ECLI:NL:RBNNE:2022:3309

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
18/256327-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag, openlijke geweldpleging en diefstal met geweld

Op 13 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag, openlijke geweldpleging, bedreiging met geweld, en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 21 september 2021 in Assen, waar de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], door hen te bedreigen met messen en fysiek aan te vallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen aan [slachtoffer 1] door hem met een mes in de buik te steken, wat resulteerde in een steekwond. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] door hem te duwen en te slaan. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een ripdeal waarbij [slachtoffer 3] werd beroofd van zijn eigendommen onder bedreiging met geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlasteleggingen wegens onvoldoende bewijs. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de maatschappelijke onrust die dergelijke geweldsdelicten veroorzaken.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/256327-21, ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-227036-21
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-930079-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 september 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 augustus 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Veenstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-256327-21
hij op of omstreeks 21 september 2021 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, messen hebben getoond en/of met deze messen hebben gezwaaid en/of met deze messen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hebben geslagen en/of gestoken, althans stekende en/of slaande bewegingen richting die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hebben gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 september 2021 te Assen openlijk, te weten, op de Stationstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (meermalen)
  • te duwen en/of aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te trekken, en/of
  • die [slachtoffer 1] in het gezicht te slaan, en/of op zijn lichaam te slaan, en/of
  • met een mes in de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te steken, en/of
  • (met een mes) die [slachtoffer 2] in zijn gezicht, althans tegen zijn hoofd te slaan, en/of tegen zijnlichaam te slaan
en/of hij op of omstreeks 21 september 2021 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meermalen - messen te tonen en/of
  • met die messen te zwaaien en/of
  • met die messen te slaan en/of te steken, althans in de richting van die [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] slaande en/of stekende bewegingen te maken.

Parketnummer 18-227036-21

1. hij op of omstreeks 15 november 2019 te Groningen, althans in Nederland, op/aan de openbare weg, te weten de Kooikerplein, in elk geval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met inhoud) en/of een mobiele telefoon en/of een hoeveelheid softdrugs, in elk geval enig goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n),
Immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 3] gelokt naar de voornoemde locatie, de Kooikerplein en/of die [slachtoffer 3] met kracht in de richting van een vijver getrokken en/of een (groot) mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, getoond/voorgehouden aan die [slachtoffer 3] en/of dat mes gericht op die [slachtoffer 3] en/of dat mes gehouden tegen de keel/hals van die [slachtoffer 3] , en/of met dat mes stekende bewegingen gemaakt richting de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] , waarbij die [slachtoffer 3] in zijn been is gestoken/gesneden en/of die [slachtoffer 3] vastgehouden/vastgepakt en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer 3] (dreigend) gezegd dat hij zijn zakken moest leegmaken/leeghalen en/of (vervolgens) zijn telefoon en/of portemonnee moest afstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 november 2019 te Groningen, althans in Nederland, op/aan de openbare weg, te weten de Kooikerplein, in elk geval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een portemonnee (met inhoud) en/of een mobiele telefoon en/of een hoeveelheid softdrugs, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd met geweld of bedreiding met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om diediefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 3] gelokt naar de voornoemde locatie, de Kooikerplein en/of die [slachtoffer 3] met kracht in de richting van een vijver getrokken en/of een (groot) mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, getoond/voorgehouden aan die [slachtoffer 3] en/of dat mes gericht op die [slachtoffer 3] en/of dat mes gehouden tegen de keel/hals van die [slachtoffer 3] , en/of met dat mes stekende bewegingen gemaakt richting de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] , waarbij die [slachtoffer 3] in zijn been is gestoken/gesneden en/of die [slachtoffer 3] vastgehouden/vastgepakt en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer 3] (dreigend) gezegd dat hij zijn zakken moest leegmaken/leeghalen en/of (vervolgens) zijn telefoon en/of portemonnee moest afstaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 november 2019 te Groningen, althans in Nederland, op/aan de openbare weg, te weten de Kooikerplein, in elk geval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een portemonnee (met inhoud) en/of een mobiele telefoon en/of een hoeveelheid softdrugs, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging tot diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer 3] en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , te plegen met oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, die [slachtoffer 3] heeft gelokt naar de voornoemde locatie, de Kooikerplein en/of die [slachtoffer 3] met kracht in de richting van een vijver heeft getrokken en/of een (groot) mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond/voorgehouden aan die [slachtoffer 3] en/of dat mes heeft gericht op die [slachtoffer 3] en/of dat mes heeft gehouden tegen de keel/hals van die [slachtoffer 3] , en/of met dat mes stekende bewegingen heeft gemaakt richting de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] , waarbij die [slachtoffer 3] in zijn been is gestoken/gesneden en/of die [slachtoffer 3] heeft vastgehouden/vastgepakt en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer 3] (dreigend) heeft/hebben gezegd dat hij zijn zakken moest leegmaken/leeghalen en/of (vervolgens) zijn telefoon en/of portemonnee moest afstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. hij op of omstreeks 15 november 2019 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door met een (groot) mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp stekende bewegingen te maken richting de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] , waarbij die [slachtoffer 3] in zijn been is gestoken/gesneden.
