ECLI:NL:RBNNE:2022:3378

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
18/276785-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak met betrekking tot vuurwapenbezit en onbruikbaar maken van geldautomaat

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 18/276785-21 en 18/286679-21. De verdachte is vrijgesproken van de poging tot doodslag en medeplichtigheid aan poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij betrokken was bij het schietincident. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aanwezig was bij het schietincident en dat er geen bewijs was dat hij het wapen had geleverd aan de medeverdachte. De rechtbank achtte het niet bewezen dat de verdachte een vuurwapen en onderdelen daarvan voorhanden had in de ten laste gelegde periode.

Wel werd de verdachte veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, omdat bij een doorzoeking in zijn woning een geladen revolver en munitie zijn aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van het vuurwapen en de munitie, ondanks zijn verklaring dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de lade waar het wapen was aangetroffen.

Daarnaast werd de verdachte veroordeeld voor het onbruikbaar maken van een geldautomaat. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met een zakmes in de geldautomaat had gewroet, wat een aanmerkelijke kans op onbruikbaarheid met zich meebracht. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18/276785-21
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/286679-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 augustus 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , wonende aan [straatnaam] te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 juli 2022 en 30 augustus 2022 (sluiting onderzoek).
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/276785-21 - na wijziging van de tenlastelegging -
1.
hij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een (vuur)wapen op die
, althans in zijn richting heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meerdere mededader(s) op of omstreeks 21 augustus 2021 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een (vuur)wapen op die [slachtoffer] , althans in zijn richting heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 21 augustus 2021 te Hoogeveen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door een (vuur)wapen en/of munitie te leveren en/of ter beschikking te stellen en/of (vervolgens) dit wapen te verbergen en/of verhullen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 21 augustus 2021 tot en met 13 oktober 2021 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (merk Bulldog, kaliber 320) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 13 oktober 2021 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
  • 3 kogelpatronen, merk Sellier & Belliot, kaliber 320, en/of
  • 1 kogelpatroon, merk V.F.M. & CIE LIEGE, kaliber 320, en/of - 24 kogelpatronen, merk Prvi-Partizan, kaliber .32 auto voorhanden heeft gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 21 augustus 2021 tot en met 13 oktober 2021 te Zuidwolde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen en/of onderdelen van wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
  • een revolver (merk Mosin Nagant, type M1895, kaliber 7.62 Nagant), zijnde een vuurwapen in devorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of
  • 8 patroonhouder (diverse merken en/of kalibers), zijnde (wezenlijke) onderdelen van vuurwapens inde vorm van een geweer, revolver en/of pistool, voorhanden heeft gehad;
5.
hij in of omstreeks de periode van 21 augustus 2021 tot en met 13 oktober 2021 te Zuidwolde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, munitie van categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten 559 expanderende kogelpatronen van diverse merken en/of kalibers, en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3.680 kogelpatronen van diverse merken en/of kalibers, en/of 2 herlaadbare hulzen, merk GFL (Fioucchi), kaliber 7.62 Nagant, voorhanden heeft gehad;
6
hij in of omstreeks de periode van 21 augustus 2021 tot en met 13 oktober 2021 te Zuidwolde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (onderdeel van een) wapen, van categorie I, onder 1° of 3°, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen, te weten een geluidsdemper.
Parketnummer 18-286679-21
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 april 2021, in de gemeente Hoogeveen, opzettelijk en wederrechtelijk een geldautomaat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft met betrekking tot de onder parketnummer 18/276785-21 onder 1 primair vrijspraak gevorderd en van het onder 1, subsidiair, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 18/286679-21 ten laste gelegde feit veroordeling gevorderd.
Parketnummer 18/276785-21
Ten aanzien van feit 1: primair:
Poging doodslag op [slachtoffer] kan worden bewezen maar niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking in de zin van medeplegen nu de rol van [verdachte] niet verder is gegaan dan het leveren van het wapen.
