Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De verdere beoordeling
2.De verdere beoordeling
("betrokkene is als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat ten volle zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, in welke mate wordt hij hierin gehinderd?"),heeft [zoon Y] aangegeven dat deze vraag deels een eigen conclusie is van de kantonrechter en deze volgens hem haaks staat op de eerdere deskundigenverklaringen. [zoon Y] stelt daarom voor deze als volgt te wijzingen:
"Is betrokkene als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat ten volle zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen of brengt hij als gevolg daarvan zijn veiligheid of die van een ander in gevaar? Zo ja, in welke mate?".De kantonrechter is echter van oordeel dat reeds bij beschikking van 23 februari 2021 is geoordeeld dat er sprake is van een dergelijke toestand en dat dit ook de grond is waarop de huidige beschermingsmaatregelen destijds zijn uitgesproken. Tegen die beslissing is bovendien geen hoger beroep ingesteld. Hoewel de kantonrechter hetgeen namens [zoon Y] is aangevoerd dan ook niet onderschrijft, zal de kantonrechter de vraag enigszins nuanceren en deze als volgt formuleren:
in hoeverre is betrokkene wilsbekwaam ten aanzien van het voeren van juridische procedures en het inschakelen van een advocaat?")te schrappen. Beiden geven ter onderbouwing aan dat de vraag of betrokkene wilsbekwaam is ten aanzien van het voeren van juridische procedures en het inschakelen van een advocaat, niet relevant is voor enig in deze procedure te nemen beslissing. Bovendien vinden zij dat het inschakelen van een advocaat op een grondrecht ziet en dat dit betrokkene niet ontnomen kan worden. De kantonrechter acht het echter voor de beoordeling van de vraag of betrokkene onder curatele zou moeten worden gesteld wel relevant dat hierover iets door de deskundige wordt verklaard, nu juist de juridische procedures voor de bewindvoerder aanleiding zijn geweest om het verzoek tot ondercuratelestelling in te dienen. Wel ziet de kantonrechter aanleiding de derde onderzoeksvraag te herformuleren, zodat de nadruk ligt op het medische oordeel en de relevantie meer benadrukt wordt. De kantonrechter zal onderzoekvraag 3 dan ook als volgt verwoorden: "
In hoeverre is betrokkene in staat (de gevolgen van) juridische procedures te overzien?"
"kan een voldoende behartiging van de belangen van betrokkene met een meer passende of minder vestrekkende voorziening dan ondercuratelestelling worden bewerkstelligd, zoals mentorschap en/of onderbewindstelling?"De kantonrechter is echter van oordeel dat de beantwoording van deze vraag ter beoordeling aan de kantonrechter voorligt en dat het hier om een juridisch oordeel gaat. De kantonrechter dient daarbij niet enkel de uitkomsten van het deskundigenonderzoek te wegen, maar er kunnen meer feiten en omstandigheden zijn die er toe leiden dat een beschermingsmaatregel (niet) meer passend is. Die feiten en omstandigheden worden door een deskundige niet meegenomen in het onderzoek, zodat de beantwoording van een dergelijke vraag door de deskundige geen volledig beeld geeft. De kantonrechter zal de door [zoon Y] voorgestelde vraag dan ook niet aan de deskundige voorleggen.