ECLI:NL:RBNNE:2022:3404

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
LEE 21/3455
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking subsidie zorgbonus COVID-19 aan abortuskliniek

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 13 september 2022, wordt het beroep van een abortuskliniek beoordeeld dat gericht is tegen de intrekking van een subsidie op basis van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19. De rechtbank behandelt de vraag of de intrekking van de subsidie, die oorspronkelijk was verleend op 20 november 2020, terecht was. De subsidie was ingetrokken op basis van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de kliniek volgens de minister niet voldeed aan de definitie van 'zorgaanbieder'. De rechtbank oordeelt dat de definitie van zorgaanbieder met terugwerkende kracht is gewijzigd, wat in strijd zou zijn met het rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank concludeert dat de kliniek geen onjuiste gegevens heeft verstrekt en dat de intrekking van de subsidie op beide gronden (c en d) van artikel 4:48 van de Awb onterecht was. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en trekt het primaire besluit in, waardoor de subsidie opnieuw wordt verleend. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de kliniek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3455

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 september 2022 in de zaak tussen

Stichting [naam] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.P.W. Mensink),
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder

(gemachtigde: G. Bunte).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres gericht tegen de intrekking van de aan haar verleende subsidie ingevolge de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, vergezeld door [naam directeur] (statutair directeur van eiseres) en de gemachtigde van verweerder, vergezeld door [naam medewerker] .