Ten aanzien van feit 1: subsidiair
Volgens de officier van justitie kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte medeplichtig is geweest aan poging doodslag op [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) door aan [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) een vuurwapen met munitie te leveren. Zij heeft daartoe onder meer gewezen op het tapgesprek tussen [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en [naam 2] . Daaruit volgt - kort gezegd dat [naam 3] (hierna: [naam 3] ) tegen [naam 1] heeft gezegd dat verdachte en [naam 4] (hierna: [naam 4] ) in de nacht van de schietpartij bij hem in de auto hebben gezeten, verdachte een pistool naar [medeverdachte 1] heeft gebracht en weer bij hen in de auto is gestapt. Verdachte en [naam 3] hebben staan kijken naar de schietpartij en [naam 4] heeft gefilmd. Verdachte zou het wapen na de schietpartij weer hebben meegenomen. Ook [naam 5] (hierna: [naam 5] ) heeft verklaard dat verdachte de leverancier was van het wapen waarmee [medeverdachte 1] geschoten heeft en dit wapen zou verstopt zijn bij de opa en oma van verdachte. Volgens [naam 5] zegt [naam 3] op het filmpje op Dumpert dat er een kogel bij hun komt en verdachte zou lachen.
Verder volgt uit de telefoongegevens van [medeverdachte 1] dat hij de nacht van de schietpartij meermalen contact heeft gehad met verdachte. Uit de telefoongegevens van verdachte volgt juist dat hij om 00.26 uur [naam 3] heeft geappt of hij naar [medeverdachte 1] komt en om 02.15 uur appt verdachte dat hij [naam 3] echt nodig heeft. Uit het filmpje op Dumpert volgt dat [naam 3] daadwerkelijk in de buurt van de woning van [medeverdachte 1] is geweest wat, gezien de communicatie, zeker niet toevallig was. Ook uit appwisseling op 1 september 2021 volgt dat verdachte kennelijk iets te verbergen heeft. Verdachte heeft zijn verklaring bij de politie heimelijk opgenomen. [naam 3] had voor zijn verhoor de beschikking over die verklaring en gevraagd wat hij moet verklaren. Vervolgens hebben verdachte en [naam 3] afgesproken dat live te bespreken, omdat de app gelezen zou worden.
Ook is op veiliggestelde camerabeelden rondom de woning van [medeverdachte 1] te zien dat [naam 6] , de vriendin van [medeverdachte 1] (hierna: [naam 6] ) om 01.19 uur in de auto stapt, wegrijdt en om 01.27 uur terugkeert met verdachte. Zij hebben een blauwe tas bij zich waar een zwart ding uit steekt. Dat er schone was in die tas zou hebben gezeten dat bij verdachte thuis is opgehaald, omdat de wasmachine van [medeverdachte 1] stuk zou zijn, acht de officier van justitie volstrekt onaannemelijk. Het voorwerp past beter bij het brengen van een wapen zoals door verschillende personen is aangegeven en ook [slachtoffer] heeft verklaard dat er met een lang zwart wapen is geschoten. Verdachte is bovendien zowel voor als na het schietincident bij [medeverdachte 1] geweest. Dat [medeverdachte 1] en [naam 6] vanuit de penitentiaire inrichting meermalen hebben gesproken over ‘ [naam 7] ’ die zij er niet bij willen betrekken en verdachte als ‘ [naam 7] ’ in de telefoon van [medeverdachte 1] staat, draagt bij aan de overtuiging van de officier van justitie.
