mijn telefoon weer terug van hem. Ik keek of er iemand bij de benzinepomp was en ik zag dat er iemand was.
(p. 300) Ik ben vervolgens bij die persoon in de auto gestapt. Ik heb hem uitgelegd wat er aan de hand was en hij heeft mij naar het politiebureau gebracht.
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 december 2019, opgenomen op pagina p. 554 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op dinsdag, 3 december 2019 om 18.43 uur meldt [slachtoffer] bij de politie dat ze lastig gevallen wordt door haar ex [verdachte] .
Om 18.58 uur van die dag komen ambtenaren van de politie ter plaatse op de [straatnaam] , te Hoogeveen. [slachtoffer] vertelt aan de politie dat haar ex [verdachte] in de woning is geweest en haar telefoon heeft afgepakt, een Apple XS 10. [slachtoffer] had aangegeven dat ze wel wilde betalen voor het terugkrijgen van de telefoon: 600 euro.
Op dinsdag, 3 december 2019 om 21.00 uur komen politieambtenaren aan bij het bureau van politie aan de Griendtsveenweg 5 te Hoogeveen. Ze zien dat er bij de ingang een grijze BMW staat waaruit een hevig in paniek zijnde dame uitstapt. Deze dame vertelt dat ze voor haar eigen veiligheid bij een voor haar onbekende man is ingestapt bij het onbemande pompstation aan de Griendtsveenweg te Hoogeveen. Binnen in het politiebureau blijkt dat het hier [slachtoffer] betreft. Ze vertelt dat haar loverboy [verdachte] contact met haar gezocht heeft omdat hij wel zin had en 600 euro wilde hebben.
[slachtoffer] vertelt dat ze bij de Mc Donalds in Hoogeveen bij [verdachte] in de BMW is gestapt. [verdachte] heeft de 600 euro van haar afgepakt.
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2020, opgenomen op pagina p. 537 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
(p. 583) Onderstaande chatgesprek is tussen [verdachte] en [slachtoffer] op 3 december 2019 geweest:
(Gesprek op 03-12-2019 om 17:18:57 (UTC+0))
Wat voor auto hebben je oom en tante
Die zijn weg
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 28 januari 2020, opgenomen op pagina p. 620 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 10] :
(p. 621)V: [slachtoffer] vertelde ons dat ze op de parkeerplaats bij de Mc Donalds een ontmoeting met jou heeft gehad. Wat kun je daarover vertellen?
A: Oh ja, dat weet ik wel. Dat was op 3 december 2019.
V: Volgens ons moest u iets brengen?
A: Ja dat klopt. Geld. Dat was een bedrag dat ik in vertrouwen gekregen had van haar en dat heb ik haar gebracht. Dat was 600 euro.
A: Ze vertelde me dat haar telefoon was afgepakt door haar ex vriend, die [verdachte] en dat ze de telefoon wel weer terug kon krijgen maar dan moest ze met geld over de balk komen.
21. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2020, opgenomen op pagina p. 561 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Deze getuige heeft [slachtoffer] op 3 december 2019 om 21.00 uur afgezet bij het politiebureau aan de Griendtsveenweg 5 te Hoogeveen, nadat zij bij hem in de auto was gestapt bij het onbemande pompstation aan de Griendtsveenweg te Hoogeveen, "vluchtend voor haar loverboy [verdachte]". bij [verdachte] was zij daarvoor bij de de Mc Donalds in Hoogeveen in de auto gestapt.
De getuige verklaarde op 9 december 2019 telefonisch o.a. dat:
  • hij daar getankt had op de bewuste avond,
  • er op dat moment een meisje in zijn auto stapte,
  • het meisje had gezegd: Rijden rijden want mijn pooier zit achter me aan.
Bewijsmiddel 15.
Bewijsmiddel 16.
Bewijsmiddelen 1 tot en met 4.
Bewijsmiddel 6.
Bewijsmiddel 8.
Bewijsmiddel 7.
Bewijsmiddel 10.
Bewijsmiddel 10.
Bewijsmiddel 11.
Bewijsmiddelen 17 tot en met 21.