ECLI:NL:RBNNE:2022:3407

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
LEE21/1178
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen een machtiging tot binnentreden in de woning

Op 13 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, wonende in Borgercompagnie, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam. Eiser had beroep aangetekend tegen een besluit van verweerder, dat op 3 februari 2022 was genomen, waarin het bezwaar van eiser tegen een eerder besluit van de burgemeester niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser geen procesbelang had. De rechtbank oordeelde dat de machtiging tot binnentreden, die door de burgemeester was afgegeven, slechts geldig was voor een beperkte tijd en niet ten uitvoer was gebracht. Hierdoor had eiser geen belang meer bij het maken van bezwaar. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/1178
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit Borgercompagnie, eiser

en

college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam (verweerder)

(gemachtigde: A.D. Naberman).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 3 februari 2022 op 13 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het bestreden besluit van 3 februari 2022, waarin verweerder het bezwaar, tegen het primaire besluit (een afgegeven machtiging van de burgemeester tot binnentreden in de woning van eiser), van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard, vanwege het ontbreken van een procesbelang.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Ter zitting is gebleken dat de in het primaire besluit afgegeven machtiging niet ten uitvoer is gebracht: de toezichthouder is de woning van eiser niet binnengetreden.
Verder is de afgegeven machtiging beperkt tot een bepaalde tijdsspanne. De burgemeester heeft de machtiging slechts afgegeven voor 4 oktober 2021 en de drie daaropvolgende dagen. Gelet op de beperkte werking van de machtiging, in tijd, heeft de machtiging voor de toekomst geen betekenis meer en dus heeft eiser daar geen belang meer bij.
Het is de rechtbank niet gebleken dat er andere belangen zijn op basis waarvan verweerder in het bestreden besluit anders had moeten oordelen. Daarom heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser bij het maken van bezwaar geen procesbelang heeft.
Dat door de rechtbank ambtshalve is vastgesteld dat het bestreden besluit is genomen door verweerder, terwijl het primaire besluit is genomen door de burgemeester, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Daarbij is van belang dat ter zitting is komen vast te staan dat de burgemeester in zijn hoedanigheid, als onderdeel van het college, kennis heeft genomen van het besluit van verweerder en dat besluit (mede) heeft ondertekend.
Gelet op het zojuist overwogene, is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2022 door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.K. Veenstra, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.