Concluderend stelt zij dat nu verdachte het wapen heeft gebracht toen de ruzie tussen
[medeverdachte 1] en [slachtoffer] al in volle gang was, verdachte willens en wetens de kans heeft aanvaard dat het wapen - nota bene een vuurwapen - ook gebruikt gaat worden. Verdachte had op zijn minst voorwaardelijk opzet op dat gebruik. Tot slot is een paar maanden na de schietpartij een grote hoeveelheid wapens en munitie in de woning bij verdachte aangetroffen, waaruit kan blijken dat verdachte daadwerkelijk de beschikking heeft (gehad) over wapens. Wat er met het wapen is gebeurd nadat deze door verdachte aan [medeverdachte 1] was geleverd en ermee is geschoten, kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
De officier van justitie heeft aangevoerd dat in de woning waar verdachte en vader [verdachte] wonen, een vuurwapen met patronen is aangetroffen. Verder is een plastic zak met daarin een koffiefilter met patronen aangetroffen waarop DNA van verdachte is aangetroffen. Aan de verklaring van vader [verdachte] die op 24 januari 2022 uiteindelijk heeft verklaard dat alle wapens en munitie van hem zijn, hij het heeft bewaard voor een derde, kan geen enkele waarde worden gehecht. Uit de tapgesprekken volgt immers dat verdachte en vader [verdachte] vooraf veelvuldig over diens verklaring hebben gepraat. Vader [verdachte] heeft bevestigd dat hij zal zeggen dat hij er verantwoordelijk voor is.
Ten aanzien van de feiten 4, 5 en 6
De officier van justitie heeft aangevoerd dat gelet op de plaatsen waar de wapens de onderdelen en de munitie zijn aangetroffen en het DNA op het vuurwapen, aangetroffen aan de [straatnaam] , wettig en overtuigend bewezen kan worden dat hij deze goederen voorhanden heeft gehad. Aan de verklaring van vader [verdachte] die op 24 januari 2022 uiteindelijk heeft verklaard dat alle wapens en munitie van hem zijn, kan geen enkele waarde worden gehecht. Uit de tapgesprekken volgt immers samengevat - dat verdachte en vader [verdachte] vooraf veelvuldig over diens verklaring hebben gepraat. Zo heeft verdachte op 21 januari 2022 gebeld dat zijn DNA is aangetroffen op het wapen en hij bang is dat hij nog niet vrijkomt. De dagen erna is er regelmatig contact geweest en is aangegeven dat vader [verdachte] moet verklaren dat de revolvers van hem zijn, het verhaal over Van Eck wordt herhaald en vader [verdachte] bevestigt dat hij zal zeggen dat hij er verantwoordelijk voor is.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft het volgende betoogd.
Parketnummer 18/276785-21
Ten aanzien van feit 1 primair
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Bij verdachte bestond geen opzet op de dood van [slachtoffer] , ook niet in de vorm van medeplegen.
Ten aanzien van feit 1: subsidiair
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte ook van dit feit vrij te spreken.
Er is geen bewijs dat verdachte het wapen heeft geleverd waarmee [medeverdachte 1] op
[slachtoffer] zou hebben geschoten. Het wapen waarmee op [slachtoffer] moet zijn geschoten is niet gevonden, ook niet bij huiszoekingen, terwijl de mogelijkheden om dit wapen weg te maken beperkt lijken. Verdachte en zijn vader zijn immers direct na de schietpartij door de politie gefouilleerd. Mocht [medeverdachte 1] al op [slachtoffer] hebben geschoten, dan is er geen enkele reden om aan te nemen dat dit wapen die avond ook moet zijn geleverd. Uit het feit dat wapens bij verdachte en de familie van verdachte zo makkelijk te vinden waren, kan worden afgeleid dat zij er niet op hadden gerekend met de schietpartij in verband te worden gebracht. Aan het filmpje op Dumpert, de melding van [naam 5] en het tapgesprek tussen [naam 1] en [naam 2] kan evenmin bewijswaarde worden ontleend, gezien het verhalen van horen zeggen zijn. Verdachte heeft geen motief of opzet (gehad) om een wapen aan [medeverdachte 1] te leveren om daarmee [slachtoffer] dood te kunnen schieten.