3. hij op of omstreeks 24 februari 2020 te Groningen, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem met zijn vuist eenmaal of meerdere malen in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd, in elk geval op/tegen het lichaam, te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18-256327-21
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, bewezenverklaring gevorderd voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
Parketnummer 18-227036-21
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, nu er zich in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevinden om tot een bewezenverklaring te komen.
De officier van justitie heeft op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, bewezenverklaring gevorderd voor het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18-256327-21
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat, hoewel verdachte bekent met het oefenmes (de trainer) gezwaaid te hebben om aangever [slachtoffer 1] bij hem weg te krijgen, niet bewezen kan worden dat het opzet van verdachte gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De raadsman heeft bepleit dat het subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden.
Parketnummer 18-227036-21
De raadsman heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman allereerst aangevoerd dat de verbalisanten hebben gerelateerd dat zij twijfels hebben over de ware toedracht van de ripdeal, hetgeen maakt dat de verklaring van aangever [slachtoffer 3] in twijfel getrokken dient te worden. Er dient uitgegaan te worden van de verklaring van verdachte, inhoudende dat verdachte enkel aangever naar de plaats delict heeft gelokt, waarbij hij tijdens de ripdeal op een afstand stond en van het uitgeoefende geweld niks heeft meegekregen. Voorgaande is onvoldoende om van een nauwe en bewuste samenwerking voor een diefstal met geweld te kunnen spreken. De gedraging van verdachte dient gekwalificeerd te worden als medeplichtigheid aan diefstal met geweld, hetgeen niet ten laste is gelegd, zodat vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18-256327-21
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
De door verdachte ter zitting van 30 augustus 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben een van de jongens waarover in de aangifte wordt gesproken. Samen met medeverdachte [medeverdachte] ben ik in een gevecht beland met aangever [slachtoffer 1] en getuige [slachtoffer 2] . Ik heb getuige [slachtoffer 2] geduwd en daarna heb ik hem geslagen. Toen ik op de grond lag heb ik mijn trainer gepakt en bewoog ik met de trainer in mijn hand van mij af in de hoop dat aangever [slachtoffer 1] weg zou gaan.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 september 2021,opgenomen op pagina 81 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021260338 d.d. 12 oktober 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Mijn vriend [slachtoffer 2] en ik kwamen 21 september 2021 in Assen. De inzittenden van de auto stapten en liepen naar ons toe. Dat waren 1 meisje en twee jongens. Wij liepen door en 1 jongen liep naar mij toe en liet mij toen een mes zien. De mes zat achter zijn broekband op de linkerbeen. Een man met wit witte huidskleur en rood haar die kwam naar mijn vriend toe en duwde mijn vriend op de grond. Toen duwde de man [slachtoffer 2] weer weg. Toen zag ik dat de andere man uit de auto mijn vriend [slachtoffer 2] een slag in het gezicht gaf.
