ECLI:NL:RBNNE:2022:3507

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
18/034432-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldheling en vrijspraak van poging doodslag en openlijke geweldpleging in Leeuwarden

Op 22 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten, waaronder poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en openlijke geweldpleging, omdat het bewijs niet wettig en overtuigend was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen inconsistent waren en niet overeenkwamen met camerabeelden. De verdachte had verklaard dat hij enkel had geprobeerd om de betrokkenen uit elkaar te halen en geen geweld had gebruikt. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de zwaardere aanklachten.

In de zaak met parketnummer 18/094159-22 werd de verdachte beschuldigd van diefstal van een scooter. Ook hier oordeelde de rechtbank dat het primair ten laste gelegde niet bewezen was, maar dat de verdachte wel schuldig was aan schuldheling. De rechtbank legde een werkstraf op van 20 uren, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering had doorgebracht. De benadeelde partij in de zaak van openlijke geweldpleging werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat het feit niet bewezen was.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een belaste voorgeschiedenis en de betrokkenheid van de ouders. De Raad voor de Kinderbescherming had geadviseerd om een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, wat de rechtbank heeft gevolgd. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van getuigenverklaringen in de beoordeling van de feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/034432-22
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/094159-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 september 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 september 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/034432-221.
hij op of omstreeks 7 november 2021 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van de wand van de kaakbijholte rechts aan de voorzijde en/of een breuk van de wand van de kaakholte rechts aan de rechterzijde en/of een breuk van de oogkasbodem rechts, doorlopend in de zenuwopening van de oogkasbodem (gebroken (rechter)oogkas) en/of een zware hersenschudding, heeft toegebracht, door hem (meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of (in ieder geval eenmaal) met een boksbeugel) op en/of tegen het hoofd/gezicht [en/of (elders) op en/of tegen het lichaam] te slaan/stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 november 2021 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(die [slachtoffer 1]) (meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of (in ieder geval eenmaal) met een boksbeugel) op en/of tegen het hoofd/gezicht en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 november 2021 te Leeuwarden openlijk, te weten, op/aan/bij de
Wirdumerdijk/het Ruiterskwartier, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] door hem (meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of (in ieder geval eenmaal) met een boksbeugel) op en/of tegen het hoofd/gezicht en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan/stompen;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 november 2021 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem (meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of (in ieder geval eenmaal) met een boksbeugel) op en/of tegen het hoofd/gezicht en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan/stompen.
2.
hij op of omstreeks 7 november 2021 te Leeuwardenopenlijk, te weten, op/aan/bij de Wirdumerdijk/het Ruiterskwartier, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 2] door hem meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) op en/of tegen het hoofd en/of
(elders) op en/of tegen het lichaam te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 november 2021 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan;
Parketnummer 18/094159-22hij op of omstreeks 13 april 2022 te Leeuwarden een bromfiets/scooter (merk en type Sym Orbit II, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 april 2022 te Leeuwarden, een bromfiets/scooter (merk en type Sym Orbit II, kenteken [kenteken], althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/034432-22
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1. primair en subsidiair ten laste gelegde en veroordeling gevorderd voor het onder 1. meer subsidiair ten laste gelegde. Voorts heeft hij vrijspraak gevorderd voor het onder 2. primair ten laste gelegde en veroordeling gevorderd voor het onder 2. subsidiair ten laste gelegde. De officier heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Uit het dossier blijkt onvoldoende dat verdachte verantwoordelijk is voor het zwaar lichamelijk letsel. Wel blijkt uit de diverse verklaringen dat verdachte tezamen met de medeverdachte geweld heeft gepleegd richting de twee aangevers en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
Parketnummer 18/094159-22
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde en heeft veroordeling gevorderd voor het subsidiair ten laste gelegde. Verdachte rijdt op een scooter zonder dat er een sleutel in het contactslot zit met bovendien schade aan het contactslot. In dat geval had verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat de scooter van diefstal afkomstig was.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/034432-22
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder 1. en 2. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan het gebruiken van geweld. Verdachte wilde helpen en heeft enkel geprobeerd de verschillende mensen uit elkaar te halen en de ruzie te sussen. Dat de medeverdachte wel geweld gebruikt heeft maakt niet dat dit verdachte aangerekend zou moeten worden.
Parketnummer 18/094159-22
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/034432-22
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht het onder 1. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom van alle onder 1. ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
