ECLI:NL:RBNNE:2022:3413

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
18-239786-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die op 28 februari 2021 een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij een 16-jarige jongen om het leven is gekomen. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Hij reed in het donker en tijdens mistige omstandigheden met een snelheid van ongeveer 76 kilometer per uur op een weg waar de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. Het ongeval vond plaats op de Burgemeester Van Heusdenweg in West-Terschelling, waar de verdachte de fietser van achteren aanreed. De rechtbank concludeerde dat de verdachte onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkte zichtbaarheid door de mist en duisternis, en dat hij zijn snelheid niet heeft aangepast aan de omstandigheden. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en het onderzoek van de politie in haar oordeel meegenomen. De verdachte ontkende gebruik te maken van zijn telefoon tijdens het rijden, maar de rechtbank kon niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat dit het geval was. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor een gevangenisstraf afgewezen, omdat zij een mindere mate van schuld bewezen achtte. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18-239786-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 september 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 augustus 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.R. Logemann, advocaat te Harlingen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 februari 2021, te West-Terschelling, althans in de gemeente Terschelling, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto, merk: [naam/type] ), daarmede rijdende over de weg, Burgemeester Van Heusdenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • terwijl de duisternis was ingetreden en/of
  • terwijl het zicht op de weg beperkt werd door laaghangende mist,genoemde weg te berijden met een snelheid van (ongeveer) 76 kilometer per uur, althans met een snelheid hoger dan de ter plaatse geldende maximum- snelheid van 50 kilometer per uur, althans een snelheid die hoger was dan was toegestaan en/of gelet op de omstandigheden ter plaatse verantwoord was, en/of (daarbij) tijdens het besturen van het motorvoertuig gebruik te maken van zijn, verdachte's telefoon, althans zich bij het besturen zich af te laten leiden door zijn, verdachte's telefoon, waardoor een aanrijding/botsing is ontstaan met een fiets, bestuurd/bereden door [slachtoffer] , die zich toen aldaar voortbewoog in dezelfde richting als het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig tengevolge waarvan genoemde [slachtoffer] (op 1 maart 2021) aan de gevolgen van bedoelde aanrijding/botsing is overleden/werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te West-Terschelling, althans in de gemeente Terschelling, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk: [naam/type] ), daarmee rijdende op de Burgemeester Van Heusdenweg, genoemde weg heeft bereden met een snelheid van (ongeveer) 76 kilometer per uur, althans met een snelheid hoger dan de ter plaatse geldende maximum- snelheid van 50 kilometer per uur, althans een snelheid die hoger was toegestaan en/of gelet op de omstandigheden ter plaatse verantwoord was, met de/het door hem, verdachte, bestuurde personenauto/voertuig tegen/op een voor hem, verdachte, rijdende fiets, bestuurd/bereden door
[slachtoffer] , is aangereden/gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Volgens de officier van justitie heeft verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden. Verdachte reed met zijn personenauto 76 kilometer per uur op een weg waar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was toestaan. Het was donker, de weg was smal en door de mistige omstandigheden varieerde het zicht van 50 tot 150 meter. Onder deze omstandigheden was ook de maximaal toegestane snelheid niet veilig geweest en verdachte heeft verzuimd zijn snelheid op het beperkte zicht te passen. Getuigen verklaren dat verdachte eerdere die dag ook al onverantwoord hard reed.
