ECLI:NL:RBNNE:2022:3393

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
9543937 VT 21-658, 9680559 VO 22-252 en 9729467 VO 22-424
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onder curatele stelling van betrokkene wegens geestelijke toestand en de gevolgen voor juridische procedures

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, wordt betrokkene onder curatele gesteld om te voorkomen dat hij in de toekomst juridische procedures in zijn naam start. De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene, gezien zijn geestelijke toestand, niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen adequaat te behartigen. Dit oordeel is gebaseerd op een deskundigenrapport dat ernstige geheugenstoornissen en een gebrek aan ziekte-inzicht bij betrokkene aantoont. De kantonrechter heeft eerder al tussenbeschikkingen gegeven en heeft in deze beschikking de noodzaak van ondercuratelestelling bevestigd, ondanks bezwaren van betrokkenen die menen dat betrokkene in staat is om zijn belangen te behartigen. De kantonrechter benadrukt dat de huidige beschermingsmaatregelen niet voldoende zijn om betrokkene te beschermen tegen juridische complicaties die voortkomen uit zijn geestelijke toestand. De beslissing om betrokkene onder curatele te stellen is genomen om zijn belangen te waarborgen en om te voorkomen dat hij verder in juridische problemen raakt. De kantonrechter benoemt tevens een curator en stelt de beloning voor de curator en bewindvoerder vast. De beschikking is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummers : 9543937 VT 21-658, 9680559 VO22-252 en 9729467 VO22-424
Datum uitspraak: 5 augustus 2022
Beschikking
inzake
[betrokkene],
geboren te [plaats en datum],
wonende te [adres],
hierna ook te noemen betrokkene.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De kantonrechter verwijst voor het verloop van de procedure naar de tussenbeschikkingen van 17 december 2021, 20 mei 2022 en 10 juni 2022, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
1.2.
De kantonrechter heeft daarna kennis genomen van de volgende stukken:
- het deskundigenrapport van Trompetter en Partners BV d.d. 28 juni 2022, opgemaakt door M.E. van Houten, arts;
- de schriftelijke reactie van mr. Hofstra van 8 juli 2022;
- de schriftelijke reactie van mr. Lieberwerth van 14 juli 2022;
- de schriftelijke reactie van mr. Geerdink van 14 juli 2022;
- de schriftelijke reactie van mr. Van der Pol van 15 juli 2022;
- de schriftelijke reactie van de mentor van 15 juli 2022.
1.3.
Vervolgens is wederom beschikking bepaald.

2.Het deskundigenrapport en de nadere reacties

Ten aanzien van het verzoek tot ondercuratelestelling
2.1.
De vraag die nu nog aan de kantonrechter voorligt is of met de huidige maatregelen van bewind en mentorschap de belangen van betrokkene voldoende kunnen worden behartigd. In de tussenbeschikking van 10 mei 2022 heeft de kantonrechter overwogen dat om die vraag te kunnen beantwoorden, allereerst moet worden gekeken naar het standpunt en de positie van betrokkene in deze procedure. Omdat er bij partijen groot verschil van inzicht is over de wilsbekwaamheid van betrokkene, heeft de kantonrechter een deskundige benoemd die hier onderzoek naar heeft gedaan.
2.2.
De deskundige heeft in het rapport van 28 juni 2022 onder meer het volgende opgenomen:
"Bij onderzoek blijkt mijnheer duidelijke stoornissen te hebben in het geheugen voor de korte en de lange termijn én stoornissen in de oriëntatie in tijd, plaats en persoon. Daarnaast zijn er
stoornissen en beperkingen in het behouden van overzicht en structuur. Zijn bewustzijn is helder maar de concentratie is wisselend en zijn denken is niet coherent. Mijnheer vertoont zo genoemd façadegedrag: doet zich goed voor, welbespraakt, met bagatelliseren en omzeilen van antwoorden. Informeer ik naar zijn gezondheidstoestand en zijn geheugen, dan blijkt mijnheer geen ziektebesef, laat staan ziekte-inzicht te hebben. Alles gaat goed volgens mijnheer. Bij het ter sprake brengen van de verschillende perikelen bij de rechtbank is mijnheer opvallend onwetend en zegt nooit iets met een rechtbank of advocaten te maken te hebben gehad en ook niet te willen hebben. Verder is hij onwetend over het feit dat hij een bewindvoerder en mentor heeft en is hij niet in staat uit te leggen wat de eventuele rol van deze personen inhoudt. Mijnheer geeft aan zich nog gewoon in staat te achten zelfstandig zijn financiën te regelen, maar dat hij de hulp die hij hiervoor van een bepaalde zoon ontvangt wel op prijs stelt."