In het dossier zijn meerdere verklaringen van getuigen te vinden waarin wordt verklaard dat er wordt geslagen door zowel de verdachte als de medeverdachte. De rechtbank constateert echter dat deze verklaringen op essentiële onderdelen niet consistent zijn en op meerdere punten niet overeenkomen met hetgeen de camerabeelden laten zien. Daarbij komt dat verdachte heeft verklaard dat hij geen geweld heeft gebruikt en de mensen slechts uit elkaar heeft gehaald. Bovendien is gebleken dat de betrokken personen onder invloed van alcohol verkeerden waardoor hun waarnemingsvermogen en herinneringen beïnvloed kunnen zijn. Bij de rechtbank ontbreekt derhalve de overtuiging dat verdachte die avond fysiek geweld heeft gepleegd tegen aangever.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht zowel het onder 2. primair en het onder 2. subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Onder feit 2 wordt primair openlijke geweldpleging en subsidiair het medeplegen van mishandeling van aangever [slachtoffer 2] ten laste gelegd. Uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting kan worden afgeleid dat er op 7 november 2021 op het Ruiterskwartier in Leeuwarden een vechtpartij heeft plaatsgevonden. Aangever [slachtoffer 2] maakte deel uit van de groep personen die ruzie zocht met de getuigen [naam 1] en [naam 2]. Verdachte en zijn medeverdachte zijn vervolgens naar aangevers en de getuigen toegegaan om te helpen.
Aangever [slachtoffer 2] en getuige [naam 3] verklaren dat de verdachte (jongen 2) [slachtoffer 2] zou hebben geslagen. Deze verklaringen worden verder niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Bij aangever [slachtoffer 2] is geen letsel vastgesteld en op de camerabeelden is niet te zien dat hij wordt geslagen. Bij de vechtpartij waren meer mensen betrokken dan alleen verdachte en zijn medeverdachte. Het is daarom niet mogelijk om vast te stellen wie wat heeft gedaan als het gaat om aangever [slachtoffer 2]. De verklaringen van aangever [slachtoffer 2] en getuige [naam 3] zijn te algemeen en hun verklaring wijkt op meerdere punten af van de camerabeelden. Daarnaast waren zij ten tijde van de vechtpartij onder invloed van alcohol. Ook de getuigen [naam 1] en [naam 2] hebben geen concrete verklaring afgelegd over de rol van verdachte.
De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet buiten redelijke twijfel vaststellen welke (gewelddadige) handelingen verdachte heeft verricht ten opzichte van aangever [slachtoffer 2]. Ook kan niet worden vastgesteld wat de rol van de medeverdachte is geweest. Verdachte wordt om deze redenen integraal vrijgesproken van feit 2.
Parketnummer 18/094159-22
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder subsidiair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 september 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 13 april 2022, opgenomen op pagina
16 en 17 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022091594 d.d.15 april 2022, inhoudende de aangifte van [benadeelde partij]
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2022 op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/094159-22 onder subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 13 april 2022 te Leeuwarden, een scooter, merk en type Sym Orbit II, kenteken [kenteken], voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. Schuldheling
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/034432-22 het onder 1 meer subsidiair en het onder 2 subsidiaire en het in de zaak met parketnummer 18/094159-22 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een aanzienlijk lagere straf dan door de officier van justitie is geëist omdat vrijspraak dient te volgen van hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/034432-22 ten laste is gelegd en het enkel nog een vermogensdelict betreft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: De Raad) heeft over verdachte gerapporteerd dat bij hem sprake is van een belaste voorgeschiedenis en een depressie. Belangrijke beschermende factoren zijn de betrokken en capabele ouders en dat verdachte open staat voor hulp vanuit de GGZ. De Raad heeft het opleggen van een deels voorwaardelijke werkstraf geadviseerd. De Raad ziet geen meerwaarde in het opleggen van een jeugdreclasseringsmaatregel, omdat het recidiverisico als laag wordt ingeschat en er voldoende begeleiding is betrokken in een vrijwillig kader.
De rechtbank komt - anders dan de officier van justitie - tot bewezenverklaring van één strafbaar feit, de schuldheling. De rechtbank zal daarom een lagere werkstraf opleggen. De rechtbank heeft voor de hoogte van de op te leggen werkstraf gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting jeugd.
Alles afwegende acht de rechtbank het opleggen van een werkstraf voor de duur van 20 uren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden.

Benadeelde partij

Parketnummer 18/034432-22, feit 1
[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 385,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij geheel moet worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente. De vervangende jeugddetentie bij de schadevergoedingsmaatregel dient vastgesteld te worden op nihil.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet verantwoordelijk is voor de schade.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Parketnummer 18/034432-22
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Parketnummer 18/094159-22
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een werkstraf voor de duur van 20 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.

Benadeelde partij

Ten aanzien van parketnummer 18/034432-22, feit 1:
Verklaart de vordering van
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 1] zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.R. de Vries en mr. L.M. Praamstra, rechters, bijgestaan door mr. S. Rodenboog, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 september 2022. mr. L.M. Praamstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.