ECLI:NL:RBNNE:2022:3310

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
9973622 AR VERZ 22-332
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Giltay
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en wedertewerkstelling na verwijtbaar handelen en verstoorde verhoudingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 14 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen S.C. Heerenveen B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werkgever, S.C. Heerenveen, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van verwijtbaar handelen van de werknemer, die sinds 1 maart 2009 in dienst was als schilder. De werkgever stelde dat de werknemer zich schuldig had gemaakt aan dreigementen en een ernstig verstoorde arbeidsverhouding had gecreëerd. De werknemer betwistte deze beschuldigingen en voerde aan dat hij altijd correct had gehandeld en dat de werkgever niet had voldaan aan haar verplichtingen.

De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. De rechter oordeelde dat de werkgever onvoldoende bewijs had geleverd voor de gestelde dreigementen en dat de verhoudingen niet zodanig verstoord waren dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding af en oordeelde dat de werknemer weder te werk gesteld moest worden. Tevens werd de werkgever veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de werknemer. De kantonrechter stelde een termijn van vier weken vast voor de herintreding van de werknemer en legde een dwangsom op voor het geval de werkgever niet aan de veroordeling zou voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 9973622 AR VERZ 22-332
beschikking van de kantonrechter van d.d. 14 september 2022
in de zaak van:
de besloten vennootschap
S.C. HEERENVEEN B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
verzoekende partij in de zaak van het verzoek, verwerende partij in de zaak van het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. H.J. Funke,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij in de zaak van het verzoek, verzoekende partij in de zaak van het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M.D. Bakker.
Partijen zullen hierna S.C. Heerenveen en [verweerder] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ontvangen bij de rechtbank op 1 juli 2022
  • het verweerschrift, ontvangen bij de rechtbank op 9 augustus 2022
  • nadere producties van [verweerder] , ontvangen bij de rechtbank op 10 augustus 2022
  • de mondelinge behandeling gehouden op 15 augustus 2022
  • pleitaantekeningen van beide partijen.
1.2.
Vervolgens is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] , is sinds 1 maart 2009 in dienst bij
S.C. Heerenveen. De functie van [verweerder] is schilder met een loon van € 2.072,00 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag. Voorafgaand aan zijn indiensttreding bij
S.C. Heerenveen was [verweerder] al ruim 13 jaar als vrijwilliger betrokken bij de club. Hij speelde in die hoedanigheid onder andere de rol van "Heero", de mascotte van Heerenveen.
2.2.
De direct leidinggevende van [verweerder] is de heer [naam facilitair manager] , facilitair manager bij S.C. Heerenveen. Verder heeft [verweerder] te maken met de heer [naam commercieel manager] , commercieel manager bij S.C. Heerenveen (hierna: [naam commercieel manager] ) en met de heer [naam algemeen directeur] , algemeen directeur bij S.C. Heerenveen (hierna: [naam algemeen directeur] ). Mevrouw [naam HR-manager] (hierna: [naam HR-manager] ) is werkzaam als HR-manager bij S.C. Heerenveen.
2.3.
Tijdens de coronacrisis zijn er enkele incidenten geweest waarbij [verweerder] en [naam commercieel manager] waren betrokken. Op 27 augustus 2020 danwel eind 2021 (partijen verschillen van mening over het moment) heeft een confrontatie tussen [verweerder] en [naam commercieel manager] plaatsgevonden waarbij het ging over de in acht te nemen afstandmaatregelen. In januari 2022, toen er nog steeds coronamaatregelen van kracht waren, heeft [naam commercieel manager] [verweerder] aangesproken op zijn aanwezigheid in een gedeelte van het stadion, waar hij volgens [naam commercieel manager] niet mocht komen. Op 4 februari 2022 heeft [naam commercieel manager] telefonisch contact opgenomen met [verweerder] , nadat hij gehoord had dat [verweerder] zijn werkzaamheden voor S.C. Heerenveen bleef uitvoeren, terwijl zijn huisgenoot besmet was met het coronavirus. [naam commercieel manager] heeft [verweerder] er toen op aangesproken dat hij handelde in strijd met zijn quarantaineplicht.
2.4.