Ten aanzien van feit 2
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte van dit feit vrij te spreken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen bewijs is dat verdachte wist of moest weten dat er een wapen in de woonwagen lag. Vader [verdachte] heeft kennelijk een wapen in de lade van het nachtkastje gelegd en dit heeft hij bevestigd bij de politie. Er is niet vastgesteld dat de papieren die in de lade lagen recente poststukken waren en ook niet dat er andere, dagelijkse gebruiksartikelen in lagen, waardoor je oog wel op het wapen had moeten vallen. De politie heeft ten onrechte geconcludeerd uit opgenomen telefoongesprekken vanuit de gevangenis dat verdachte tegen vader [verdachte] heeft gezegd dat hij moest verklaren dat het wapen van hem is. Verdachte heeft dit enkel gezegd, omdat zijn vader een hekel heeft aan de politie en uit principe niet wil meewerken.
Ten aanzien van feit 3
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte ook van dit feit vrij te spreken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de munitie niet open en bloot in de woning van verdachte is aangetroffen, maar achter een plint. Dat de munitie in een filterzakje zat waar DNA van verdachte, vader [verdachte] en een onbekende derde op is aangetroffen, bewijst niet dat het verdachte is geweest die de munitie in het filterzakje heeft gedaan. Het DNA kan op andere wijze op het filterzakje zijn gekomen.
Ten aanzien van de feiten feit 4, 5 en 6
De raadsvrouw heeft betoogd dat feit 4 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat verdachte nooit de beschikkingsmacht over het vuurwapen en de patroonhouders heeft gehad. Dat verdachte zijn DNA op het wapen is aangetroffen, betekent enkel dat hij dat wapen ooit in handen zal hebben gehad. Het wapen is bovendien niet in zijn woning aangetroffen. Ook van de feiten 5 en 6
dient verdachte te worden vrijgesproken.
Parketnummer 18/286679-21
De raadsvrouw heeft betoogd dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat verdachte geen oogmerk had op het toebrengen van schade aan de geldautomaat.
Hij heeft voorzichtig geprobeerd om zijn gepinde geld uit de uitgiftelade te krijgen. Verdachte heeft niet gezien dat er iets beschadigd was. Uit de aangifte volgt ook niet dat er daadwerkelijk schade is toegebracht.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/276785-21
Vrijspraak van medeplegen van poging tot doodslag (feit 1, primair)
De rechtbank acht feit 1 primair niet wettig en overtuigend bewezen, nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat verdachte aanwezig is geweest bij het schietincident tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] , laat staan daar enige directe betrokkenheid bij heeft gehad. Verdachte zal derhalve van het primaire feit worden vrijgesproken.
Vrijspraak van medeplichtigheid aan poging tot doodslag (feit 1, subsidiair)
De rechtbank acht ook feit 1 subsidiair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aanknopingspunten naar voren gekomen dat verdachte het wapen aan [medeverdachte 1] heeft geleverd, waarmee die [medeverdachte 1] op [slachtoffer] heeft geschoten. Enkel is gebleken dat verdachte die bewuste avond/nacht aanwezig is geweest bij [medeverdachte 1] en dat hij later met de auto van [naam 6] om 01.27 uur en met een tas - met naar eigen zeggen schone was - bij de woning van [medeverdachte 1] is gekomen. Hoewel de rechtbank de verklaring van verdachte dat verdachte midden in de nacht, terwijl er sprake was van een conflict tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] , samen met de partner van [medeverdachte 1] - de schone was is komen brengen ongeloofwaardig acht, is het enkele feit dat uit de tas die verdachte droeg een langwerpig voorwerp stak dat de vorm had van de loop van een geweer, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Op geen enkele wijze kan worden vastgesteld dat het voorwerp in de tas inderdaad een wapen is geweest. Daarnaast is na de schietpartij in of bij de woning van [medeverdachte 1] geen wapen aangetroffen, noch bij verdachte en zijn vader die kort na het schietincident bij de flat van [medeverdachte 1] zijn gefouilleerd. Het feit dat verschillende getuigen, waaronder [naam 1] en [naam 5] , de verdachte als leverancier van het wapen hebben aangewezen, maakt dat niet anders nu die verklaringen niet op grond van eigen waarneming zijn gedaan. Uit het Whatsappbericht “Eeh waar ben je. Ben je nodig echt” dat verdachte aan [naam 3] op
21 augustus 2021 om 02.14 uur heeft gestuurd en het feit dat [naam 3] die nacht daadwerkelijk in de buurt van de woning van [medeverdachte 1] is geweest, valt evenmin af te leiden dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is bij de latere schietpartij. Uit de Whatsappgesprekken van
1 september 2021 tussen verdachte en [naam 3] , waaruit volgt dat [naam 3] aan verdachte heeft gevraagd wat hij (bij de politie) moet verklaren en waarbij wordt afgesproken om dat live te bespreken, kan slechts worden afgeleid dat er kennelijk iets te verbergen valt, maar niet wat.
