ECLI:NL:RBNNE:2022:3501

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
18/034431-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met boksbeugel in Leeuwarden

Op 7 november 2021 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling in Leeuwarden. De verdachte zag dat een bekende van hem door drie mannen tegen een ruit werd geduwd en besloot in te grijpen. Tijdens de daaropvolgende vechtpartij heeft de verdachte meermalen met een boksbeugel geslagen tegen het gezicht van het slachtoffer, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren en een jeugddetentie van 16 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. De rechtbank oordeelde dat de poging tot zware mishandeling bewezen was, maar sprak de verdachte vrij van de andere ten laste gelegde feiten, waaronder openlijke geweldpleging tegen een tweede slachtoffer. De rechtbank overwoog dat het letsel van het eerste slachtoffer niet voldeed aan de criteria voor zwaar lichamelijk letsel, maar dat de verdachte wel degelijk met opzet heeft geprobeerd zwaar letsel toe te brengen. De vordering van de benadeelde partij werd volledig toegewezen, met een schadevergoeding van € 385,00 voor materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/034431-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 september 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 september 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.W. Delhaye, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 november 2021 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van de wand van de kaakbijholte rechts aan de voorzijde en/of een breuk van de wand van de kaakholte rechts aan de rechterzijde en/of een breuk van de oogkasbodem rechts, doorlopend in de zenuwopening van de oogkasbodem (gebroken (rechter)oogkas) en/of een zware hersenschudding, heeft toegebracht, door hem (meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of (in ieder geval eenmaal) met een boksbeugel) op en/of tegen het hoofd/gezicht [en/of (elders) op en/of tegen het lichaam] te slaan/stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 november 2021 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(die [slachtoffer 1]) (meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of (in ieder geval eenmaal) met een boksbeugel) op en/of tegen het hoofd/gezicht en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 november 2021 te Leeuwarden openlijk, te weten, op/aan/bij de
Wirdumerdijk/het Ruiterskwartier, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] door hem (meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of (in ieder geval eenmaal) met een boksbeugel) op en/of tegen het hoofd/gezicht en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan/stompen;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 november 2021 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem (meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of (in ieder geval eenmaal) met een boksbeugel) op en/of tegen het hoofd/gezicht en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan/stompen;
2.
hij op of omstreeks 7 november 2021 te Leeuwarden openlijk, te weten, op/aan/bij de
Wirdumerdijk/het Ruiterskwartier, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 2] door hem meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 november 2021 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. primair en het onder 2. primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 1 primair heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte heeft bekend dat hij een klap heeft gegeven. Samen met de medeverdachte is verdachte op aangever en de getuigen afgerend. Zowel verdachte als zijn medeverdachte zijn met de groep van aangever op de vuist gegaan waardoor het medeplegen kan worden bewezen. De boksbeugel is in de buurt van verdachte aangetroffen. Bewezen kan worden dat verdachte met deze boksbeugel heeft geslagen gelet op het letsel op zijn linkerhand. Dit letsel past bij het verkeerd gebruik van de boksbeugel en het letsel van aangever past bij het gebruik van de boksbeugel. Het zwaar lichamelijk letsel kan ook wettig en overtuigend worden bewezen gelet op de aard van het letsel en de ziekenhuisopname.