Op 7 februari 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] en [naam HR-manager] , waarin het (o.a.) ging over de confrontaties tussen [verweerder] en [naam commercieel manager] . Hierop volgde op
8 februari 2022 een gesprek tussen [verweerder] , [naam algemeen directeur] en [naam HR-manager] . Aan het einde van dat gesprek heeft [naam algemeen directeur] aan [verweerder] medegedeeld dat hij voor de duur van twee weken met behoud van salaris zal worden vrijgesteld van zijn werkzaamheden. De beslissing om [verweerder] vrij te stellen van werk en de daaraan ten grondslag gelegde redenen zijn niet schriftelijk vastgelegd of aan [verweerder] bevestigd.
2.5.
Op 24 februari 2022 zijn [naam algemeen directeur] en [naam HR-manager] opnieuw met [verweerder] in gesprek gegaan. [verweerder] heeft dit gesprek opgenomen met zijn telefoon, waar [naam algemeen directeur] op een gegeven moment (na ruim een uur) achter is gekomen. Diezelfde dag heeft [naam HR-manager] het volgende - voor zover van belang - aan [verweerder] gemaild:
In het gesprek dat [naam algemeen directeur] en ondergetekende vandaag met jou hebben gevoerd, is door ons aan jou kenbaar gemaakt dat wij ons genoodzaakt zien tot een einde te komen van jouw arbeidsovereenkomst. Niet alleen heb je je schuldig gemaakt aan verwijtbaar handelen (het meerdere malen uiten van dreigementen) maar ook is sprake van een ernstig verstoorde arbeidsverhouding.
Serieus is overwogen om jou op staande voet te ontslaan. Er is echter besloten om dit niet te doen. De voorkeur wordt er aan gegeven om jouw arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. (…)
Nadrukkelijk wijs ik je erop dat als er geen overeenstemming wordt bereikt over de inhoud van de vaststellingsovereenkomst waarmee jouw dienstverband eindigt, de kantonrechter zal worden verzocht jouw arbeidsovereenkomst te ontbinden. Ik spreek de hoop uit dat het niet zover hoeft te komen.
Tot slot bevestig is met deze mail nog dat je met onmiddellijke ingang bent vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van salaris.
2.6.
Op 25 februari 2022 heeft [naam HR-manager] een concept-vaststellingsovereenkomst aan [verweerder] gestuurd.
2.7.
Bij e-mail van 15 maart 2022 heeft de gemachtigde van [verweerder] zich namens hem verzet tegen beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waarbij zij heeft aangegeven dat
S.C. Heerenveen gehouden is om arbeid aan [verweerder] aan te bieden.
2.8.
Overleg tussen de gemachtigden van partijen heeft niet geleid tot een oplossing van het tussen partijen gerezen geschil. Daarop heeft S.C. Heerenveen het onderhavige ontbindingsverzoek ingediend.

3.Het verzoek

3.1.
S.C. Heerenveen verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden primair wegens verwijtbaar handelen. S.C. Heerenveen verzoekt deze ontbinding toe te wijzen zonder rekening te houden met de van toepassing zijnde opzegtermijn en daarbij te bepalen dat [verweerder] wegens ernstig verwijtbaar handelen niet gerechtigd is tot de wettelijke transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 BW. Subsidiair verzoekt S.C. Heerenveen de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. Als ontbinding op een van voornoemde gronden niet wordt toegewezen, wordt meer subsidiair verzocht om ontbinding op grond van een combinatie van omstandigheden, die zodanig is dat van S.C. Heerenveen in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
3.2.
S.C. Heerenveen heeft aan haar verzoek het volgende - samengevat - ten grondslag gelegd.
3.3.
[verweerder] heeft zich bij S.C. Heerenveen laten kennen als een werknemer die grote moeite heeft met autoriteit en die zich niet laat vertellen wat hij wel of niet moet doen.