2.3.
De deskundige heeft vervolgens de onderzoeksvragen als volgt beantwoord:
1. In hoeverre wordt betrokkene door zijn lichamelijke of geestelijke toestand
gehinderd ten volle zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen?
"niet in staat om zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen."
2. In hoeverre kan betrokkene nog rechtshandelingen verrichten en in hoeverre kan hij de gevolgen van zijn handelen overzien?
"niet in staat rechtshandelingen te verrichten en de gevolgen van zijn handelen te overzien."
3. In hoeverre is betrokkene in staat juridische procedures te overzien?
"niet in staat juridische procedures te overzien."
4. Kan betrokkene nog een voorkeur uitspreken voor de te benoemen curator/bewindvoerder en/of mentor?
"niet in staat een voorkeur uit te spreken voor de te benoemen curator/bewindvoerder en/of mentor."
5. Heeft u nog andere informatie verkregen die voor de beoordeling relevant kan zijn?
"Bewindvoering en mentorschap acht ik bij mijnheer onontbeerlijk. De indicatie voor
ondercuratelestelling is aan het oordeel van de rechter."
2.4.
Door en namens de bewindvoerder, de mentor en [zoon X] is aangegeven dat zij instemmen met de inhoud van het deskundigenrapport en dat zij geen op- en of aanmerkingen hebben.
2.5.
Mr. Geerdink heeft in zijn nadere reactie aangegeven dat het deskundigenrapport zijn inschatting bevestigt dat hij gelet op de gesteldheid van betrokkene niet langer een inhoudelijk standpunt kan innemen.
2.6.
Namens [zoon Y] is uitvoeriger gereageerd op het rapport en op zijn stellingen zal de kantonrechter hierna nader ingaan.
2.7.
Allereerst stelt [zoon Y] dat er door de deskundige geen gronden zijn benoemd op basis waarvan de ondercuratelestelling noodzakelijk zou zijn en hij concludeert daaruit dat de deskundige aangeeft de noodzaak hiervan niet in zijn onderzoek te hebben gevonden. De kantonrechter volgt dit niet. De onderzoekende arts heeft geen conclusies getrokken over de noodzaak van een ondercuratelestelling. In het rapport is hierover enkel opgenomen:
"Naar mijn overtuiging - zijn geestelijke toestand in aanmerking genomen - niet in staat is zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen naar behoren te behartigen en de reikwijdte en mogelijke gevolgen van zijn beslissingen te overzien. Bewindvoering en mentorschap wordt in de gegeven situatie objectief medisch ondersteund"en
"Bewindvoering en mentorschap acht ik bij mijnheer onontbeerlijk. De indicatie voor ondercuratelestelling is aan het oordeel van de rechter."Zoals de kantonrechter al in de beschikking van 10 juni 2022 heeft overwogen is de vraag of de curatele noodzakelijk is, niet een vraag die aan de deskundige voorgelegd is, maar gaat het hier om een juridisch oordeel. De laatste opmerking van de deskundige begrijpt de kantonrechter dan ook aldus dat de deskundige dat oordeel bij de kantonrechter laat.
2.8.
