ECLI:NL:RBNNE:2022:3311

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
18/262886-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging en bedreiging met messen in Assen

Op 13 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadig incident op 21 september 2021 in Assen. De verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging, medeplegen van bedreiging met een mes en vernieling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, openlijk geweld had gepleegd tegen twee slachtoffers door hen te bedreigen met messen en hen te slaan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 109 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de recidive van de verdachte. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/262886-21, ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/182747-22,
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/840074-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 september 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats], thans gedetineerd te [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 augustus 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.K. Bulthuis, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Veenstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/262886-21hij op of omstreeks 21 september 2021 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, messen hebben getoond en/of met deze messen hebben gezwaaid en/of met deze messen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hebben geslagen en/of gestoken, althans stekende en/of slaande bewegingen richting die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hebben gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 september 2021 te Assen openlijk, te weten, op de Stationstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (meermalen)
  • te duwen en/of aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te trekken, en/of
  • die [slachtoffer 1] in het gezicht te slaan, en/of op zijn lichaam te slaan, en/of
  • met een mes in de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te steken, en/of
  • ( met een mes) die [slachtoffer 2] in zijn gezicht, althans tegen zijn hoofd te slaan, en/of tegen zijnlichaam te slaan
en/of
hij op of omstreeks 21 september 2021 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meermalen
  • messen te tonen en/of
  • met die messen te zwaaien en/of
  • met die messen te slaan en/of te steken, althans in de richting van die [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] slaande en/of stekende bewegingen te maken.
Parketnummer 18/182747-22
hij op of omstreeks 23 februari 2022 te Assen opzettelijk en wederrechtelijk (een bevestigingsstrap van) een enkelband (met transponder) (van het type Buddi Smart Tag 4 met serienummer STS01151), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Dienst Justitiële Inrichtingen, Dienst Vervoer en Ondersteuning, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/262886-21
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, bewezenverklaring gevorderd voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
Parketnummer 18/182747-22
De officier van justitie heeft op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, bewezenverklaring gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/262886-21
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat op de camerabeelden te zien is dat de twee aangevers met zijn tweeën verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aanvallen, waarna er al snel twee los van elkaar staande conflicten ontstaan. Verder is op de camerabeelden te zien dat verdachte enkel tracht om aangever weg te jagen op het moment dat hij of zijn medeverdachte wordt aangevallen. Gelet op het voorgaande kan er niet worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking, zodat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
Parketnummer 18/182747-22
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde bewezen kan worden, in die zin dat de bevestigingstrip van de enkelband vernield is.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/262886-21
Vrijspraak primair ten laste gelegde
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsvrouw, het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
De door verdachte ter zitting van 30 augustus 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben een van de jongens waarover in de aangifte wordt gesproken. Samen met medeverdachte [medeverdachte 1] ben ik in een gevecht beland met aangever [slachtoffer 1] en getuige [slachtoffer 2].
Ik had een machete bij mij, ik heb daarmee gezwaaid.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 september 2021,opgenomen op pagina 81 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021260338 d.d. 12 oktober 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:
Mijn vriend [slachtoffer 2] en ik kwamen 21 september 2021 in Assen. De inzittenden van de auto stapten en liepen naar ons toe. Dat waren 1 meisje en twee jongens. Wij liepen door en 1 jongen liep naar mij toe en liet mij toen een mes zien. De mes zat achter zijn broekband op de linkerbeen. Een man met wit witte huidskleur en rood haar die kwam naar mijn vriend toe en duwde mijn vriend op de grond. Toen duwde de man [slachtoffer 2] weer weg. Toen zag ik dat de andere man uit de auto mijn vriend [slachtoffer 2] een slag in het gezicht gaf. Toen ik zag dat [slachtoffer 2] een klap kreeg heb ik de man met licht getinte huidskleur en zwart haar van achteren beetgepakt en weggesleurd van [slachtoffer 2].