Hij heeft tegenover zijn direct leidinggevende blijk gegeven van een tegendraadse opstelling en tijdens de coronacrisis heeft hij verkondigd geen geloof te hebben in vaccinaties, hetgeen geleid heeft tot een aantal vervelende incidenten op de werkvloer. Ter onderbouwing van het gestelde (ernstig) verwijtbare handelen heeft S.C. Heerenveen naar voren gebracht dat [verweerder] diverse dreigementen heeft geuit in de richting van medewerkers van S.C. Heerenveen met de bedoeling om eventuele maatregelen richting hem niet te laten plaatsvinden in een poging zo een "onaantastbare positie" te bewerkstelligen. Zo heeft [verweerder] in het gesprek met [naam commercieel manager] , dat volgens S.C. Heerenveen eind 2021 zou hebben plaatsgevonden, op dreigende toon opmerkingen gemaakt in de richting van [naam commercieel manager] in de trant van: "
Ik weet zoveel en jullie gaan er allemaal aan"en
"Mij maak je niks. Ik hoef maar de krant te bellen en jullie gaan er allemaal uit"en "
Jullie opvolgers staan al klaar."In het gesprek met [naam HR-manager] op 7 februari 2022 heeft [verweerder] eveneens op dreigende toon laten weten te beschikken over persoonlijke informatie van medewerkers alsmede over informatie waarmee hij de club kapot kan maken. Vervolgens heeft hij gedreigd om deze informatie openbaar te maken. Na twee weken te zijn vrijgesteld van werk heeft [verweerder] tijdens het gesprek op 24 februari 2022 geen excuses gemaakt voor de gedane uitlatingen. Integendeel, hij heeft - naar aanleiding van de opmerking van [naam algemeen directeur] dat het misschien het beste is als [verweerder] zou vertrekken bij S.C. Heerenveen - opnieuw aangegeven over bepaalde Whatsapp berichten te beschikken, waarover hij heeft opgemerkt: "
Deze Whatsapp-berichten kunnen de club kapot maken. Door deze Whatsapp-berichten ligt er een bom onder de club"en
"Ik kan de club maken en breken. Ik weet zoveel over jullie en de club en kan er zo voor zorgen dat jullie weg moeten. Jullie opvolgers staan al klaar."S.C. Heerenveen stelt dat de geuite dreigementen zonder meer kunnen worden aangemerkt als verwijtbaar handelen.
S.C. Heerenveen rekent het [verweerder] ook aan dat hij geen informatie heeft gegeven over de inhoud van de mogelijk schadelijke informatie waarover hij zou beschikken.
3.4.
Door de geuite dreigementen, maar ook door de structurele weigering van [verweerder] om gezag te accepteren en de onacceptabele manier waarop hij met zijn collega's omgaat is het vertrouwen in [verweerder] dusdanig geschaad dat een onwerkbare situatie is ontstaan. [verweerder] is meerdere keren op zijn gedrag aangesproken maar dat heeft hem geen aanleiding gegeven om zich aan te passen. [verweerder] doet het voorkomen alsof hij niets verkeerds heeft gedaan en ontkent dat hij dreigementen heeft geuit. Ook heeft hij nimmer excuses aangeboden. S.C. Heerenveen heeft er dan ook geen vertrouwen in dat de verhoudingen hersteld kunnen worden en moet tot de conclusie komen dat sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Daartoe heeft hij - samengevat - het volgende aangevoerd.
4.2.