Toen pakte die licht getinte man zijn mes uit de broeksband en begon hij tegen mij te schreeuwen. Ik kreeg toen een klap op mijn onderlip. Toen gingen we met elkaar op de vuist. Mijn vriend met de man met rode haar en ik met de man met zwarte haar. Het meisje kwam erbij en pakte mij bij mijn capuchon. Zij trok mij toen naar achteren, de man trok met tegelijk naar voren. Ik zag de man met zwarte haar op de grond vallen en pakte het meisje mij van achter en de man had ondertussen zijn mes gepakt en ik zag dat hij de mes naar voren duwde. Toen zag ik dat hij het mes weer terug haalde en mij nogmaals in mijn richting stak. Ik werd de tweede keer geraakt in mijn buik. [slachtoffer 2] is nog wel geraakt door die man met rode haar. Hij kreeg een klap op zijn hoofd van zijn aanvaller. Maar dit was met de platte kant van de mes.
3. Een geneeskundige verklaring, op 4 oktober 2021 opgemaakt en ondertekend, voor zover inhoudend, als zijn/haar geneeskundige verklaring:
Oppervlakkige steekwond li boven in de buik, geen aanwijzingen voor intra-abdominaal letsel.
Er is sprake van gering uitwendig bloedverlies.
Geschatte duur van de genezing is 14 dagen.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 september
2021, opgenomen op pagina 179 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Toen waren er twee jongens en een meisje in de auto. Die buitenlandse jongen kwam naar ons toe en zei: Ga weg en hij duwde mij met zijn beide handen. Ze hadden alle twee een mes.
O: Getuige doet voor hoe beide jongens aan de linkerzijde hun broek naar beneden doen zodat een mes onder de broek zichtbaar wordt.
Het waren beide grote messen, ik geloof wel ongeveer hetzelfde. Die Nederlandse jongen met het rode haar kwam achter ons aan en toen had hij het hoesje in zijn ene hand en haalde het mes helemaal uit het hoesje en deed hem ook weer terug. En toen rende hij naar me toe. Hij sloeg toen met het mes op mijn hoofd. Het hoesje zat om het mes toen hij sloeg en hij sloeg niet met de snijzijde maar met het mes plat. Ik keek niet meer naar hem, maar naar achteren, naar mijn vriend. Toen zag ik hun aan het vechten. Mijn vriend en de buitenlandse jongen. Ik zag dat die jongen mijn vriend met één hand vast had bij zijn t-shirt bij de halsopening. Met de andere hand sloeg hij mijn vriend. Mijn vriend keek toen naar zijn buik, daar was allemaal bloed. Hij trok zijn t-shirt omhoog en ik zag zijn buik. Een gaatje, ongeveer zo groot als de achterkant van een pen en ongeveer tien centimeter bloed er omheen.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 21 september 2021, opgenomen op pagina 177 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :

Op 21 september 2021 reed ik op de Zuidersingel te Assen. Ik zag rechts op de hoek van de kruising vier mannen staan die kennelijk ruzie met elkaar hadden. Toen ik de mannen voorbij reed zag ik dat een van de mannen zijn shirt omhoog deed. Ik zag dat man een kapmes onder zijn kleding had. Het kapmes zat in een kunststof holster. Ik reed verder de Stationsstraat in en zag toen in mijn rechterbuiten spiegel dat de mannen aan het vechten waren. Ik zag dat de man die het kapmes bij zich had deze onder zijn shirt pakte en daarmee de andere man sloeg.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen staat het vast dat verdachte aangever [slachtoffer 1] met een zogeheten trainer (een oefenmes) in zijn buik heeft gestoken en dat [slachtoffer 1] hierdoor een steekverwonding in zijn buik heeft opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat de gedraging van verdachte ten aanzien van [slachtoffer 1] gekwalificeerd kan worden als een poging tot zware mishandeling. De rechtbank stelt daarbij voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in het bovenlichaam een aantal vitale organen bevinden. Naar het oordeel van de rechtbank zal daarom bij het steken in de buikstreek al snel de aanmerkelijke kans in het leven worden geroepen dat een vitaal orgaan wordt geraakt en dat het slachtoffer daaraan zwaar lichamelijk letsel overhoudt. In dit geval is daar ook sprake van, nu verdachte het slachtoffer heeft gestoken tijdens een gevecht dan wel worsteling, waarbij gelet op de ongecontroleerde bewegingen die daarmee gepaard moeten zijn gegaan, het mes gemakkelijk in een vitaal orgaan terecht had kunnen komen.