Het vuurwapen dat bij een doorzoeking op 13 oktober 2021 in de woning van verdachte is aangetroffen, kan evenmin in verband worden gebracht met de schietpartij van 21 augustus 2021.
Voor de ten laste gelegde medeplichtigheid aan poging tot doodslag op [slachtoffer] is dan ook onvoldoende bewijs in het dossier aangetroffen.
Vrijspraak van het voorhanden hebben van een vuurwapen en onderdelen (feit 4)
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte een vuurwapen en onderdelen van een wapen in de periode van 21 augustus 2021 tot en met 13 oktober 2021 te Zuidwolde voorhanden heeft gehad. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het dossier is naar voren gekomen dat bij een doorzoeking in de woning van de opa en oma van verdachte een vuurwapen, te weten een revolver en 8 patroonhouders op het systeemplafond in de gangkast zijn aangetroffen. Op dit wapen is DNA aangetroffen van minimaal 3 personen, waaronder dat van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat hij een keer een wapen heeft vastgehad in Zuidwolde, maar hij weet niet wanneer dat is geweest. Niet kan worden vastgesteld of verdachte dit wapen heeft vastgehouden - en daarmee voorhanden gehad - binnen de ten laste gelegde periode. Ook blijkt op geen enkele wijze dat verdachte wetenschap heeft gehad dat dit vuurwapen in de ten laste gelegde periode in die woning lag
Ten aanzien van de aangetroffen patroonhouders wordt overwogen dat er in het dossier geen aanwijzingen zijn te vinden dat verdachte wetenschap had van die onderdelen, zodat hij voor het voorhanden hebben dient te worden vrijgesproken van die onderdelen.
Vrijspraak van het voorhanden hebben van munitie (feit 5)
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte in de periode van 21 augustus 2021 tot en met 13 oktober 2021 te Zuidwolde munitie voorhanden heeft gehad.
Uit het dossier is naar voren gekomen dat een hoeveelheid munitie is aangetroffen bij een doorzoeking in de woning van de opa en oma van verdachte. De munitie bevond zich in koffers in een ruimte van een stenen bijgebouw achter die woning. Op geen enkele wijze blijkt dat verdachte wetenschap heeft gehad dat deze munitie zich daar bevond, zodat niet kan worden bewezen dat hij deze munitie voorhanden heeft gehad. Verdachte wordt daarom van dit feit vrijgesproken.
Vrijspraak van het voorhanden hebben van een (onderdeel van een) wapen (feit 6)
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte in de periode van 21 augustus 2021 tot en met 13 oktober 2021 te Zuidwolde een onderdeel van een wapen, te weten een geluidsdemper, voorhanden heeft gehad.