[verweerder] is sterk verbonden met S.C. Heerenveen. Dat blijkt wel uit het feit dat hij jarenlang de rol van mascotte van Heerenveen heeft gespeeld. De club maakt een groot onderdeel uit van het bestaan en het leven van [verweerder] . [verweerder] heeft zijn werk als schilder bij S.C. Heerenveen altijd correct uitgevoerd en daarbij hebben zich nooit incidenten voorgedaan. Dat hij een autoriteitsprobleem zou hebben wordt door [verweerder] betwist. In het verzoekschrift wordt ten onrechte het beeld gewekt dat [verweerder] zich regelmatig tegendraads zou opstellen en dat hij zich tegen de coronamaatregelen zou verzetten. Het was juist [naam commercieel manager] die zich niet hield aan de coronamaatregelen, bijvoorbeeld toen deze op
27 augustus 2020 binnen anderhalve meter van [verweerder] kwam en hem met beide handen bij het gezicht pakte. Ook liet [naam commercieel manager] (bevriende) mensen in het stadion zonder hun QR-code te laten controleren bij wedstrijden. [verweerder] is op 7 februari 2022 zelf naar [naam HR-manager] gegaan om over het gedrag van [naam commercieel manager] te klagen, maar die bleek niks met de klacht van [verweerder] te gaan doen. De volgende dag is hij door [naam algemeen directeur] naar huis gestuurd met de mededeling dat hij even tot rust moest komen. Dit omdat [naam algemeen directeur] zich zorgen maakte over de persoonlijke gesteldheid van [verweerder] . [verweerder] bestrijdt dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan bedreigingen en dreigementen die dusdanig erg zijn geweest dat het dienstverband met hem moet eindigen. S.C. Heerenveen heeft tegen hem ook nooit aangifte gedaan. Wat in het gesprek op 24 februari 2022 door [verweerder] gezegd is, was algemeen bekend en niet bedoeld als bedreiging. [verweerder] wilde alleen zijn bezorgdheid uitspreken over bepaalde (grensoverschrijdende) gebeurtenissen die zich binnen de club hebben afgespeeld. De bedoeling van [verweerder] was dat daar vanuit de club serieus naar zou worden gekeken. [verweerder] voert aan dat hij wel degelijk openheid van zaken heeft gegeven over de informatie waarover hij zou beschikken. Hij heeft de benoemde whatsapp-berichten namelijk direct op 24 februari 2022 doorgestuurd aan [naam commercieel manager] .
4.3.
Volgens [verweerder] zijn er ook onvoldoende feiten gesteld om te komen tot een verstoorde arbeidsverhouding. Het gesprek op 24 februari 2022 was voor hem een nare ervaring, maar tot die tijd is er nooit iets met hem aan de hand geweest. [verweerder] heeft diverse verklaringen overgelegd van (voormalig) medewerkers van S.C. Heerenveen die zich in positieve zin over hun samenwerking met [verweerder] hebben uitgelaten. Het lijkt er volgens [verweerder] op dat een klein groepje personen hem eruit wil werken.
4.4.
Bij wijze van tegenverzoek heeft [verweerder] verzocht om S.C. Heerenveen te veroordelen tot wedertewerkstelling van [verweerder] , met daaraan verbonden een dwangsom voor het geval S.C. Heerenveen niet aan een veroordeling tot wedertewerkstelling zou meewerken. Tevens heeft [verweerder] verzocht om S.C. Heerenveen te veroordelen in de daadwerkelijke proces(advocaat)kosten van deze procedure.

5.De beoordeling

het verzoek: de e-grond (verwijtbaar handelen)
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. Volgens artikel 7:699 lid 3, aanhef en onder e, BW, in verbinding met artikel 7:671b lid 1, aanhef en onder a BW, is sprake van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst wanneer sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. S.C. Heerenveen legt primair deze
e-grond ten grondslag aan de verzochte ontbinding.
5.2.
S.C. Heerenveen baseert zich op diverse dreigementen die door [verweerder] zouden zijn geuit. Zo zou [verweerder] zich in een gesprek met [naam commercieel manager] , ergens eind 2021, op dreigende toon tegenover [naam commercieel manager] hebben uitgelaten en tegen hem gezegd hebben: "Ik weet zoveel en jullie gaan er allemaal aan" en "Mij maak je niks. Ik hoef maar de krant te bellen en jullie gaan er allemaal uit" en "Jullie opvolgers staan al klaar." De kantonrechter overweegt hieromtrent het volgende. [verweerder] heeft uitdrukkelijk ontkend dat hij zich eind 2021 dreigend zou hebben uitgelaten in de richting van [naam commercieel manager] en volgens hem heeft er überhaupt geen gesprek omstreeks die tijd tussen hem en [naam commercieel manager] plaatsgevonden. Ter zitting is aan de orde gekomen dat [naam commercieel manager] met [naam HR-manager] zou hebben gesproken over het hiervoor bedoelde gesprek, maar [naam HR-manager] kon zich niet meer precies herinneren wanneer dat dan geweest zou zijn. Van de confrontatie tussen [naam commercieel manager] en [verweerder] is voorts kennelijk geen aantekening gemaakt en [verweerder] heeft geen schriftelijke waarschuwing of iets dergelijks gekregen, waarin hem te kennen is gegeven dat S.C. Heerenveen van zijn handelwijze en taalgebruik niet is gediend. In het licht daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd gebleven dat [verweerder] eind 2021 tegenover [naam commercieel manager] de gestelde bedreigingen heeft geuit.