De rechtbank acht daarmee de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling
ten aanzien van [slachtoffer 1]wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte dit feit alleen heeft gepleegd, nu de bijdrage van medeverdachte [medeverdachte] aan het door verdachte gepleegde geweld van onvoldoende gewicht is om te kunnen spreken van medeplegen.
Ten aanzien van de geweldshandelingen die verdachte ten aanzien van [slachtoffer 2] heeft gepleegd, komt de rechtbank tot een andere conclusie. Op basis van de bewijsmiddelen kan enkel bewezen worden dat verdachte aangever [slachtoffer 2] heeft geduwd en hem een klap in zijn gezicht heeft gegeven. Deze gedragingen brengen naar het oordeel van de rechtbank geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich mee. Om die reden zal de rechtbank verdachte ten aanzien van de (impliciet cumulatief ten laste gelegde) poging tot zware mishandeling
ten opzichte van [slachtoffer 2]vrijspreken.
Het gewelddadig handelen van verdachte tegen [slachtoffer 2] levert echter wel het (subsidiair ten laste gelegde) openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen op. Dat er door de medeverdachten openlijk geweld is gepleegd en dat verdachte hierbij betrokken was, staat naar het oordeel van de rechtbank vast. Door [slachtoffer 2] te duwen en hem in zijn gezicht te slaan heeft verdachte voorts een voldoende significante bijdrage aan het openlijk geweld geleverd.
Doordat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] tijdens dit geweld bovendien messen hebben getoond en daarmee onder meer hebben gezwaaid, heeft verdachte zich voorts schuldig gemaakt aan het (cumulatief/alternatief ten laste gelegde) medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank acht daarmee de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling ten aanzien van [slachtoffer 1] , de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] en het cumulatief alternatief ten laste gelegde medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, wettig en overtuigend bewezen op de wijze zoals blijkt uit de bewezenverklaring.
Parketnummer 18-227036-21
Vrijspraak van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, nu er op grond van het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring onder 1 subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter zitting van 30 augustus 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb in opdracht van de andere jongens, aangever [slachtoffer 3] bericht dat hij naar de plaats delict moest komen. Ik heb aangever toen op de plaats delict opgevangen. Ik wist dat het om een ripdeal ging en dat de andere jongens aangever wilden rippen, ze wilden drugs stelen van aangever. Er is hasjish van aangever gestolen. Ten tijde van de ripdeal stond ik op 1,5 - 2 meter afstand.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 juli 2020,opgenomen op pagina 70 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R020015_ZURICH d.d. 14 augustus 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
V: Heb jij een beloning gekregen voor de handelingen die jij hiervoor hebt verricht?
A: Ja, dat was wel de bedoeling. De afspraak was dat ik als beloning een geldbedrag zou krijgen. Echter, tijdens de beroving werd geen geld buit gemaakt.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 november 2019,opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :Op 13 november 2019 kreeg ik een Snap van [verdachte] . De dag erna snapte [verdachte] dat hij wilde hij afspreken. We spraken op 15 november af in de omgeving van het Kooikerplein te Groningen. Ik zag [verdachte] nabij het trappetje van de vijver staan. Ik zag dat er ineens twee andere jongens bij [verdachte] kwamen staan. Ik werd door deze jongens vastgehouden. Ik hoorde hun zeggen "maak je zakken leeg". Een van de jongens die er bij kwam staan was heel lang hij hield mij stevig vast. Ik had mijn Hoody van het Merk Nike aan. Ik voelde dat ze daar mijn portemonnee van Bayern München en mijn Samsung S8 telefoon, kleur zwart weg pakten. Ik zag dat ze alle drie vervolgens weg renden. Ik had een wond in mijn been van anderhalve centimeter diep.