Ten aanzien van feit 2 primair heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat het één grote vechtpartij was op 7 november 2021. Er is geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever [slachtoffer 2] dat hij is geslagen. Samen met de medeverdachte heeft verdachte openlijk geweld gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat alleen een veroordeling kan volgen ten aanzien van het meest subsidiair ten laste gelegde onder feit 1. Van de overige onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten dient verdachte te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 primair heeft de raadsman allereerst aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte heeft geslagen met een boksbeugel. Er is geen technisch bewijs dat verdachte de boksbeugel in zijn bezit heeft gehad en getuigen verklaren niet over het gebruik van de boksbeugel. De verwondingen van aangever [slachtoffer 1] kunnen ook zijn ontstaan door een klap met de vuist. Daarnaast kunnen de verwondingen op verdachtes linkerhand ook zijn ontstaan door contact met een ander lijnvormig tweekantig voorwerp, zoals een fiets of een prullenbak. Tot slot heeft de forensisch arts in haar hypotheses niet meegenomen of het letsel op een andere wijze kan zijn toegebracht dan een klap met de boksbeugel. Daarnaast kan het bestanddeel zwaar lichamelijk letsel niet worden bewezen. Een operatie was niet geïndiceerd en er is geen medicatie voorgeschreven. Het letsel wordt door de forensisch arts ingedeeld op categorie 2 (matig). Ten slotte kan ook de vereiste nauwe en bewuste samenwerking voor het medeplegen, niet worden bewezen. Op basis van het dossier kan niet vastgesteld worden dat de medeverdachte geweld heeft gebruikt.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de raadsman betoogd dat het enkel met de vuist slaan geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebrengt. Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte wel met de boksbeugel heeft geslagen, dan is dit in omgekeerde houding geweest. Hierdoor wordt er met veel minder kracht geslagen waardoor er geen aanmerkelijke kans is op zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de rol van de medeverdachte op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld waardoor geen sprake is van ‘het in vereniging plegen van openlijk geweld’.
Ten aanzien van feit 1 meest subsidiair heeft de raadsman bepleit dat wel sprake is van mishandeling maar geen sprake is van medeplegen. Op basis van het dossier kan enkel worden vastgesteld dat verdachte alleen heeft geslagen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat verdachte van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat aangever [slachtoffer 2] is geslagen. Daarmee kan ook niet worden vastgesteld dat verdachte letsel bij aangever [slachtoffer 2] heeft veroorzaakt.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank acht het onder 1. primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde wordt vereist dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het door de verdachte toegebrachte letsel te weten, twee breuken van de wand van de kaakholte en een breuk van de oogkasbodem, zwaar lichamelijk letsel in de zin van art. 82 Sr oplevert. Weliswaar is gebleken dat sprake is geweest van ernstige verwondingen bij het slachtoffer, maar het slachtoffer was binnen afzienbare tijd weer volledig hersteld. Het slachtoffer is in de nacht van 7 november 2021 opgenomen in het ziekenhuis en is op dezelfde dag uit het ziekenhuis ontslagen. Operatief ingrijpen was niet noodzakelijk en het slachtoffer heeft ook geen medicatie voorgeschreven gekregen. Gelet op het voorgaande wordt, ondanks dat sprake is van ernstige verwondingen, niet voldaan aan de eisen die artikel 82 Sr stelt aan het juridisch begrip van zwaar lichamelijk letsel.
Het voorgaande betekent dat verdachte van het onder 1. primair ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 november 2021,opgenomen op pagina 40 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 -2021304936 d.d. 8 december 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:
Op 7 november 2021 omstreeks 01:30 uur liepen wij op het Ruiterskwartier. Ik zag daar twee of drie jongens rondhangen. Zonder dat ik iets zag of merkte voelde ik een harde klap tegen mijn hoofd
.Ik weet nog dat ik als gevolg van die klap op de grond viel. Er werd mij verteld dat ik een snee boven mijn rechter oog had en dat het behoorlijk bloedde
.In het ziekenhuis is de wond boven mijn rechteroog geplakt en onder het oog zijn een paar hechtingen gezet. Verder zit er een verdikking achter mijn rechter oor. Tijdens het onderzoek met de CT -Scan kwam naar voren dat er een breuk in de onderzijde van mijn rechter oogkas zit. Ik heb veel hoofdpijn als gevolg van die klap
.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 7 november2021, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1]:
Op zondag 7 november 2021 omstreeks 01.20 uur liep ik samen met een vriend en een vriendin van mij, over het Ruiterskwartier in Leeuwarden, richting de Wirdumerdijk. Ter hoogte van de aldaar gevestigde snackbar Double FF werden wij benaderd door drie voor ons onbekende jongens. Er ontstond een conflict tussen ons en de andere groep. Mijn vriend werd in het nauw gedreven en vastgepakt door iemand uit de groep en werd tegen een gevel geduwd. Op dat moment zag ik dat er uit de richting van de Wirdumerdijk twee jongens kwamen gelopen. Eén van de jongens is Zico
.Ik zag dat de voor mij onbekende donkere man richting mijn vriend liep en de jongen uit de groep die hem tegen de gevel duwde. Ik zag dat de jongen die mijn vriend vasthield werd aangevallen door diezelfde donkere jongen. Ik zag dat hij minimaal twee klappen gaf, met zijn rechtervuist op het rechteroog van het slachtoffer
.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 november2021, opgenomen op pagina 120 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Wat gebeurd er dan?