5.3.
S.C. Heerenveen heeft verder gewezen op de vermeende dreigende taal die [verweerder] geuit zou hebben in de richting van [naam HR-manager] en over het openbaar maken van bepaalde informatie tijdens het gesprek met haar op 7 februari 2022. [verweerder] ontkent dat hij zich daaraan schuldig heeft gemaakt. De kantonrechter stelt vast dat van het gesprek op 7 februari 2022 geen verslag is gemaakt, net zomin overigens als van het vervolggesprek dat de volgende dag heeft plaatsgevonden in het bijzijn van [naam algemeen directeur] . [verweerder] is aan het einde van dat gesprek op 8 februari 2022 door [naam algemeen directeur] naar huis gezonden en vrijgesteld van zijn werk voor de duur van twee weken, maar de exacte reden daarvoor is onduidelijk gebleven. Partijen hebben ieder een eigen visie over het waarom van het naar huis sturen van [verweerder] en een schriftelijke toelichting hierop ontbreekt. Dat dit te maken zou hebben met bedreigingen die door [verweerder] zouden zijn geuit, blijkt nergens uit. De conclusie is dan ook dat de gestelde bedreigende uitlatingen in de richting van [naam HR-manager] tijdens het gesprek op
7 februari 2022 onvoldoende onderbouwd zijn.
5.4.
Wat resteert zijn de bedreigingen waarvan S.C. Heerenveen stelt dat die door [verweerder] gedaan zouden zijn tijdens het gesprek op 24 februari 2022. [verweerder] heeft dit gesprek opgenomen met zijn telefoon. Uit de opname van het gesprek, die aan de kantonrechter is overgelegd en die de kantonrechter heeft beluisterd, volgt dat [verweerder] inderdaad bepaalde uitlatingen heeft gedaan over Whatsappjes die hij heeft gekregen van personeelsleden, over bepaalde dingen, die als ze waar zijn, niet best zijn. Ook heeft hij aangegeven dat door deze Whatsapp-berichten er een bom onder de club kan komen te liggen. De kantonrechter kan zich voorstellen dat de uitlatingen bedreigend kunnen zijn overgekomen op [naam HR-manager] en [naam algemeen directeur] , maar acht het doen van deze uitlatingen niet dusdanig ernstig dat van S.C. Heerenveen in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Van belang hierbij is dat [verweerder] de uitlatingen heeft gedaan nadat hem door [naam algemeen directeur] te kennen was gegeven dat hij maar beter zou kunnen vertrekken bij S.C. Heerenveen. De kantonrechter acht het voorstelbaar dat [verweerder] zich in een hoek gedrukt voelde door die mededeling en dat de bewuste uitlatingen (mede) onder druk van die omstandigheden zijn gedaan. Daarbij heeft [verweerder] aangegeven dat zijn uitlatingen voortkomen uit bezorgdheid voor de club en met de bedoeling dat daarnaar zou worden gekeken. Blijkens de opname van het gesprek heeft [naam algemeen directeur] zich daarvoor in eerste instantie ook ontvankelijk getoond, namelijk door er bij [verweerder] op aan te dringen om "dat soort overschrijdende dingen" met hem te bespreken en openheid van zaken te geven. Het is de kantonrechter niet gebleken dat [verweerder] geheimzinnig heeft gedaan over de bij hem bekende informatie. Tijdens het gesprek heeft hij zich bereid verklaard de berichten door te sturen en direct na het gesprek op 24 februari 2022 heeft [verweerder] vervolgens de bewuste Whatsapp-berichten doorgestuurd aan [naam commercieel manager] . Overigens kan de sfeer tijdens het gesprek, zoals de kantonrechter dat heeft kunnen beluisteren (tot het moment waarop de opname stopt) niet grimmig of bedreigend genoemd worden. Uit de opname van het gesprek blijkt nog wel dat [verweerder] aan [naam algemeen directeur] heeft vermeld dat hij tegen een burn-out aanzit en steeds heel geëmotioneerd is, hetgeen bijdraagt bij aan mogelijkheid dat [verweerder] de bewuste uitlatingen in een emotionele opwelling heeft gedaan. Dit alles neemt niet weg dat [verweerder] de uitlatingen, die door S.C. Heerenveen kennelijk als bedreigend zijn ervaren, beslist niet had behoren te doen. S.C. Heerenveen had hier echter naar het oordeel van de kantonrechter anders op kunnen en moeten reageren, namelijk door de aan [verweerder] verweten gedragingen schriftelijk vast te leggen, hem duidelijk te maken dat hij dergelijke uitlatingen niet meer zou mogen doen, en hem te waarschuwen dat bij herhaling arbeidsrechtelijke consequenties zouden kunnen volgen. Dat is niet gebeurd.