Bovendien was verdachte afgeleid door zijn telefoon. Verdachte ontkent het gebruik van zijn telefoon, maar uit onderzoek van de politie is gebleken dat de telefoon een minuut voor het ongeval ontgrendeld werd, dat er 300 meter voor de plaats van het ongeval een blauw schijnsel in de auto te zien was dat duidt op het in de handen hebben van een telefoon en dat verdachte na het ongeval alle ontvangen en verstuurde berichten van die dag van zijn telefoon heeft gewist. Het slachtoffer voerde weliswaar geen fietsverlichting, maar verdachte heeft niet opgelet. Hij had het slachtoffer moeten zien. Een getuige die het slachtoffer eerder die avond met zijn auto was gepasseerd, merkte het slachtoffer namelijk wel tijdig op. Het ongeval heeft plaatsgevonden door het handelen van verdachte en ten gevolge van dat ongeval is het slachtoffer overleden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat er hooguit sprake kan zijn van aanmerkelijke schuld. Verdachte was zich er niet van bewust dat hij te snel reed, maar erkent de snelheidsovertreding en neemt daarvoor zijn verantwoordelijkheid. Verdachte heeft het slachtoffer niet opgemerkt. Het is de vraag of hij het slachtoffer wel tijdig had kunnen zien als hij 50 kilometer per uur had gereden. Het was die avond donker, op de plaats van het ongeval is geen straatverlichting en het slachtoffer voerde geen fietsverlichting. Verdachte ontkent het telefoongebruik. Uit de resultaten van het onderzoek van de telefoon van verdachte kan niet worden afgeleid dat de telefoon ten tijde van het ongeval werd gebruikt. Dat er berichten op de telefoon binnenkwamen tijdens het autorijden, betekent niet dat hij deze berichten ook heeft gelezen. Drie seconden na het ongeval ging het scherm van de telefoon aan, dat wijst erop dat het scherm daarvoor uit stond en verdachte ten tijde van het ongeval geen handelingen op zijn telefoon pleegde. Het waargenomen blauwe schijnsel in de auto van verdachte zou afkomstig kunnen zijn van het navigatiescherm van de auto.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW) moet worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij moet ten minste sprake moet zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Er is dus meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht.
In zijn algemeenheid kan niet worden gesteld dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WvW. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag in strijd met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld van artikel 6 WvW.
De feiten
In de avond van 28 februari 2021 heeft binnen de bebouwde kom van Terschelling een verkeersongeval plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer openstaande Burgemeester Van Heusdenweg. Verdachte heeft met zijn personenauto het in dezelfde richting fietsende slachtoffer van achteren aangereden. Ten gevolge van die botsing is het slachtoffer ernstig gewond geraakt, overgebracht naar het UMCG in Groningen en de volgende dag aldaar aan zijn verwondingen overleden. Ter plaatse van de aanrijding gold een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur.
Uit onderzoek van de Verkeersongevallen Analyse (hierna: VOA) is vast komen te staan dat verdachte ongeveer 76 kilometer per uur heeft gereden. De fiets van het slachtoffer had geen achterlicht en ook geen reflecterende voorzieningen. Het slachtoffer droeg een licht gekleurde jas. Het zicht was ten tijde van het ongeval door de duisternis en de mistige omstandigheden beperkt. Er wordt gesproken van een zicht tussen de 50 en 150 meter.
Mate van schuld
In de door de politie opgemaakte verkeersongevallenanalyse is vermeld dat het ongeval primair te wijten geweest aan de gedraging van de bestuurder van de personenauto. Deze zou zijn snelheid niet hebben aangepast aan de weersomstandigheden (dichte mist) en de duisternis waardoor het zicht behoorlijk was beperkt. Uit onderzoek is gebleken dat de bestuurder met een snelheid heeft gereden van ongeveer 76 km/h, waar 50 km/h is toegestaan. Secundair is de fietser te verwijten dat hij zonder licht fietste terwijl er sprake was van duisternis en dichte mist.
De rechtbank neemt deze conclusie over. Op grond daarvan, en op grond van de overige hierna vermelde bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, als gevolg waarvan het dodelijke ongeval heeft plaatsgevonden.