A: [naam 2] stond nog steeds tegen het raam. Een van die jongens had hem vast. Die lange jongen komt voor mij staan. Die vriend van mij ging naast mij. Die kreeg een duw van die lange jongen. Ik werd toen ook geduwd en ik heb toen een klap gegeven.
O: Je vertelt dat je die jongen een klap gaf.
V: Hoe gaf jij hem een klap?
A: Gewoon zo.
O: Verdachte maakte een hoekende beweging met zijn linkerarm en gebalde vuist.
V: Ben je rechts- of linkshandig? A: Links.
V: Met hoeveel kracht is er door jou geslagen. En als je dit op een schaal van 1 tot 10 zou moeten inschatten. 10 is alle kracht die je in je hebt en 1 is zonder kracht. A: Ik sloeg wel hard denk ik. Dus een 8.
4. Een geneeskundige verklaring, op 3 februari 2022 opgemaakt en ondertekend door T.H. Tan en mevrouw mw. K. van Langen, forensisch arts i.o. zover inhoudend, als geneeskundige verklaring:

1. Welke in- en uitwendige letsels hadden slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]?

Foto 1: aangezicht [slachtoffer 1].
Letselbeschrijving foto 1:
Rechter wenkbrauw: onder de rechter wenkbrauw is een grillig gevormd rood gebied zichtbaar. Soort verwonding: huideffect, de aard zou kunnen passen bij een scheurwond.
Rechter jukbeen: Op het rechter jukbeen, is een grillig ovaal rood huideffect zichtbaar met wijkende wondranden. De randen zijn scherp tot matig scherp begrensd. Soort verwonding: scheurwond.
Rechterooglid: bloeduitstorting. Bloeduitstortingen ontstaan als gevolg van een uitwendig inwerkende mechanische stomp botsende dan wel samendrukkende kracht met of door een (deel van een) voorwerp of als gevolg van een botsing met een oppervlak, zoals bijvoorbeeld door slaan (al dan niet met een voorwerp), stompen, knijpen of stoten.
Een CT-scan is gemaakt van het aangezicht, er zijn drie breuken gevonden:
  • Een breuk van de wand van de kaakbijholte rechts aan de voorzijde
  • Een breuk van de wand van de kaakholte rechts aan de rechterzijde
  • Een breuk van de oogkasbodem rechts, doorlopend in de zenuwopening van de oogkasbodem.
Zoals bij de letselbeschrijving aangegeven ontstaat het letsel zoals aangetroffen bij slachtoffer [slachtoffer 1], een scheurwond en bloeduitstorting, door stomp botsend inwerkend geweld. De aangetroffen letsels kunnen door beide zijden van de boksbeugel veroorzaakt worden, aangezien de kromming van beide zijden niet veel afwijkt ten opzichte van elkaar.

10. In hoeverre past het letsel op de linkerhand van verdachte [verdachte] bij het scenario dat hij, met een op onjuiste wijze vastgehouden boksbeugel, een slachtoffer heeft geslagen?

Hiermee wordt bedoeld dat de ringen van de in de handpalm zitten en de handgreep op de
knokkels zitten.
Hypothese 1: de letsels zoals aangetroffen op de linkerhand van verdachte [verdachte] kunnen worden verklaard door het slaan van een slachtoffer met een gebalde vuist.