5.5.
De conclusie is dat ontbinding op de e-grond niet zal worden toegewezen.
het verzoek; de g-grond (verstoorde verhoudingen)
5.6.
Met betrekking tot de gestelde verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:699 lid 3, aanhef en onder g, BW overweegt de kantonrechter als volgt.
5.7.
De kantonrechter kan zich voorstellen dat partijen gebrouilleerd zijn geraakt door de uitlatingen zoals die door [verweerder] zijn gedaan. [verweerder] had zijn onvrede over bepaalde zaken die zouden spelen binnen de club, concreet moeten benoemen en aan moeten kaarten bij zijn werkgever. Door de manier waarop [verweerder] zich heeft uitgesproken, zijn de onderlinge verhoudingen onder druk gezet, maar dat wil niet zeggen dat partijen niet meer met elkaar verder zouden kunnen. De kantonrechter neemt in aanmerking dat [verweerder] ongetwijfeld lering zal hebben getrokken uit hetgeen hier gebeurd is (met de onderhavige ontbindingsprocedure als gevolg) en dat herhaling niet voor de hand ligt. Daarbij ligt het op de weg van S.C. Heerenveen om vanuit goed werkgeverschap aan haar werknemers, en dus ook aan [verweerder] , de benodigde begeleiding te bieden bij het aankaarten van eventuele misstanden. Overigens merkt de kantonrechter op dat niet is komen vast te staan dat [verweerder] de uitlatingen, waarvan kan worden vastgesteld dat ze van [verweerder] afkomstig zijn, heeft gedaan om S.C. Heerenveen te beschadigen, al kan dat wel zo zijn overgekomen.
5.8.
Over het opnemen van het gesprek van 24 februari 2022 door [verweerder] op zijn telefoon overweegt de kantonrechter het volgende. Voorstelbaar is dat [verweerder] dit gesprek heeft willen vastleggen om helder te krijgen wat S.C. Heerenveen van hem wilde nadat hij twee weken was vrijgesteld van zijn werk. Echter de manier waarop hij dit - heimelijk - heeft gedaan is niet de juiste. Daar staat tegenover dat S.C. Heerenveen wel erg verontwaardigd heeft gereageerd op het feit dat [verweerder] het gesprek opnam. De kantonrechter heeft zelfs de indruk dat het gesprek een geheel andere wending heeft genomen vanaf het moment waarop [naam algemeen directeur] bemerkte dat het gesprek werd opgenomen en dat dit het breekpunt geweest is voor S.C. Heerenveen om te beslissen dat men hoe dan ook niet meer verder wilde met [verweerder] . Deze conclusie is naar het oordeel van de kantonrechter te snel getrokken, in het bijzonder nu er geen enkele poging is gedaan om, eventueel met behulp van een bemiddelaar, weer tot elkaar te komen.
5.9.
Wat verder meespeelt is dat [verweerder] inmiddels - zo is ter zitting onweersproken gesteld - geen conflict (meer) heeft met zijn direct leidinggevende, de heer [naam facilitair manager].
Verder heeft de kantonrechter begrepen dat [verweerder] bij de uitvoering van zijn werkzaamheden nauwelijks direct contact heeft met [naam algemeen directeur] en [naam commercieel manager] .