4.
Een geneeskundige verklaring, op 25 maart 2020 opgemaakt en ondertekend door
drs. T. Naujocks, forensisch arts, opgenomen op pagina 12 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als haar verklaring:
Betreft: [slachtoffer 3] , geboren [geboortedatum] 2001
Op uw verzoek heb ik over bovengenoemde persoon nadere medische informatie opgevraagd bij diens behandelend arts in het UMCG. Dit heeft het volgende opgeleverd:
Betrokkene werd daar gezien op 15-11-2019 nadat hij slachtoffer zou zijn geworden van een steekincident. Bij onderzoek bleek sprake van een 'oppervlakkige, iets wijkende steekwond' aan de binnenzijde van het rechter bovenbeen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Dat er op het tijdstip en de plaats zoals vermeld in de tenlastelegging gestoken is in het bovenbeen van aangever [slachtoffer 3] , staat naar oordeel van de rechtbank in voldoende mate vast gelet op de aangifte en de geneeskundige verklaring hieromtrent. De rechtbank laat echter in het midden wie aangever heeft gestoken. Aangever verklaart dat verdachte heeft gestoken, terwijl verdachte dit stellig ontkent. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat niet hij, maar een van de twee andere jongens aangever gestoken moet hebben. Ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij niet wist dat er gestoken is en niet eens wist van de aanwezigheid van een mes. Nu aangever eveneens heeft verklaard dat er op zeker moment twee jongens ter plaatse zijn verschenen, kan niet zonder twijfel worden vastgesteld dat verdachte, hoewel er aanwijzingen voor het tegendeel aanwezig zijn, aangever heeft gestoken. Bij gebreke aan voldoende aanwijzingen daarvoor (bijvoorbeeld getuigenverklaringen, forensische bevindingen omtrent het gebruikte mes) is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij niet gestoken heeft, niet in voldoende mate wordt weerlegd door de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting.
Dit staat echter naar het oordeel van de rechtbank er niet aan in de weg dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met de andere jongens, nu verdachte samen met de andere jongens de ripdeal heeft voorbesproken en gepland, vervolgens aangever met dat doel ter plaatse heeft gelokt, en tot slot ten tijde van de wegnemingshandeling naar eigen zeggen op 1,5 - 2 meter afstand heeft gestaan van die handeling en vervolgens na afloop met de andere jongens is weggerend. Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard dat hij een beloning zou krijgen voor zijn bijdrage aan het geheel. Ten aanzien van het opzet op het gepleegde geweld overweegt de rechtbank dat het als een feit van algemene bekendheid kan worden beschouwd dat ripdeals in het algemeen niet geweldloos plegen plaats te vinden, gelet op de (financiële) belangen die op het spel staan.
Nu er, gelet op het eerder overwogene, naar het oordeel van de rechtbank sprake is van het medeplegen van, kort gezegd, diefstal met geweld, hoeft niet worden vastgesteld wie van de medeplegers de feitelijke geweldshandeling heeft verricht.
Bewezenverklaring onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 augustus 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 februari 2020,opgenomen op pagina 86 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/256327-21 primair (deels) en subsidiair (deels) en na ‘en/of’ ten laste gelegde, het onder parketnummer 18-227036-21 onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-256327-21
hij op 21 september 2021 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
hij op 21 september 2021 te Assen openlijk, te weten, op de Stationstraat, op de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 2] (meermalen)
  • te duwen en aan die [slachtoffer 2] te trekken, en
  • (met een mes) die [slachtoffer 2] in zijn gezicht te slaan althans tegen zijn hoofd te slaan, en/oftegen zijn lichaam te slaan
en
hij op 21 september 2021 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 2] meermalen - messen te tonen,
- met die messen te zwaaien,- met die messen te slaan.