Hypothese 2: de letsels zoals aangetroffen op de linkerhand van verdachte [verdachte] kunnen worden verklaard door het slaan van een slachtoffer met een op een juiste wijze vastgehouden boksbeugel.
Hypothese 3: de letsels zoals aangetroffen op de linkerhand van verdachte [verdachte] kunnen worden verklaard door het slaan van een slachtoffer met een op een onjuiste wijze vastgehouden boksbeugel.
Letselbeschrijving foto 4: linkerhand van verdachte [verdachte].
Aan de strekzijde van de pink, ringvinger en middelvinger van de linkerhand, nabij de knokkels, bevinden zich 3 (1 per genoemde vinger) lijnvormige matig scherp begrensde donkerbruinrode huidverkleuringen. Er is geen maatvoering.
Er is geen huiddoorbreking.
Soort verwonding: Het betreffen bloeduitstortingen.
De aangetroffen letsels op de linkerhand van verdachte [verdachte] kunnen zijn veroorzaakt door een kantig voorwerp of oppervlak, gezien de aangetroffen lijnvorm van de letsels.
Antwoord hypothese 1: De aangetroffen letsels kunnen niet worden verklaard door slaan met gebalde vuist tegen het hoofd van het slachtoffer door verdachte [verdachte], omdat er in het gelaat van het slachtoffer geen kantige randen zijn die een lijnvormig letsel kunnen veroorzaken.
Op foto 5 en 6 zijn de letsels zoals beschreven bij foto 4 te zien, met name op de middelvinger. Door de kwaliteit van de foto zijn de andere vingers niet goed te beoordelen. Indien verdachte [verdachte] met zijn linkerhand zou hebben geslagen, dan zouden op basis van het aangeleverde fotomateriaal van de letsels en de boksbeugel in de linkerhand van verdachte [verdachte] de genoemde letsels, meer waarschijnlijk zijn onder hypothese 2 of 3 dan onder hypothese 1.
Het letsel op de linkerhand van verdachte [verdachte] kan beter verklaard worden door het dragen van de boksbeugel zoals zichtbaar op foto 5, dan gedragen zoals zichtbaar op foto 6. Met andere woorden: het letsel zoals aangetroffen op de linkerhand van verdachte [verdachte] is meer waarschijnlijk onder hypothese 3 dan onder hypothese 2. Het is te verwachten dat wanneer niet loodrecht op een oppervlak geslagen wordt en/of als het oppervlak waarop geslagen wordt geen plat vlak betreft, de boksbeugel in meer of mindere mate kantelt in de hand en rond de vingers, knokkelwaarts of vingerwaarts. Dit zal door een hefboomwerking van het uitstekende deel (handvat) in meerdere mate gebeuren bij het vasthouden van de boksbeugel zoals op foto 5 is te zien, dan op foto 6 (zie de rode dikke pijl).
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 7 november 2021, p. 8 e.v. inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Ik, verbalisant [verbalisant 1], hield de verdachte op heterdaad aan. Tevens zag ik dat op de grond op een afstand van ongeveer 20 centimeter vanaf de verdachte een stootwapen, te weten een boksbeugel, op de grond liggen.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter zitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte en zijn medeverdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Aangever [slachtoffer 1] was op 7 november 2021 samen met [naam 3] en [slachtoffer 2] in de stad in Leeuwarden. Terwijl ze richting de Febo liepen om nog wat eten te halen kwamen ze twee jongens tegen: [naam 4] en [naam 1]. Aangevers kregen vervolgens ruzie met deze personen. [naam 4] werd in het nauw gedreven, vastgepakt en tegen een raam geduwd. Er werd agressief en luid gesproken.
Verdachte liep verderop met de medeverdachte en zag dat een oude bekende van hem, te weten [naam 4], hulp nodig had, waarop hij naar de groep is toegelopen. Vervolgens is verdachte de persoon geweest die aangever [slachtoffer 1] heeft geslagen. Verdachte heeft dit zelf bekend en dit wordt bevestigd door een getuige.