Toen pakte die licht getinte man zijn mes uit de broeksband en begon hij tegen mij te schreeuwen. Ik kreeg toen een klap op mijn onderlip. Toen gingen we met elkaar op de vuist. Mijn vriend met de man met rode haar en ik met de man met zwarte haar. Het meisje kwam erbij en pakte mij bij mijn capuchon. Zij trok mij toen naar achteren, de man trok met tegelijk naar voren. Ik zag de man met zwarte haar op de grond vallen en pakte het meisje mij van achter en de man had ondertussen zijn mes gepakt en ik zag dat hij de mes naar voren duwde. Toen zag ik dat hij het mes weer terug haalde en mij nogmaals in mijn richting stak. Ik werd de tweede keer geraakt in mijn buik. [slachtoffer 2] is nog wel geraakt door die man met rode haar. Hij kreeg een klap op zijn hoofd van zijn aanvaller. Maar dit was met de platte kant van de mes.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 september
2021, opgenomen op pagina 179 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2]:
Toen waren er twee jongens en een meisje in de auto. Die buitenlandse jongen kwam naar ons toe en zei: Ga weg en hij duwde mij met zijn beide handen. Ze hadden alle twee een mes.
O: Getuige doet voor hoe beide jongens aan de linkerzijde hun broek naar beneden doen zodat een mes onder de broek zichtbaar wordt.
Het waren beide grote messen, ik geloof wel ongeveer hetzelfde. Die Nederlandse jongen met het rode haar kwam achter ons aan en toen had hij het hoesje in zijn ene hand en haalde het mes helemaal uit het hoesje en deed hem ook weer terug. En toen rende hij naar me toe. Hij sloeg toen met het mes op mijn hoofd. Het hoesje zat om het mes toen hij sloeg en hij sloeg niet met de snijzijde maar met het mes plat. Ik keek niet meer naar hem, maar naar achteren, naar mijn vriend. Toen zag ik hun aan het vechten. Mijn vriend en de buitenlandse jongen. Ik zag dat die jongen mijn vriend met één hand vast had bij zijn t-shirt bij de halsopening. Met de andere hand sloeg hij mijn vriend. Mijn vriend keek toen naar zijn buik, daar was allemaal bloed. Hij trok zijn t-shirt omhoog en ik zag zijn buik. Een gaatje, ongeveer zo groot als de achterkant van een pen en ongeveer tien centimeter bloed er omheen.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 21 september

2021, opgenomen op pagina 177 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1]:
Op 21 september 2021 reed ik op de Zuidersingel te Assen. Ik zag rechts op de hoek van de kruising vier mannen staan die kennelijk ruzie met elkaar hadden. Toen ik de mannen voorbij reed zag ik dat een van de mannen zijn shirt omhoog deed. Ik zag dat man een kapmes onder zijn kleding had. Het kapmes zat in een kunststof holster. Ik reed verder de Stationsstraat in en zag toen in mijn rechterbuiten spiegel dat de mannen aan het vechten waren. Ik zag dat de man die het kapmes bij zich had deze onder zijn shirt pakte en daarmee de andere man sloeg.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat het handelen van verdachte tegen aangever [slachtoffer 1] en getuige [slachtoffer 2] het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen oplevert.
Dat er door de medeverdachten openlijk geweld is gepleegd en dat verdachte hierbij betrokken was, staat naar het oordeel van de rechtbank op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen vast. Door [slachtoffer 2] te duwen en hem met een machete op zijn hoofd te slaan heeft verdachte voorts een voldoende significante bijdrage aan het openlijk geweld geleverd. Doordat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] tijdens dit geweld bovendien messen hebben getoond en daarmee onder meer hebben gezwaaid, heeft verdachte zich voorts schuldig gemaakt aan het cumulatief alternatief ten laste gelegde medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank acht daarmee de subsidiair ten laste gelegde openlijk geweldpleging tegen personen en de cumulatief alternatief ten laste gelegde medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan ook wettig en overtuigend bewezen op de wijze zoals blijkt uit de bewezenverklaring.
Parketnummer 18/182747-22
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 augustus 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 mei 2022, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022109278 d.d.
10 mei 2022 inhoudend de verklaring van [naam 2], namens Dienst Vervoer en Ondersteuning.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/262886-21 subsidiair ten laste gelegde en het onder 18/182747-22 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/262886-21
hij op 21 september 2021 te Assen openlijk, te weten, op de Stationstraat, op de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meermalen
  • te duwen en aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te trekken, en
  • die [slachtoffer 1] in het gezicht te slaan, en/of op zijn lichaam te slaan, en
  • met een mes in de buik van die [slachtoffer 1] te steken, en
  • ( met een mes) die [slachtoffer 2] in zijn gezicht, althans tegen zijn hoofd te slaan, en/of tegen zijn lichaam te slaan
en
hij op 21 september 2021 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meermalen
  • messen te tonen,
  • met die messen te zwaaien en
  • met die messen te slaan en te steken.