De rechtbank ziet in het dossier serieuze aanwijzingen die duiden op het gebruik van een telefoon tijdens het autorijden maar wettig en overtuigend bewijs daarvoor ontbreekt. Verdachte heeft met klem ontkend ten tijde van het ongeval zijn telefoon te hebben gebruikt. De rechtbank kan op basis van dit dossier niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte tijdens of direct voorafgaand aan het ongeval zijn telefoon gebruikte. Uit de loggegevens van de telefoon van verdachte volgt niet eenduidig dat de telefoon direct voorafgaand aan of tijdens het ongeval werd gebruikt. Voorts geldt dat, ook indien er – op grond van de zich in het dossier bevindende camerabeelden – van uit zou moeten worden uitgegaan dat verdachte 300 meter voor het ongeval een oplichtende telefoon in zijn handen heeft gehad, daaruit nog niet volgt dat hij deze ook ter plaatse van het ongeval (nog) in zijn handen had. Ten slotte dwingt de omstandigheid dat verdachte berichten van de telefoon heeft verwijderd evenmin tot de conclusie dat de telefoon gebruikte ten tijde van het ongeval. Bij de beoordeling van de mate van schuld is de rechtbank er dus vanuit gegaan dat verdachte
geentelefoon gebruikte ten tijde van het ongeval.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De door verdachte ter zitting van 30 augustus 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Op28 februari 2021 in West-Terschelling heb ik met mijn auto, een [naam/type] , een fietser, [slachtoffer] , van achteren aangereden.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse aangifte
d.d. 29 april 2021, opgenomen op 76 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021054106 d.d. 11 juni 2021, inhoudend als relaas van verbalisant:
Beknopte ongevalsbeschrijving
Het ongeval had op zondag 28 februari 2021, omstreeks 18:54 uur, plaatsgevonden op de
Burgemeester van Heusdenweg, ter plaatse gelegen binnen de bebouwde kom van WestTerschelling, in de gemeente Terschelling. Beide betrokken voertuigen hadden gereden over genoemde weg, komende vanuit de richting van de Willem Barentszkade (westelijke richting) en gaande in de richting van de Hoofdweg (oostelijke richting). Ter hoogte van het rechts aan genoemde weg gelegen hotel “Schylge” (perceel 37) botste de personenauto met de rechter voorzijde tegen de achterzijde van de fiets. De fietser kwam vervolgens via de motorkap tegen het voorraam van de personenauto terecht waarna hij op de grond viel. Hij raakte ernstig gewond in verband waarmee hij naar het ziekenhuis UMCG te Groningen werd gebracht. De volgende dag overleed hij aan zijn verwondingen.
Verkeersmaatregelen ter plaatse
Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 50 km/h.
Tijdelijke zicht omstandigheden
Het ongeval vond plaats tijdens duisternis. Tevens was er sprake van dichte mist. Volgens verklaringen van enkele getuigen en de collega’s van de basiseenheid welke op de ongevalslocatie kort na het ongeval ter plaatse kwamen was er sprake van dichte mist met een zicht tussen de 50 en 150 meter (ruim ingeschat).
Eindconclusie Vermoedelijke toedracht
Betrokken personenauto had geen relevant technisch defect. De verlichting van de fiets was niet aanwezig en de fiets had geen reflectie. De oorzaak van het ongeval is gelegen in een combinatie van feiten en omstandigheden, zijnde de zichtbaarheid van de fietser in samenhang met de atmosferische omstandigheden (duisternis en mist) en de snelheid van de automobilist. Door deze omstandigheden was de fietser daardoor in combinatie met het ontbreken van verlichting en reflectie waarschijnlijk matig tot slecht zichtbaar. De bestuurder van de auto reed ongeveer 76 km/u. Hierbij hield hij onvoldoende rekening met de genoemde weersomstandigheden en de daaruit voortvloeiende zichtbeperking die hij had.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van beeldanalyse d.d. 12 april 2021, opgenomen op pagina 90 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Conclusie / beantwoording
De snelheid van de betrokken [naam/type] kort vóór de botsing was vrijwel zeker 76 km/u met een nauwkeurigheid van ongeveer ±1 km/u.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat: primair hij op 28 februari 2021, te West-Terschelling, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, merk: [naam/type] , daarmede rijdende over de weg, Burgemeester Van Heusdenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
  • terwijl de duisternis was ingetreden en