Beoordeling door de rechtbank

1. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
2. Eiseres heeft op 3 november 2020 een aanvraag ingediend op grond van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 van 11 september 2020, voor een subsidie ten bedrage van € 21.600.
In het aanvraagformulier heeft eiseres, voor zover van belang, vermeld (cursief):
SBI-code op 1 september 2020?
86.22.1 Praktijken van medisch specialisten en medische dagbehandelcentra (geen tandheelkunde en psychiatrie)
Type zorgaanbieder
Verleent bedrijfsmatige zorg (of doet verlenen) als bedoeld in de Wet langdurige zorg, de Zorgverzekeringswet of de Wet publieke gezondheid
3. Verweerder heeft de aanvraag op 20 november 2020 ingewilligd.
4. Bij het primaire besluit van 18 mei 2021 heeft verweerder de verleende subsidie ingetrokken op grond van artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Reden is dat de aanvraag van eiseres niet aan de subsidievoorwaarden voldoet, in die zin dat zij niet aangemerkt kan worden als “zorgaanbieder” als bedoeld in de subsidieregeling, en zij hiervan op de hoogte was, dan wel behoorde te zijn.
5. Bij het bestreden besluit van 20 september 2021 is verweerder bij zijn beslissing tot intrekking van de subsidie gebleven, met uitbreiding van de grondslag daarvan. De intrekking wordt in het bestreden besluit gebaseerd op zowel artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb, als op artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb. Tegen dit besluit is het beroep gericht.
Omvang van het geding
6. De te beantwoorden vraag is of verweerder de subsidie mocht intrekken op grond van artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c of d van de Awb. De c-grond biedt een basis voor intrekking in het geval de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid. De d-grond biedt een basis voor intrekking als de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.
Overwegingen
7. Er zijn twee subsidieregelingen van belang, namelijk:
- de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 van 11 september 2020, kenmerk 1742422-209889-MEVA, gepubliceerd in de Staatscourant van 17 september 2020, Nr. 48058 (hierna: de eerste subsidieregeling);
en
- de Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 23 november 2020, kenmerk 1782270-214255- MEVA, gepubliceerd in de Staatscourant van 1 december 2020, Nr. 62407 (hierna: de tweede subsidieregeling).
8. Op het moment van de aanvraag en de verlening van de subsidie was de eerste subsidieregeling van kracht. Nadien is die regeling met terugwerkende kracht - tot en met 1 oktober 2020 - gewijzigd door de tweede subsidieregeling. De wijziging ziet onder meer op de definitie van het begrip “zorgaanbieder”.
9. De definitie van zorgaanbieder in de eerste subsidieregeling luidt, voor zover hier van belang:
“In deze regeling wordt verstaan onder zorgaanbieder: een privaatrechtelijke rechtspersoon, een organisatorisch verband van natuurlijke personen of een natuurlijk persoon die:
1°. bedrijfsmatig zorg verleent of doet verlenen als bedoeld in de Wet langdurige zorg, de Zorgverzekeringswet of de Wet publieke gezondheid;”
10. Met de tweede subsidieregeling zijn de woorden “bedrijfsmatig zorg verleent of doet verlenen als bedoeld in de Wet langdurige zorg, de Zorgverzekeringswet of de Wet publieke gezondheid” komen te vervallen. De definitie van zorgaanbieder in de tweede subsidieregeling luidt, voor zover hier van belang:
“a. een privaatrechtelijke rechtspersoon die, een organisatorisch verband van natuurlijke personen dat of een natuurlijk persoon die:
1°. bedrijfsmatig zorg verleent die wordt bekostigd op grond van een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet;
2°. een zorgaanbieder is als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg;
3°. publieke gezondheidszorg als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet publieke gezondheid verleent of doet verlenen;”
11. Verweerder voert aan dat hoewel de definitie van zorgaanbieder in de eerste subsidieregeling niet expliciet de bekostiging van de zorg noemde, de regeling ook toen was beperkt tot zorg die wordt gefinancierd op grond van één van de vijf hoofdwetten (zijnde de Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg, Wet publieke gezondheid, Wet Maatschappelijke ondersteuning en de Jeugdwet). Dit blijkt, aldus verweerder, uit het gebruik van de woorden “bij of krachtens” opgenomen in de toelichting op de eerste subsidieregeling:
“Afbakening zorgaanbieders
Voor deze subsidie komen zorgaanbieders in aanmerking die (bedrijfsmatig) zorg verlenen bij of krachtens de Wet langdurige zorg, de Zorgverzekeringswet, de Wet publieke gezondheid, de Jeugdwet of de Wet maatschappelijke ondersteuning.” [1]
12. Niet in geschil is dat eiseres ten tijde van belang stond ingeschreven in het handelsregister met SBI-code 86.22.1 - Praktijken van medisch specialisten en medische dagbehandelcentra (geen tandheelkunde en psychiatrie) en dat zij dit ook heeft vermeld op het aanvraagformulier. Deze SBI-code staat ook vermeld op de lijst met SBI-codes opgenomen in de bijlage van de eerste subsidieregeling. Ter zitting van de rechtbank is vastgesteld dat onder deze SBI-code ook abortusklinieken (zoals eiseres) vallen. Wat betreft de SBI-code heeft eiseres dus geen onjuiste gegevens verstrekt bij het doen van de aanvraag.
13. Eiseres heeft op het aanvraagformulier vermeld dat zij bedrijfsmatig zorg verleent of doet verlenen als bedoeld in de Wet langdurige zorg, de Zorgverzekeringswet of de Wet publieke gezondheid. De rechtbank oordeelt deze opgaaf van eiseres niet onjuist, omdat abortuszorg wel degelijk valt aan te merken als (het type) zorg als bedoeld in de Zorgverzekeringswet. Dat een abortus niet altijd wordt bekostigd vanuit de zorgverzekering maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders. In tegenstelling tot verweerder ziet de rechtbank geen aanleiding om de definitie van zorgaanbieder (in de eerste subsidieregeling) in te perken tot alleen die zorgaanbieders die vanuit één van de vijf hoofdwetten worden bekostigd. De in de toelichting van de eerste subsidieregeling opgenomen bewoordingen “bij of krachtens” zijn daarvoor te vaag. Omdat eiseres tevens beschikte over een juiste SBI-code voldeed zij naar het oordeel van de rechtbank ten tijde van de aanvraag aan de definitie van zorgaanbieder zoals opgenomen in de eerste, op dat moment geldende, subsidieregeling. Ook wat dit betreft heeft eiseres dus geen onjuiste gegevens verstrekt bij het doen van de subsidieaanvraag.