Uit het dossier volgt dat bij een doorzoeking in de woning van de opa en oma van verdachte de geluidsdemper in een tas op het systeemplafond in de gangkast is aangetroffen. Op geen enkele wijze blijkt dat verdachte wetenschap heeft gehad dat deze geluidsdemper zich in die woning bevond, zodat niet kan worden bewezen dat hij deze geluidsdemper voorhanden heeft gehad. Verdachte wordt ook van dit feit vrijgesproken.
Bewezenverklaring: voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie (feiten 2 en 3)
De rechtbank acht de feiten 2 en 3 wel wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 juli 2022:
Ik slaap soms in die kamer.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal met dossiernummer 2021275341, naamonderzoek RADJA / NN3R021086 van Politie Noord-Nederland, opgemaakt en gesloten op 13 december 2021 door verbalisant [verbalisant 3] (hierna te noemen: dossier), inhoudend:
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
13 oktober 2021 (met bijlage), opgenomen op pagina 1334 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [verbalisant 4]:
Op woensdag 13 oktober 2021 te 06.12 uur betrad ik de woning gelegen aan de [straatnaam] te Hoogeveen. In de slaapkamer, waar tevens verdachte en bewoonster [naam 8] zijn aangetroffen, werd in een dressoir een vuurwapen aangetroffen zijnde een revolver. Ik zag via de zijkant dat er patronen in het vuurwapen zaten. Het vuurwapen werd aangetroffen in de meest rechter lade. Even later werd achter de plint in de keuken een plastic zakje aangetroffen met daarin enkele patronen. Dit zakje bevond zich achter de korte plint van het keukenblok. Zowel het vuurwapen als de munitie zijn in beslaggenomen.
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 november 2011
(met 4 fotobijlagen), opgenomen op pagina 1341 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaringen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Het inbeslaggenomen vuurwapen en de plastic zak met munitie werd door ons ten behoeve van een forensisch vooronderzoek overgedragen aan laboratorium van de Forensische Opsporing, Politie Noord-Nederland. Na onderzoek is het volgende naar voren gekomen:

Omschrijving:

Object: vuurwapen (revolver)
Merk/type: Bulldog
Kleur: zwart
Kaliber: 320
Deze revolver is bestemd voor het verschieten van kogelpatronen in het kaliber 320.
Categorisering:
Derhalve is het voorwerp een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.

Munitie afkomstig uit de cilinder van de beschreven revolver:

Object: munitie (Centraal vuur Kogelpatroon)
1. stuks:
Merk/type: VFM & CIE Liege
Kaliber: 320
3 stuks:
Merk/type: Sellier & Bellot Kaliber: 320
Deze patronen zijn geschikt om projectielen door middel van de genoemde revolver af te schieten.

Munitie afkomstig uit de genoemde plastic zak:

Object: munitie (Centraal vuur Kogelpatroon) 24 stuks:
Merk/type: Prvi-Partizan
Kaliber: .32 AUTO
Deze patronen zijn geschikt om projectielen door middel van een vuurwapen in het kaliber .32 Auto af te schieten.
Categorisering:
Alle genoemde patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2021,opgenomen op pagina 1337 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [verbalisant 3]:
Bij de doorzoeking werd onder meer een geladen revolver aangetroffen en een hoeveelheid munitie.
In dit proces-verbaal worden enkele foto’s afgedrukt van de woning en het aangetroffen vuurwapen.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2022 (metbijlagen), als los document toegevoegd aan voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [verbalisant 3]:
Aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) werd verzocht de DNA-profielen van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] bij het vergelijkend DNA-onderzoek te betrekken.
Uitslag DNA-onderzoek
[straatnaam] Hoogeveen
AAOV6551 NL#01 (buitenzijde koffiefilter): minimaal 3 personen, identificaties op [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsoverweging
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat verdachte op 13 oktober 2021 te Hoogeveen een geladen vuurwapen, te weten een revolver, en munitie voorhanden heeft gehad.