hij op 23 februari 2022 te Assen opzettelijk en wederrechtelijk een bevestigingsstrap van een enkelband met transponder, (van het type Buddi Smart Tag 4 met serienummer STS01151), toebehorende aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Dienst Justitiële Inrichtingen, Dienst Vervoer en Ondersteuning, heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/262886-21

subsidiair. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

en
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.Parketnummer 18/182747-22
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten, onder toepassing van het volwassenenstrafrecht, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de straf dienen de bijzondere voorwaarden gekoppeld te worden zoals geadviseerd in het rapport van de reclassering van 16 augustus 2022.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit om aan verdachte, onder toepassing van het jeugdstrafrecht, een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Verdachte heeft zich bereid verklaard om de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden na te leven.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 21 september 2021 in Assen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en het medeplegen van bedreiging. Tijdens het incident zijn twee mannen door meerdere personen, waaronder verdachte, onder meer geslagen, waarbij verdachte en zijn medeverdachte de mannen ook bedreigd hebben met grote messen. Een medeverdachte heeft een van de mannen met een mes in zijn buik gestoken, als gevolg waarvan hij een steekwond heeft opgelopen.
Het staat vast dat het voor de slachtoffers een zeer schokkende en angstige gebeurtenis geweest moet zijn om op deze manier aangevallen te worden. De feiten hebben bovendien voor
maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid gezorgd, nu de feiten in het openbaar hebben
afgespeeld. De feiten speelden zich op klaarlichte dag af in de nabijheid van het treinstation, waardoor er veel personen in die buurt van het delict aanwezig waren. Zij zijn ongewild geconfronteerd met het gewelddadig handelen van verdachte en zijn medeverdachten.
Daarnaast heeft verdachte zich op 23 februari 2022, tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis voor voornoemde feiten, schuldig gemaakt aan vernieling door de bevestigingsstrip van zijn enkelband door te knippen. De rechtbank merkt dit als buitengewoon brutaal aan, nu die enkelband alleen wordt aangebracht als verdachte met de opgelegde voorwaarden instemt. Met het doorknippen van de bevestigingstrip van de enkelband was verdachte niet bereikbaar. Hij is er vandoor gegaan waarbij het voor de reclassering langere tijd onduidelijk was waar hij verbleef.
Het gaat om ernstige strafbare feiten en de rechtbank rekent dit verdachte aan. De omstandigheid dat het messengeweld in de samenleving de afgelopen jaren steeds maar toeneemt is een factor die in strafverhogende zin wordt meegenomen.
De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte in aanmerking genomen, waarbij zij onder meer heeft gekeken naar het rapport van de reclassering van 16 augustus 2022. De reclassering adviseert om wat betreft afstraffing het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering ziet in principe weinig aanknopingspunten meer voor het jeugdstrafrecht, maar zij is met de Raad voor de Kinderbescherming van mening dat verdachte beter gedijt binnen een JJI, nu het risico is dat hij in een P.I. verder zou verharden. Volgens de reclassering zou dit voor verdachte de laatste kans zijn binnen het jeugdstrafrecht. Het toezicht en de bijzondere voorwaarden zouden daarbij belegd moeten worden bij de volwassenenreclassering. De reclassering adviseert verder om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een locatiegebod, meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank ziet verschillende contra-indicaties om niet tot toepassing van het jeugdstrafrecht over te gaan. Zo is verdachte blijkens het hem betreffende justitiële documentatie van 29 juli 2022, al meerdere keren voor strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld en is hij gerecidiveerd in een lopende proeftijd. Ook heeft hij zich onttrokken aan het toezicht door zijn enkelband door te knippen. Zoals beschreven in het rapport van de reclassering lijkt verdachte nog weinig vatbaar voor pedagogische beïnvloeding en geeft hij een berekende indruk. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte volgens het volwassenenstrafrecht berechten.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten als ook verdachtes strafrechtelijk verleden, acht de rechtbank oplegging van een grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan de duur van het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, passend en geboden. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast zal aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, de bijzondere voorwaarden worden gesteld zoals door de reclassering geadviseerd.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] tot een bedrag van € 532,68 ter vergoeding van materiële schade en € 1.500,- tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[naam 2], namens Ministerie van Justitie en Veiligheid, Dienst Justitiële Inrichtingen, Dienst Vervoer& Ondersteuning, tot een bedrag van € 30,25 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om beide vorderingen geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en onder toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw primair aangevoerd dat de benadeelde partij schade heeft geleden door de handelwijze van medeverdachte [medeverdachte 1]. Er is geen direct causaal verband tussen de gestelde schade en de handelingen verricht door verdachte, hetgeen maakt dat de schade niet aan hem valt toe te rekenen. Gelet op het voorgaande dient de vordering niet-ontvankelijk verklaard te worden, dan wel afgewezen te worden. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd om het merendeel van de schade toe te rekenen aan medeverdachte [medeverdachte 1], zonder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en zonder de hoofdelijkheid op te leggen.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw ten aanzien van de materiële schade aangevoerd dat er geen bonnetjes zijn bijgevoegd van de kleding en de taxirit. Ten aanzien van de immateriële schade heeft zij opgemerkt dat de aangehaalde uitspraken niet vergelijkbaar zijn. Voorts dient er rekening gehouden te worden met de eigen schuld.