5.10.
De kantonrechter komt gelet op het vorenstaande tot de slotsom dat de verhoudingen niet zodanig zijn verstoord dat van S.C. Heerenveen in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De conclusie is dan ook dat de kantonrechter het verzoek van S.C. Heerenveen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de g-grond eveneens zal afwijzen.
Het verzoek de i-grond (combinatie)
5.11.
De meer subsidiair aan het ontbindingsverzoek van S.C. Heerenveen ten grondslag gelegde i-grond kan naar het oordeel van de kantonrechter evenmin slagen. Gelet op het voorgaande is namelijk niet komen vast te staan dat sprake is van een combinatie van omstandigheden die in de e- en de g-grond worden genoemd die zodanig is, dat van S.C. Heerenveen in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren.
het tegenverzoek tot wedertewerkstelling
5.12.
Het tegenverzoek van [verweerder] om hem weder te werk te stellen wijst de kantonrechter toe. Nu er geen redelijke grond aanwezig is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet [verweerder] weer in de gelegenheid gesteld worden om zijn werk te verrichten, tenzij er bijzondere redenen zijn die daaraan in de weg staan. Die bijzondere redenen zijn er niet.
5.13.
[verweerder] heeft verzocht om hem weer toe te laten tot de werkplek binnen tweemaal
24 uur na het wijzen van deze beschikking. De kantonrechter ziet aanleiding om de termijn voor de terugkeer van [verweerder] tot zijn werk te bepalen op maximaal vier weken. Daarmee is er naar het oordeel van de kantonrechter voldoende tijd om de herintreding van [verweerder] bij S.C. Heerenveen voor te bereiden. Het wordt aan partijen overgelaten, wat er in het kader van die herintreding precies nodig is en welke gesprekken (en met wie) er nog gevoerd moeten worden.
5.14.
De door [verweerder] verzochte dwangsom van € 500,00 per dag, voor het geval
S.C. Heerenveen niet aan de veroordeling tot wedertewerkstelling voldoet, wijst de kantonrechter toe, met dien verstande dat hieraan een maximum wordt verbonden van
€ 10.000,00.
De proceskosten
5.15.
De proceskosten in het kader van het verzoek en in het kader van het tegenverzoek komen voor rekening van S.C. Heerenveen, omdat S.C. Heerenveen in het ongelijk is gesteld.
5.16.
De kantonrechter ziet geen aanleiding voor toewijzing van de werkelijk gemaakte proceskosten, zoals door [verweerder] is verzocht. Van belang hierbij is dat voor arbeidszaken als de onderhavige als regel een forfaitair tarief geldt. Alleen in bijzondere omstandigheden, in geval van misbruik van procesrecht of van onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure door een van de partijen, is afwijking van deze regel mogelijk. Die situatie is hier niet aan de orde.
5.17.
De proceskosten worden daarom vastgesteld op het voor dit soort zaken geldende tarief van € 747,00 voor salaris gemachtigde. De kantonrechter zal dit bedrag zowel in het kader van het verzoek als in het kader van het tegenverzoek toewijzen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
wijst de verzochte ontbinding af;
6.2.
veroordeelt S.C. Heerenveen tot betaling van de proceskosten aan [verweerder] , die de kantonrechter aan de kant van [verweerder] tot en met vandaag vaststelt op € 747,00;
6.3.
verklaart deze beschikking voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het meer of anders verzochte;
het tegenverzoek
6.5.
veroordeelt S.C. Heerenveen om [verweerder] weer toe te laten tot de werkplek, teneinde hem in staat te stellen de bedongen arbeid te verrichten, binnen vier weken na de datum van deze beschikking,
6.6.
veroordeelt S.C. Heerenveen tot betaling van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet voldoet aan de hiervoor onder 6.4. vermelde veroordeling, tot een maximum van € 10.000,00,
6.7.
veroordeelt S.C. Heerenveen tot betaling van de proceskosten aan [verweerder] , die de kantonrechter aan de kant van [verweerder] tot en met vandaag vaststelt op € 747,00;
6.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Giltay, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2022.