Parketnummer 18-227036-21

1. subsidiair. hij op 15 november 2019 te Groningen, aan de openbare weg, te weten de Kooikerplein, tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee (met inhoud), een mobiele telefoon en een hoeveelheid softdrugs, toebehorende aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, immers heeft verdachte en/of zijn mededaders die [slachtoffer 3] gelokt naar de voornoemde locatie, de
Kooikerplein, en met een mes stekende bewegingen gemaakt richting de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] , waarbij die [slachtoffer 3] in zijn been is gestoken en/of die [slachtoffer 3] vastgehouden/vastgepakt en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer 3] (dreigend) gezegd dat hij zijn zakken moest leegmaken en/of (vervolgens) zijn telefoon en/of portemonnee moest afstaan.
3. hij op 24 februari 2020 te Groningen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem met zijn vuist meerdere malen tegen het hoofd te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-256327-21

primair.poging tot zware mishandeling

en

subsidiair. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

en medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Parketnummer 18-227036-21

1. subsidiair.
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
3.
mishandeling, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit dat kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden verbonden te worden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het elektronisch toezicht. Eventueel kan daarnaast nog een taakstraf opgelegd worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich op 15 november 2019 in Groningen in de vorm van een ripdeal schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld. Verdachte heeft het slachtoffer naar de plaats delict gelokt, alwaar het slachtoffer van zijn eigendommen is beroofd en met een mes in zijn been is gestoken. Op 24 februari 2020 heeft verdachte hetzelfde slachtoffer mishandeld door hem meermalen met gebalde vuist in zijn gezicht te slaan.
Verder heeft verdachte zich op 21 september 2021 schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling door aangever met een mes in zijn buik te steken, als gevolg waarvan aangever een steekwond in zijn buik heeft opgelopen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en het medeplegen van bedreiging tegen de vriend van de aangever. De twee mannen zijn tijdens dit incident door meerdere personen, waaronder verdachte, geslagen, waarbij verdachte en zijn medeverdachte de mannen ook bedreigd hebben met grote messen.
Het staat vast dat het voor alle drie de slachtoffers een zeer schokkende en angstige gebeurtenis geweest moet zijn om op deze manier aangevallen te worden. De feiten hebben bovendien voor maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid gezorgd, nu de feiten zich in het openbaar hebben afgespeeld. De feiten in Assen speelden zich op klaarlichte dag af in de nabijheid van het treinstation, waardoor er veel personen in die buurt van het delict aanwezig waren. Zij zijn ongewild geconfronteerd met het gewelddadig handelen van verdachte en zijn medeverdachten.
Het gaat om zeer ernstige strafbare feiten. De rechtbank rekent het verdachte daarbij aan dat hij voor zijn bijdrage in de ripdeal geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen. De omstandigheid dat het messengeweld in de samenleving de afgelopen jaren steeds maar toeneemt is een factor die in strafverhogende zin wordt meegenomen.
De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte in aanmerking genomen, waarbij zij onder meer heeft gekeken naar het rapport van de reclassering van 30 november 2021. De reclassering adviseert om het volwassenenstrafrecht toe te passen, op basis van het feit dat verdachte niet meer thuis woont en er geen sprake (meer) is van een opvoedsituatie binnen het gezin. Daar komt bij dat er zorg geboden dient te worden die binnen de volwassenreclassering past.
Gelet op dit advies en gelet op het ontbreken van contra-indicaties hiervoor, zal de rechtbank verdachte volgens het volwassenenstrafrecht berechten.
De reclassering adviseert verder om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een locatiegebod, meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 juni 2022, eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld is. Gezien de feiten waarvoor hij thans wordt veroordeeld heeft die eerdere veroordeling weinig invloed gehad op het gedrag van verdachte. Daar komt bij dat verdachte ten tijde van een deel van de bewezenverklaarde feiten in een proeftijd liep, hetgeen hem er kennelijk ook niet van heeft weerhouden opnieuw tot het plegen van nieuwe strafbare feiten over te gaan. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
In het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is voor de bestraffing van een straatroof met licht geweld, waarbij sprake is van recidive, als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden vastgesteld. In het onderhavige geval is er sprake van ernstig letsel, namelijk een steekwond, en ging het om het medeplegen van een geplande ripdeal, hetgeen de rechtbank als strafverzwarend meeweegt. Uitgangspunt volgens de LOVS-oriëntatiepunten voor het toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen, niet zijnde een vuurwapen, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden. Bij een poging gaat daar in beginsel één derde vanaf, zodat voor de poging tot zware mishandeling een gevangenisstraf van in ieder geval 4 maanden als uitgangspunt geldt. Daar komt bij dat verdachte zich ook nog schuldig heeft gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling.