De raadsvrouw heeft de vordering van Ministerie van Justitie en Veiligheid, DJI, DV&O niet betwist.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De stelling van de raadsvrouw, inhoudende dat er geen causaal verband bestaat tussen de gestelde schade en de door verdachte verrichte handelingen, volgt de rechtbank niet. De rechtbank overweegt daartoe nu het gaat om in vereniging gepleegd geweld, waar verdachte actief aan bijgedragen heeft en hij daar om die reden gezamenlijk met zijn medeverdachte verantwoordelijk voor gehouden kan worden.
Ten aanzien van de materiële gevorderde schade is het aannemelijk dat de kleding van benadeelde is beschadigd en dat de benadeelde partij na de behandeling in het ziekenhuis in Assen met de taxi naar Groningen is gegaan. Dat hiervan geen bonnetjes aanwezig zijn hoeft aan toewijzing niet in de weg te staan, nu de rechtbank, met gebruikmaking van haar bevoegdheid om de omvang van de
schade te schatten, de omvang naar redelijkheid en billijkheid zal schatten op de in het schadeopgaveformulier opgevoerde bedragen.
De rechtbank acht ook de immateriële schade voldoende onderbouwd. De vordering, zal daarom geheel worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 september 2021.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van Ministerie van Justitie en Veiligheid, DJI, DV&O
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 februari 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 4 september 2020 van de kinderrechter in de rechtbank NoordNederland te Groningen is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een jeugddetentie van 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 19 september 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 28 december 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De rechtbank stelt vast dat de zaak met parketnummer 18/840074-19 reeds volledig is
tenuitvoergelegd bij het onherroepelijke arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 mei 2022 (onder parketnummer 21/001956-21). Gelet hierop zal de rechtbank het openbaar ministerie in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 63, 141, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/262886-21 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/262886-21 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/182747-22 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 109 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich meldt bij de Reclassering Nederland, locatie Assen, zo vaak en zolang dereclassering dat nodig vindt. Veroordeelde volgt hierbij de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet in andere voorwaarden reeds opgenomen. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waar aanwijzingen aan verbonden kunnen worden waarvoor veroordeelde zich in zal zetten deze te behalen en zich hier aan te houden.
dat de veroordeelde zich laat behandelen door AFPN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalendoor de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met[medeverdachte 1] (geb. datum: [geboortedatum] 2001) en [medeverdachte 2] (geb. datum: [geboortedatum] 2001), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
dat de veroordeelde zich niet in de stad Groningen bevindt, zo lang als de reclassering dit nodigacht. De veroordeelde zal een kaart ontvangen waarin het verbod gebied staat ingetekend. Als de reclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij hierover overleggen met de opdrachtgever. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod.
dat de veroordeelde op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres, te weten[straatnaam] [woonplaats]. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Een ander verblijfadres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
dat de veroordeelde meewerkt aan het behouden van passende dagbesteding in de vorm vanschool en/of werk en zal zich dienen te houden aan aanwijzingen die hem in dat kader worden gegeven.
dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik tebeheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van 18/262886-21:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 september 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.032,68 (zegge: tweeduizend en tweeëndertig euro en achtenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 532,68 aan materiële schade en € 1.500,00aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 40 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van 18/182747-22:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
Ministerie van Justitie en Veiligheid, DJI, DV&Ote betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 februari 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van Ministerie van Justitie en Veiligheid, DJI, DV&O aan de Staat te betalen een bedrag van € 30,25 (zegge: dertig euro en vijfentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit aan materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van ten hoogste 1 dag kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.840074-19:

Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
Dit vonnis is gewezen door A.L.J.M.A. Janssens, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door mr. S. Fokkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 september 2022.
Mr. Fokkert is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.