Uit de genoemde bewijsmiddelen volgt dat het vuurwapen bij een doorzoeking in de slaapkamer in een lade van het nachtkastje naast het bed waar verdachte slaapt is aangetroffen. Dat verdachte geen wetenschap had van de inhoud van die lade, omdat hij die lade nooit gebruikt en vader [verdachte] het vuurwapen in de lade moet hebben neergelegd, zoals verdachte heeft verklaard, acht de rechtbank niet aannemelijk. Niet alleen bleek de lade tijdens de doorzoeking niet afgesloten, ook werden verdachte en zijn vriendin [naam 8] in die slaapkamer aangetroffen. Het vuurwapen lag in het zicht bij het openen van de lade. Dat vader [verdachte] op 24 januari 2022 uiteindelijk heeft verklaard dat alle wapens en munitie die bij de doorzoekingen zijn aangetroffen van hem zijn, leidt niet tot een ander oordeel.
Dit betekent dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte wetenschap heeft gehad van dit vuurwapen en hij dit wapen ook voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van de aangetroffen munitie overweegt de rechtbank als volgt. Uit het dossier volgt dat op 13 oktober 2021 munitie, bestaande uit 27 kogelpatronen, in de woning van verdachte is aangetroffen. De munitie bevond zich achter een plint in de keuken, was verpakt in een koffiefilter en gehuld in een plastic zakje. Op de buitenzijde van het koffiefilter is DNA van verdachte en vader [verdachte] aangetroffen. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte het koffiefilter met de munitie in handen moet hebben gehad. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd, te weten dat verdachte een koffiefilter heeft aangegeven aan zijn vader acht de rechtbank niet geloofwaardig, nu dit eerst op zitting naar voren is gebracht en dit geen steun vindt in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen voldoende bewijs aanwezig van het feit dat verdachte wetenschap heeft gehad dat deze munitie zich in zijn woning bevond, zodat eveneens kan worden bewezen dat hij deze munitie voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 18/286679-21
Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 juli 2022, voor zover inhoudend:
Ik wilde geld pinnen. Het lukte niet om het geld uit de geldautomaat te pakken. Het ging om € 20,-. Ik had een zakmesje in de zak. Ik gebruikte het zakmesje om het geld te pakken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 april 2021,opgenomen op pagina 10 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021151478 d.d. 9 juni 2021, inhoudend als verklaring van [naam 9] :
De aanleiding voor deze aangifte is een melding door onze meldkamer SIOC op 2 april om 19.20 uur. Er is een alarm getriggerd aan de binnenkant van de geld-uitgiftemond van de automaat. Hierop is een surveillant aangestuurd en deze heeft geconstateerd dat de klep van de uitgiftemond aan 1 zijde enkele millimeters open stond en mogelijk geforceerd zou zijn. De man (dader) die als laatste een opname (20 euro) doet gebruikt mes en rommelt hiermee binnenin de automaat nadat de uitgiftemond is open gegaan om het bedrag uit te geven.
De automaat genereert hierop een aantal alarmen en gaat vervolgens buiten werking.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft toegegeven een mes in de uitgiftemond van de geldautomaat te hebben heen en weer bewogen, doch geen opzet te hebben gehad op het onbruikbaar maken van de geldautomaat. Omdat er een bankbiljet dat hij wilde pinnen in het bakje onder de uitgiftemond zou zijn blijven liggen, wilde hij dat er op deze manier uit vissen, aldus de stelling van verdachte.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het (voorwaardelijk) opzet op het onbruikbaar maken van de geldautomaat het volgende.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Voorts is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan, dan dat degene die die handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat nadat verdachte een opname heeft gedaan van € 20,- het zakmes met zijn rechterhand in de uitgiftemond heeft gestoken en enige tijd aan de binnenkant daarvan heeft staan wroeten.