De rechtbank constateert dat ten aanzien van de diefstal met geweld in november 2019 de procedure in zijn geheel langer heeft geduurd dan de periode die doorgaans in de jurisprudentie als "redelijk" wordt beschouwd, namelijk 24 maanden. De rechtbank is echter van oordeel dat, nu verdachte nadien nog meerdere nieuwe feiten heeft gepleegd, vastgesteld wordt dat de redelijke termijn is overschreden, doch dat deze overschrijding zonder consequenties kan blijven.
Gelet op de aard, ernst en hoeveelheid van de bewezen verklaarde feiten als ook verdachtes strafrechtelijk verleden, acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. De rechtbank zal een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke deel zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld worden. Deze straf is zwaarder dan de door de officier van justitie geëiste straf, omdat die eis naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doet aan de ernst en de hoeveelheid van de feiten.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 532,68 ter vergoeding van materiële schade en € 1.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en onder toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het materiële deel van de vordering. Ten aanzien van het immateriële deel heeft de raadsman aangevoerd dat in de uitspraken waar in de onderbouwing naar verwezen wordt, lagere bedragen worden toegewezen. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat matiging op zijn plaats is nu er rekening gehouden dient te worden met de eigen schuld van de benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 september 2021.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 23 december 2019 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord-Nederland te Assen is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een jeugddetentie van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 7 januari 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 20 juli 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De rechtbank overweegt het volgende. Op grond van de voor 1 januari 2020 geldende regeling ex artikel 14g vijfde lid van het Wetboek van Strafrecht zou het openbaar ministerie een vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf binnen drie maanden na het einde van de proeftijd moeten indienen.
De rechtbank stelt vast dat, nu de proeftijd tot 6 januari 2022 liep, de officier van justitie op basis van die regeling vóór 6 april 2022 de vordering tenuitvoerlegging had moeten indienen, op straffe van niet-ontvankelijkheid.
De vordering tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf is door de officier van justitie op 20 juli 2022 ingediend, dus bijna vier maanden na afloop van de proeftijd.
Sinds 1 januari 2020 is artikel 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering van toepassing. In dit artikel is niet geregeld binnen welke termijn een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf moet worden ingediend. De officier van justitie is daarom ontvankelijk in zijn vordering.
Alles afwegende acht de rechtbank het niet in overeenstemming met de systematiek en het doel van de voorwaardelijke veroordeling dat een veroordeelde bijna vier maanden na afloop van de door de rechter bepaalde proeftijd nog kan worden geconfronteerd met de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf.
De rechtbank zal de vordering tenuitvoerlegging afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 63, 141, 285, 300, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/227036-21 onder 1 primair en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 18/256327-21 ten laste gelegde en het onder 18/227036-21 onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen zeven dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bijVerslavingszorg Noord Nederland op het adres Laan Corpus den Hoorn 102 te Groningen.
Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat de veroordeelde zich laat behandelen door de Forensische Polikliniek of een soortgelijkezorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. dat de veroordeelde verblijft in [instelling] te Groningen of een andere instelling voor beschermdwonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf is reeds gestart. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen vanafbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
5. dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van softdrugs om het middelengebruikte beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van 18/256327-21:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 september 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.032,68 (zegge: tweeduizend en tweeëndertig euro en achtenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 532,68 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 40 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.930079-19:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 23 december 2019.
Dit vonnis is gewezen door A.L.J.M.A. Janssens, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door mr. S. Fokkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 september 2022.
Mr. Fokkert is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.