Wat de (strafbare) rol van de medeverdachte tijdens deze vechtpartij is geweest, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Aangever en zijn vrienden verklaren wel over hem, maar deze verklaringen zijn te algemeen en wijken op meerdere punten af van de camerabeelden. Daarnaast waren aangever en zijn vrienden onder invloed van alcohol. Ook de verklaring van getuige [naam 4] is niet concreet over de rol van de medeverdachte.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van de medeverdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Boksbeugel
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft geslagen met de boksbeugel.
Uit bovenstaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot het gebruik van de boksbeugel het volgende af.
Het letsel van aangever [slachtoffer 1] is door een forensisch arts onderzocht en dit onderzoek is vastgelegd in een letselverslag. Uit dit letselverslag kan worden afgeleid dat sprake is van twee letsels en drie breuken in het aangezicht van aangever. Het letsel dat is aangetroffen bij aangever, een scheurwond en bloeduitstorting, ontstaat door stomp botsend inwerkend geweld. Dit letsel kan door beide zijden van een boksbeugel veroorzaakt worden.
Bij de aanhouding van verdachte is in zijn nabijheid, op twintig centimeter afstand, de boksbeugel aangetroffen. Verdachte is linkshandig en op zijn linkerhand zitten nabij de knokkels bloeduitstortingen. Dit letsel kan niet worden verklaard door het slaan met gebalde vuist tegen het hoofd van aangever, omdat er in het gelaat van aangever geen kantige randen zijn die een lijnvormig letsel kunnen veroorzaken. Aan de rechterhand van verdachte was verder geen letsel te zien. De wondjes op de linkerhand van verdachte passen daarentegen wel bij onjuist gebruik van de boksbeugel. De politie heeft verdachte ook gevraagd de boksbeugel in zijn hand te nemen en toen heeft hij de boksbeugel verkeerd vastgepakt. Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting, is niet aannemelijk dat het letsel dat op de linkerhand van verdachte is aangetroffen, is ontstaan op andere wijze dan onjuist gebruik van de boksbeugel.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft geslagen met de boksbeugel. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
Voorwaardelijk opzet
De raadsman heeft bepleit dat bij het omgekeerd vasthouden van de boksbeugel, geen aanmerkelijke kans bestaat op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat er dan met minder kracht wordt geslagen.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte aangever [slachtoffer 1] in het gezicht heeft geslagen met een boksbeugel. De boksbeugel die in deze zaak is gebruikt, is een wapen dat bestaat uit een stuk metaal. Bij het slaan met een boksbeugel is de impact van de slag veel groter door het harde materiaal. Het hoofd is een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. Door met een boksbeugel in het gezicht van aangever te slaan, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever ernstig letsel zou kunnen oplopen. Het enkele feit dat verdachte de boksbeugel verkeerd zou hebben vastgehouden, maakt geen verschil voor het voorwaardelijk opzet. Verdachte heeft immers met een stuk metaal in het gezicht van aangever geslagen waardoor de impact van zijn vuistslag werd vergroot.
Het verweer van de raadsman wordt gelet op het voorgaande verworpen. De rechtbank acht de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht zowel het onder 2. primair en het onder 2. subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Onder feit 2 wordt primair openlijke geweldpleging en subsidiair het medeplegen van mishandeling van aangever [slachtoffer 2] ten laste gelegd. Uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting kan worden afgeleid dat er op 7 november 2021 op het Ruiterskwartier in Leeuwarden een vechtpartij heeft plaatsgevonden. Aangever [slachtoffer 2] maakte deel uit van de groep personen die ruzie zocht met de getuigen [naam 4] en [naam 1]. Verdachte en zijn medeverdachte zijn vervolgens naar aangevers en de getuigen toegegaan om te helpen.
