Ik, verbalisant [verbalisant 1], hield de verdachte op heterdaad aan. Tevens zag ik dat op de grond op een afstand van ongeveer 20 centimeter vanaf de verdachte een stootwapen, te weten een boksbeugel, op de grond liggen.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter zitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte en zijn medeverdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Aangever [slachtoffer 1] was op 7 november 2021 samen met [naam 3] en [slachtoffer 2] in de stad in Leeuwarden. Terwijl ze richting de Febo liepen om nog wat eten te halen kwamen ze twee jongens tegen: [naam 4] en [naam 1]. Aangevers kregen vervolgens ruzie met deze personen. [naam 4] werd in het nauw gedreven, vastgepakt en tegen een raam geduwd. Er werd agressief en luid gesproken.
Verdachte liep verderop met de medeverdachte en zag dat een oude bekende van hem, te weten [naam 4], hulp nodig had, waarop hij naar de groep is toegelopen. Vervolgens is verdachte de persoon geweest die aangever [slachtoffer 1] heeft geslagen. Verdachte heeft dit zelf bekend en dit wordt bevestigd door een getuige.
Wat de (strafbare) rol van de medeverdachte tijdens deze vechtpartij is geweest, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Aangever en zijn vrienden verklaren wel over hem, maar deze verklaringen zijn te algemeen en wijken op meerdere punten af van de camerabeelden. Daarnaast waren aangever en zijn vrienden onder invloed van alcohol. Ook de verklaring van getuige [naam 4] is niet concreet over de rol van de medeverdachte.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van de medeverdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Boksbeugel
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft geslagen met de boksbeugel.
Uit bovenstaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot het gebruik van de boksbeugel het volgende af.
Het letsel van aangever [slachtoffer 1] is door een forensisch arts onderzocht en dit onderzoek is vastgelegd in een letselverslag. Uit dit letselverslag kan worden afgeleid dat sprake is van twee letsels en drie breuken in het aangezicht van aangever. Het letsel dat is aangetroffen bij aangever, een scheurwond en bloeduitstorting, ontstaat door stomp botsend inwerkend geweld. Dit letsel kan door beide zijden van een boksbeugel veroorzaakt worden.
Bij de aanhouding van verdachte is in zijn nabijheid, op twintig centimeter afstand, de boksbeugel aangetroffen. Verdachte is linkshandig en op zijn linkerhand zitten nabij de knokkels bloeduitstortingen. Dit letsel kan niet worden verklaard door het slaan met gebalde vuist tegen het hoofd van aangever, omdat er in het gelaat van aangever geen kantige randen zijn die een lijnvormig letsel kunnen veroorzaken. Aan de rechterhand van verdachte was verder geen letsel te zien. De wondjes op de linkerhand van verdachte passen daarentegen wel bij onjuist gebruik van de boksbeugel. De politie heeft verdachte ook gevraagd de boksbeugel in zijn hand te nemen en toen heeft hij de boksbeugel verkeerd vastgepakt. Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting, is niet aannemelijk dat het letsel dat op de linkerhand van verdachte is aangetroffen, is ontstaan op andere wijze dan onjuist gebruik van de boksbeugel.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft geslagen met de boksbeugel. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
Voorwaardelijk opzet
De raadsman heeft bepleit dat bij het omgekeerd vasthouden van de boksbeugel, geen aanmerkelijke kans bestaat op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat er dan met minder kracht wordt geslagen.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte aangever [slachtoffer 1] in het gezicht heeft geslagen met een boksbeugel. De boksbeugel die in deze zaak is gebruikt, is een wapen dat bestaat uit een stuk metaal. Bij het slaan met een boksbeugel is de impact van de slag veel groter door het harde materiaal. Het hoofd is een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. Door met een boksbeugel in het gezicht van aangever te slaan, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever ernstig letsel zou kunnen oplopen. Het enkele feit dat verdachte de boksbeugel verkeerd zou hebben vastgehouden, maakt geen verschil voor het voorwaardelijk opzet. Verdachte heeft immers met een stuk metaal in het gezicht van aangever geslagen waardoor de impact van zijn vuistslag werd vergroot.
Het verweer van de raadsman wordt gelet op het voorgaande verworpen. De rechtbank acht de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht zowel het onder 2. primair en het onder 2. subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Onder feit 2 wordt primair openlijke geweldpleging en subsidiair het medeplegen van mishandeling van aangever [slachtoffer 2] ten laste gelegd. Uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting kan worden afgeleid dat er op 7 november 2021 op het Ruiterskwartier in Leeuwarden een vechtpartij heeft plaatsgevonden. Aangever [slachtoffer 2] maakte deel uit van de groep personen die ruzie zocht met de getuigen [naam 4] en [naam 1]. Verdachte en zijn medeverdachte zijn vervolgens naar aangevers en de getuigen toegegaan om te helpen.
Aangever [slachtoffer 2] en getuige [naam 3] verklaren dat de medeverdachte (jongen 2) [slachtoffer
2] zou hebben geslagen. Deze verklaringen worden verder niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Bij aangever [slachtoffer 2] is geen letsel vastgesteld en op de camerabeelden is niet te zien dat hij wordt geslagen. Bij de vechtpartij waren meer mensen betrokken dan alleen verdachte en zijn medeverdachte. Het is daarom niet mogelijk om vast te stellen wie wat heeft gedaan als het gaat om aangever [slachtoffer 2]. De verklaringen van aangever [slachtoffer 2] en getuige [naam 3] zijn te algemeen en hun verklaring wijkt op meerdere punten af van de camerabeelden. Daarnaast waren zij ten tijde van de vechtpartij onder invloed van alcohol. Ook de getuigen [naam 4] en [naam 1] hebben geen concrete verklaring afgelegd over de rol van de medeverdachte.
De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet buiten redelijke twijfel vaststellen welke (gewelddadige) handelingen verdachte heeft verricht ten opzichte van aangever [slachtoffer 2]. Ook kan niet worden vastgesteld wat de rol van de medeverdachte is geweest. Verdachte wordt om deze redenen integraal vrijgesproken van feit 2.