[zoon Y] stelt zich daarnaast op het standpunt dat betrokkene tot voorkort zijn standpunten voldoende kenbaar kon maken aan zijn advocaat, maar dat dat thans niet meer lukt. Betrokkene zou volgens [zoon Y] nog in staat zijn geweest te beoordelen dat er cassatie ingesteld diende te worden bij de Hoge Raad. De kantonrechter kan ook dit standpunt van [zoon Y] niet volgen. Het beeld dat de deskundige heeft geschetst over de geestestoestand van betrokkene komt overeen met de (consistente) indruk die de kantonrechter van de geestelijke toestand van betrokkene heeft op basis van de meerdere gesprekken die zij met betrokkene heeft gevoerd. Dat beeld had zij namelijk ook tijdens de zitting van 22 april 2022. De procesinleiding van het ingestelde cassatieberoep dateert van 26 april 2022. De kantonrechter vindt het dan ook zeer onwaarschijnlijk dat betrokkene hiertoe zelf het initiatief heeft genomen. [zoon Y] stelt daarnaast dat het cassatieverzoek met vader en de cassatieadvocaat is besproken en dat de cassatieadvocaat geen enkel signaal heeft gekregen om te concluderen dat betrokkene op dat moment niet in staat zou zijn geweest om zijn standpunt te bepalen. Gelet op het voorgaande vindt de kantonrechter ook dit onwaarschijnlijk. Bovendien heeft mr. Geerdink ter zitting van 22 april 2022 aangegeven onwetend te zijn over een eventuele cassatieprocedure. Gelet op de datum van de procesinleiding hadden hier toen echter al de nodige acties in moeten zijn ondernomen.
2.9.
De kantonrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de geestelijke situatie van betrokkene ten tijde van de hoger beroepsprocedure inzake de machtiging tot de verkoop van de woning, vergelijkbaar was. Immers, de kantonrechter heeft betrokkene op 17 december 2021 thuis bezocht en uitvoerig gesproken. Het beeld dat de kantonrechter toen van betrokkene heeft gekregen was niet wezenlijk anders dan het beeld op 22 april 2022, welk beeld is bevestigd in het deskundigenrapport.
2.10.
Betrokkene is gelet op hetgeen hiervoor is besproken over zijn wilsbekwaamheid, dan ook niet in staat om zelf beslissingen te nemen over juridische procedures. Dat dit wel gebeurt acht de kantonrechter zorgelijk en niet in het belang van betrokkene. Dat geldt ook voor de uit naam van betrokkene aanhangig gemaakte cassatieprocedure. De huidige maatregelen hebben betrokkene daar niet tegen kunnen beschermen. De vraag is of een ondercuratelestelling betrokkene daar wel tegen had kunnen beschermen, nu de wetgever in artikel 1:381 lid 6 BW heeft bepaald dat in zaken van curatele degene wiens curatele het betreft, bekwaam is in rechte op te treden en tegen een uitspraak beroep in te stellen. Uit jurisprudentie blijkt echter dat een machtigingsprocedure niet kan worden aangemerkt als een ‘zaak van curatele’ als bedoeld in artikel 1:381 lid 6 BW. Zo heeft bijvoorbeeld het Gerechtshof Arhem-Leeuwarden op 22 juni 2021 geoordeeld:
"De wettelijke uitzondering van artikel 1:381 lid 6 BW op de handelingsonbekwaamheid van de curandus (de bekwaamheid om in zaken van curatele in rechte op te treden en hoger beroep in te stellen) veronderstelt een aan hem toegekende bevoegdheid tot het doen van een verzoek. Nu van een dergelijke bevoegdheid in de hier aan de orde zijnde machtigingsprocedure geen sprake is, valt naar het oordeel van het hof deze machtigingsprocedure niet onder ‘zaken van curatele’ als bedoeld in artikel 1:381 lid 6 BW. Daaruit volgt dat de curandus, niet bekwaam is zelf hoger beroep tegen een aan de curator verleende machtiging in te stellen."
In casu zou betrokkene dus geen hoger beroep in kunnen stellen tegen een door de kantonrechter verleende machtiging als hij onder curatele zou (hebben ge-) staan en ook niet, zo vat de kantonrechter de overwegingen van het Hof op, cassatie in had kunnen stellen in dergelijke zaken.