Aangever [slachtoffer 2] en getuige [naam 3] verklaren dat de medeverdachte (jongen 2) [slachtoffer
2] zou hebben geslagen. Deze verklaringen worden verder niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Bij aangever [slachtoffer 2] is geen letsel vastgesteld en op de camerabeelden is niet te zien dat hij wordt geslagen. Bij de vechtpartij waren meer mensen betrokken dan alleen verdachte en zijn medeverdachte. Het is daarom niet mogelijk om vast te stellen wie wat heeft gedaan als het gaat om aangever [slachtoffer 2]. De verklaringen van aangever [slachtoffer 2] en getuige [naam 3] zijn te algemeen en hun verklaring wijkt op meerdere punten af van de camerabeelden. Daarnaast waren zij ten tijde van de vechtpartij onder invloed van alcohol. Ook de getuigen [naam 4] en [naam 1] hebben geen concrete verklaring afgelegd over de rol van de medeverdachte.
De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet buiten redelijke twijfel vaststellen welke (gewelddadige) handelingen verdachte heeft verricht ten opzichte van aangever [slachtoffer 2]. Ook kan niet worden vastgesteld wat de rol van de medeverdachte is geweest. Verdachte wordt om deze redenen integraal vrijgesproken van feit 2.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 7 november 2021 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1], meermalen en met kracht en met een boksbeugel, tegen het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. Subsidiair: Poging tot zware mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zitting een beroep op noodweer gedaan. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte de getuige [naam 4] wilde verdedigen omdat hij werd geslagen en geduwd door de veel oudere aangevers. Verdachte is naar het groepje toegelopen en heeft gezegd dat ze moesten stoppen. Hier werd niet aan voldaan en vervolgens is er een vechtpartij ontstaan. Verdachte heeft zichzelf en getuige [naam 4] verdedigd en is hierbij zelf ook geslagen. Er was sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Er is geen sprake van culpa in causa omdat het helpen van meneer [naam 4] nodig was. Verdachte heeft alleen met zijn vuist geslagen en dit was proportioneel. Verdachte dient dan ook vrijgesproken te worden, dan wel ontslagen te worden van alle rechtsvervolging, wegens een geslaagd beroep op noodweer.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van noodweer. Uit de verklaringen van getuigen [naam 4] en [naam 3] kan worden afgeleid dat verdachte samen met de medeverdachte bewust de groep van de getuigen en aangevers heeft opgezocht en dat ze daarna vrij snel zijn begonnen met vechten.
Oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet allereerst de vraag worden beantwoord of sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes of van een ander zijn lichaam, dan wel van een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. De rechtbank gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Aangever [slachtoffer 1] was op 7 november 2021 samen met [naam 3] en [slachtoffer 2] in de stad in Leeuwarden. Terwijl ze richting de Febo liepen om nog wat te eten te halen kwamen ze twee jongens tegen: [naam 4] en [naam 1]. Aangevers kregen vervolgens ruzie met deze personen. [naam 4] werd in het nauw gedreven, vastgepakt en tegen een raam geduwd. Er werd agressief en luid gesproken. Aangevers waren daarnaast een stuk ouder dan de personen met wie zij ruzie zochten. Verdachte liep verderop met de medeverdachte en zag dat een oude bekende van hem, te weten [naam 4], hulp nodig had, waarop hij naar de groep is toegelopen.
Op grond hiervan acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar en vervolgens van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van getuige [naam 4] door aangevers. Er was dus sprake van een noodweersituatie.
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet vervolgens worden beoordeeld of de door verdachte gehanteerde verdediging proportioneel is geweest.
Proportionaliteit
Ten aanzien van de vraag of de manier van verdedigen proportioneel was in verhouding tot de aanranding, overweegt de rechtbank dat dit niet het geval is. Getuige [naam 4] werd tegen een raam geduwd. Getuige [naam 1] verklaart dat verdachte daarom tegen aangevers gezegd heeft dat ze [naam 4] moesten loslaten en van hem af moesten blijven. Daarna heeft verdachte aangever aangevallen en minimaal twee klappen gegeven. Verdachte heeft hierbij gebruik gemaakt van een boksbeugel.