De geldautomaat heeft een aantal alarmen afgegeven en is vervolgens buiten werking gegaan. Het met een zakmes in een geldautomaat gaan kan onder omstandigheden de aanmerkelijke kans opleveren dat deze automaat als gevolg daarvan niet meer naar behoren kan worden gebruikt. De rechtbank oordeelt dat dit handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op het onbruikbaar maken van die geldautomaat oplevert. De rechtbank acht vervolgens de aard van verdachte’s gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, reeds naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op en geschikt tot het onbruikbaar maken van die geldautomaat, dat hieruit valt af te leiden dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg ook welbewust heeft aanvaard. Dit betekent dat het onbruikbaar maken van de geldautomaat wettig en overtuigend bewezen is.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/276785-21 onder 2 en 3 en het onder parketnummer18-286679-21 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/276785-21
feit 2
hij op 13 oktober 2021 te Hoogeveen, een wapen van categorie III, onder 1 van de
Wet wapens en munitie, te weten een revolver (merk Bulldog, kaliber 320) zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad;
feit 3
hij op 13 oktober 2021 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, munitie van categorie
III van de Wet wapens en munitie, te weten
  • 3 kogelpatronen, merk Sellier & Belliot, kaliber 320, en
  • 1 kogelpatroon, merk V.F.M. & CIE LIEGE, kaliber 320, en - 24 kogelpatronen, merk Prvi-Partizan, kaliber .32 auto voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 18-286679-21hij op 2 april 2021, in de gemeente Hoogeveen, opzettelijk en wederrechtelijk een geldautomaat, die geheel aan [benadeelde partij] toebehoorde, onbruikbaar heeft gemaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/276785-21
feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 3 handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Parketnummer 18/286679-21opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer
18/276785-21 onder 1, subsidiair, 2, 3, 4, 5 en 6 en het onder parketnummer 18/286679-21 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden (met aftrek van voorarrest) waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafmaat nu zij heeft gepleit voor algehele vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de Reclassering Nederland (hierna: reclassering) van 10 februari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 juli 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. Ook heeft de rechtbank gelet op de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting (hierna: LOVS).
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 13 oktober 2021 schuldig gemaakt aan een tweetal strafbare feiten, beiden gepleegd te Hoogeveen. Verdachte heeft een geladen vuurwapen, te weten een revolver, in zijn woning voorhanden gehad met 27 kogelpatronen die met dat vuurwapen kunnen worden afgeschoten. Een vuurwapen in combinatie met munitie vormt in handen van een daartoe niet bevoegde een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Vuurwapenbezit draagt bovendien bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Tegen onbevoegd wapenbezit moet dan ook streng worden opgetreden.
Voor het in het bezit hebben van een revolver is - gelet op de LOVS - het opleggen van een gevangenisstraf van enkele maanden passend.
Behalve deze feiten heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het onbruikbaar maken van een geldautomaat. Dit is een vervelend feit dat de eigenaar schade berokkent en voor andere klanten hinder veroorzaakt.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de rapportage van de reclassering van
10 februari 2022. De reclassering constateert -samengevat- dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, een disharmonisch intelligentieprofiel en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. De partner van verdachte en de stabiliteit die de relatie met zich meebrengt, worden door de reclassering beschouwd als positief. Het sociaal milieu waarin verdachte zich bevindt en zijn psychosociaal functioneren worden gezien als de grootste risicofactoren. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld. Om de recidivekans te verminderen wordt geadviseerd verdachte een begeleidings- en behandeltraject aan te bieden en hem bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden. De rechtbank legt een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op dan door de officier van justitie geëist, nu zij tot een andere bewezenverklaring komt. Een aanzienlijk lagere straf is naar het oordeel van de rechtbank dan ook op zijn plaats.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/276785-21 onder 1 primair en subsidiair, onder 4, 5 en 6 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/276785-21 onder 2 en 3 en het onder parketnummer
18/2886679-21 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. L.B. Bartels-van Goor, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 augustus 2022.
Mr. F. Sieders is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.