  • terwijl het zicht op de weg beperkt werd door laaghangende mist,
genoemde weg te berijden met een snelheid van ongeveer 76 kilometer per uur, een snelheid hoger dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur, waardoor een aanrijding/botsing is ontstaan met een fiets, bestuurd door [slachtoffer] , die zich toen aldaar voortbewoog in dezelfde richting als het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig tengevolge waarvan genoemde [slachtoffer] op 1 maart 2021 aan de gevolgen van bedoelde aanrijding is overleden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaar. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd verdachte te snel reed, niet alleen door de overschrijding van de toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur, maar ook gelet op de omstandigheden: de mist, de duisternis en de smalle weg. Daarnaast heeft verdachte gebruik maakte van zijn telefoon tijdens het autorijden. Dat leidt tot de kwalificatie
zeeronvoorzichtig en onoplettend en dan is een gevangenisstraf op zijn plaats. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de officier van justitie een deels voorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van zeer onvoorzichtig rijgedrag, maar
aanmerkelijkonvoorzichtig rijgedrag. De raadsman heeft daarom gepleit voor de oplegging van een forse taakstraf. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf past niet bij deze mate van schuld en heeft volgens de raadsman financiële gevolgen voor het bedrijf van verdachte, het personeel en de psychotherapie die verdachte volgt en dringend nodig heeft. Ook heeft hij inkomsten nodig om aan de financiële verplichtingen te voldoen die voortvloeien uit het ongeval. Ook een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zou geen recht doen aan de ernst van het feit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting de rapportage van Reclassering Nederland van 14 juni 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Hij heeft binnen de bebouwde kom, in het donker en tijdens mistige omstandigheden op een smalle weg veel te hard gereden. In plaats van zijn snelheid matigen, heeft hij juist de toegestane maximumsnelheid fors overschreden.
Door zijn onverantwoordelijke handelen heeft een 16-jarige jongen zijn leven verloren.
Het behoeft geen betoog dat dit verkeersongeval met dodelijke afloop heeft geleid tot onherstelbaar leed en verdriet bij de nabestaanden. Zij zijn hun zoon en broer voorgoed kwijt en moeten zonder hem verder. Hun verdriet is door de moeder van het slachtoffer ter zitting op indringende wijze naar voren gebracht. Ook in de kleine gemeenschap van Terschelling heeft het ongeluk een grote schok teweeggebracht.
De rechtbank leidt uit het rapport van de reclassering af dat verdachte een beroep kan doen op een steunend familie- en sociaal netwerk. Het leefgebied ‘houding’ is mogelijk risicoverhogend. De reclassering ziet aanwijzingen voor lijdensdruk bij verdachte en hij lijkt daarbij maatschappelijke druk te ervaren omdat mede eilandbewoners hem, in zijn beleving, verantwoordelijk houden voor de dood van het slachtoffer nog voordat de rechtbank haar oordeel heeft geveld. Hij heeft na het ongeval psychische hulp gezocht.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft voor de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Als uitgangspunt voor overtreding van artikel 6
Wegenverkeerswet 1994 waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en de dood als gevolg, geldt een taakstraf van 240 uren en 12 maanden ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.
Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van twee jaar waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar passend en geboden.
De rechtbank komt, anders dan de officier van justitie, niet tot een gevangenisstraf omdat de rechtbank een mindere mate van schuld bewezen heeft geacht. Anders dan de officier, acht de rechtbank immers niet bewezen dat telefoongebruik tijdens het ongeval een rol heeft gespeeld. Met de lange, deels voorwaardelijke rijontzegging, benadrukt de rechtbank mede de ernst van het feit.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen- bromfietsen daaronder begrepen - voor de tijd van
2 jaar.
Bepaalt dat van deze bijkomende straf een gedeelte, groot
1 jaarniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Bunk, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 september 2022.
Mr. K. Bunk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.