Naar het oordeel van de rechtbank was door de gedragingen van aangever weliswaar sprake van onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van getuige [naam 4], maar is op grond van het verhandelde ter zitting niet aannemelijk geworden dat de situatie zodanig is geweest, dat de gedragingen van de verdachte geboden waren door de noodzakelijke verdediging van het lichaam van getuige [naam 4]. Verdachte is direct naar de groep personen toegelopen en is zo goed als direct overgegaan tot het toepassen geweld en heeft daarbij een boksbeugel gebruikt. Verdachte had ook minder ingrijpend en gewelddadig kunnen optreden door de politie te bellen, het gesprek aan te gaan en [naam 4] bij de groep personen weg te duwen.
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de gekozen gedragingen van de verdachte – als verdedigingsmiddel – in onredelijke verhouding staan tot de ernst van de aanranding. Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair en onder 2. primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit dat verdachte ter zake van het onder 1. meest subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 7 november 2021 schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Verdachte was in de stad en zag dat een bekende van hem door drie mannen tegen een ruit werd geduwd. Vervolgens is verdachte naar deze bekende toegegaan om hem te helpen. Daarna is een vechtpartij ontstaan waarbij verdachte meermalen met een boksbeugel heeft geslagen tegen het gezicht van het slachtoffer. Verdachte heeft hiermee een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Daarnaast vond de poging tot zware mishandeling plaats tijdens het uitgaan op de openbare weg. Geweldsfeiten zoals deze zorgen doorgaans voor gevoelens van onrust en angst in de maatschappij.
Ten tijde van het ten laste gelegde feit was verdachte zeventien jaar oud. Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Uit het rapport van de RvdK van 29 juli 2022 kan worden afgeleid dat er op het delictgedrag na, geen grote zorgen zijn over verdachte. Moeder is erg betrokken bij verdachte en er is sprake van een steunend en betrokken (familie)netwerk. De kans op recidive wordt op basis van de persoonlijke omstandigheden op laag ingeschat. Verdachte is sinds zijn aanhouding voor dit strafbare feit niet opnieuw met politie en justitie in aanraking gekomen. Het strafbare feit is bijna één jaar geleden gebeurd. Aangezien verdachte sindsdien ook geen nieuwe strafbare feiten meer heeft gepleegd, is de RvdK van mening dat kan worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf. Gelet op de ernst van het feit wordt ook een voorwaardelijke jeugddetentie geadviseerd. Vanwege het tijdsverloop kan worden volstaan met een proeftijd van één jaar.
De rechtbank komt, anders dan de officier van justitie, tot bewezenverklaring van één strafbaar feit. De rechtbank zal daarom een lagere werkstraf opleggen. Gelet op de ernst van het feit en het taakstrafverbod dat in deze zaak van toepassing is, acht de rechtbank het opleggen van een jeugddetentie passend. De rechtbank houdt daarbij rekening dat verdachte twee dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en dat verdachte sindsdien geen strafbare feiten meer heeft gepleegd.
Alles afwegende acht de rechtbank het opleggen van een werkstraf voor de duur van 80 uren en een jeugddetentie voor de duur van 16 dagen waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar, en aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 385,00ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente. De vervangende jeugddetentie bij de schadevergoedingsmaatregel dient vastgesteld te worden op nihil.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering onvoldoende onderbouwd wordt. Subsidiair heeft de raadsman bepleit om de vordering op de helft van het bedrag vast te stellen vanwege eigen schuld van de benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. bewezen verklaarde. Anders dan de raadsman heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij de schade voldoende heeft onderbouwd. Bij het verzoek tot schadevergoeding zit een bijlage genaamd ‘Overzicht zorgkosten 2021’ van De Friesland. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte € 385,00 aan eigen risico heeft moeten betalen ten gevolge van het bewezen verklaarde feit. Anders dan de raadsman heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van eigen schuld. De vordering zal daarom geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2021.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair en onder 2. primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een jeugddetentie voor de duur van 16 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 14 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op één jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.

Benadeelde partij

Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 november 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 385,00 (zegge: driehonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Praamstra voorzitter, mr. M.R. de Vries en mr. M. Brinksma, kinderrechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 september 2022.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.