2.11.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vraag of een voldoende behartiging van de belangen van betrokkene met een meer passende en minder verstrekkende voorziening dan een ondercuratelestelling kan worden bewerkstelligd, negatief dient te worden beantwoord. De kantonrechter vindt het schrijnend dat handelingen van anderen en onenigheid in de omgeving van betrokkene, moeten leiden tot een verzwaring van de huidige maatregelen. De kantonrechter ziet echter geen andere mogelijkheid om (de belangen van) betrokkene te kunnen beschermen. De kantonrechter vindt het belangrijk dat voorkomen wordt dat er in de toekomst vergelijkbare situaties ontstaan. Dit zorgt namelijk niet alleen voor onrust bij de kinderen van betrokkene en de uitvoerders van de beschermingsmaatregelen, maar bovenal bij betrokkene. De kantonrechter gunt betrokkene nog een onbezorgde tijd met onbelast contact met zijn naasten. Daarbij moet hij niet langer belast worden met bezoeken aan (juridische) instanties en huisbezoeken die gerelateerd zijn aan juridische procedures waar hij niets van begrijpt en bij hem enkel onrust veroorzaken. Om dit te bewerkstelligen ziet de kantonrechter zich genoodzaakt om betrokkene onder curatele stellen.
2.12.
Ten aanzien van de te benoemen curator overweegt de kantonrechter als volgt. De bewindvoerder heeft verzocht om [naam BV] tot curator te benoemen. Tegen deze benoeming zijn geen uitdrukkelijke bezwaren geuit. [zoon Y] heeft weliswaar bezwaar gemaakt tegen de benoeming van [naam BV] als (tijdelijke) mentor, maar zijn bezwaar zat met name in het feit dat hij vond dat betrokkene zelf goed in staat was om te bepalen wie hem als mentor zou moeten vertegenwoordigen en dat het volgens [zoon Y] goed zou zijn dat dit iemand was die betrokkene kent. Uit de verklaring van de deskundige blijkt echter dat betrokkene niet in staat is een voorkeur uit te spreken voor de te benoemen curator. [naam BV] is als mentor al sinds december 2021 betrokken en is op de hoogte van de situatie van betrokkene. Er is tussen de mentor en betrokkene inmiddels dan ook iets van een (vertrouwens)band, voor zover dat gelet op de situatie van betrokken al mogelijk is. Bovendien is [naam BV] een professionele curator en van haar mag worden verwacht dat zij het belang van betrokkene voorop stelt. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding af te wijken van het verzoek van de bewindvoerder en zal [naam BV] tot curator benoemen.
2.13.
Op grond van de artikelen 1: 449 lid 1 en 1:461 lid 1 BW eindigen het bewind en het mentorschap door de ondercuratelestelling van betrokkene.
2.14.
De bewindvoerder zal eindrekening en -verantwoording afleggen aan de curator. De kantonrechter zal de beloning van de bewindvoerder voor het opmaken van deze eindrekening en -verantwoording vaststellen op een bedrag van € 220,00 (exclusief btw).
2.15.
De kantonrechter zal de beloning van de te benoemen curator voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 1.054,00 (exclusief btw). De jaarbeloning van de te benoemen curator, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, zal worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (basistarief).
2.16.
De kantonrechter komt niet toe aan de beoordeling van de overige verzoeken, nu het verzoek tot ondercuratelestelling van betrokkene wordt toegewezen.

3.De beslissing

3.1.
stelt
[betrokkene]voornoemd onder curatele wegens een geestelijke toestand;
3.2.
benoemt tot curator [naam BV];
3.3.
stelt de beloning de bewindvoerder voor het opmaken van een eindrekening en -verantwoording vast op een bedrag van € 220,00 (exclusief btw);
3.4.
verstaat dat de curatele ingaat op de dag volgend op de hieronder vermelde datum van verzending van deze beschikking;
3.5.
stelt de beloning van de curator voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 1.054,00 (exclusief btw);
3.6.
stelt de jaarbeloning van de curator vast overeenkomstig artikel 2 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
3.7.
wijst af het meer of anders verzochte;
3.8.
bepaalt dat deze uitspraak door de griffier zal worden bekend gemaakt in de Staatscourant.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Groenewegen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2022.
conc.nr.: 739
Beschikking verzonden op:
Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.