14. De rechtbank is van oordeel dat het eiseres niet kan worden tegengeworpen dat de definitie van zorgaanbieder met terugwerkende kracht is gewijzigd. Dat zou in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel.
15. Omdat eiseres geen onjuiste gegevens heeft verstrekt, wordt niet voldaan aan de voorwaarden opgenomen in artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb (de c-grond). Dit betekent dat verweerder ten onrechte de subsidie op die grond heeft ingetrokken.
16. Omdat eiseres voldeed aan de definitie van zorgaanbieder in de zin van de eerste subsidieregeling was de subsidieverlening destijds niet onjuist. Echter, ook indien de subsidieverlening (anderszins) onjuist was kan dat eiseres niet worden tegengeworpen, omdat zij dat niet wist of behoorde te weten (zie daarvoor hetgeen eerder is overwogen onder 12 en 13). Aan de voorwaarden opgenomen in artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb (de d-grond) wordt daarom eveneens niet voldaan. Dit betekent dat verweerder ten onrechte de subsidie op die grond heeft ingetrokken.
Conclusie en gevolgen
18. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
19. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb, zelf een beslissing en trekt het primaire besluit, waarbij de verleende subsidie is ingetrokken, in. Deze uitspraak zal in de plaats treden van het te vernietigen bestreden besluit. Verweerder hoeft dus niet opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift.
20. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden.
21. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres (voor beroepsmatig door een derde verleende rechtsbijstand) tot een bedrag van € 2.600 (2 punten in beroep ad € 759 + 2 punten in bezwaar ad € 541).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • trekt het primaire besluit, waarbij de verleende subsidie is ingetrokken, in en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 360 aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.600 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzitter, en mr. S. Dijkstra en
mr. H.D. Tolsma, leden, in aanwezigheid van mr. D.C. van der Ven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Bijlage wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 4:48
1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:
a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;
b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;
d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of
e. met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 september 2020, kenmerk 1742422-209889-MEVA, houdende regels voor het subsidiëren van een bonus aan professionals die in de sector zorg en welzijn een uitzonderlijke prestatie hebben geleverd in verband met de uitbraak van het COVID-19 virus (Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19)
Artikel 1, aanhef en onder a,
In deze regeling wordt verstaan onder zorgaanbieder: een privaatrechtelijke rechtspersoon, een organisatorisch verband van natuurlijke personen of een natuurlijk persoon die:
1°. bedrijfsmatig zorg verleent of doet verlenen als bedoeld in de Wet langdurige zorg, de Zorgverzekeringswet of de Wet publieke gezondheid;
2°. een jeugdhulpaanbieder is als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;
3°. een aanbieder is als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, die als zodanig door het desbetreffende College van burgemeester en wethouders is aangemerkt; of
4°. een ADL-aanbieder is als bedoeld in artikel 1.1 van de Subsidieregeling ADL-assistentie.
Artikel 3
De minister kan subsidie verstrekken aan zorgaanbieders voor het uitkeren van een bonus aan een zorgprofessional.
Artikel 5
1. Subsidie wordt enkel verstrekt aan zorgaanbieders die op 1 september 2020 in het handelsregister stonden ingeschreven, met ten minste twee werkzame personen en met een hoofd- of nevenactiviteit met een SBI-code die in de Bijlage is opgenomen.
2. In afwijking van het eerste lid, kan subsidie worden verstrekt aan een zorgaanbieder indien uit de aanduiding waarmee de zorgaanbieder op 1 september 2020 is ingeschreven in het handelsregister, naar het oordeel van de minister blijkt dat de zorgaanbieder een hoofd- of nevenactiviteit uitvoert die in de Bijlage is opgenomen.
3. Dit artikel is niet van toepassing op de Stichting SBOH.
Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 23 november 2020, kenmerk 1782270-214255- MEVA, houdende wijziging van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 in verband met de uitbreiding van de definitie van zorgaanbieder en enkele andere wijzigingen
Artikel 1
De Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepaling van ‘zorgaanbieder’ komt te luiden:
zorgaanbieder:
a. een privaatrechtelijke rechtspersoon die, een organisatorisch verband van natuurlijke personen dat of een natuurlijk persoon die:
1°. bedrijfsmatig zorg verleent die wordt bekostigd op grond van een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet;
2°. een zorgaanbieder is als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg;
3°. publieke gezondheidszorg als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet publieke gezondheid verleent of doet verlenen;
4°. bedrijfsmatig jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet doet verlenen;
5°. een aanbieder is als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
6°. een ADL-aanbieder is als bedoeld in artikel 1.1 van de Subsidieregeling ADL-assistentie;
7°. ten laste van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 ondersteuning verleent; of
8°. door middel van opdracht van een aanbieder als bedoeld onder 5° onmiddellijk of middellijk een voorziening in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 levert.

Voetnoten

1.zie de toelichting op artikel 1, Staatscourant 2020, Nr. 48058, pagina 10.