In deze zaak heeft eiseres op 1 december 2020 een verzoek ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen voor herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst heeft op 1 mei 2021 gecommuniceerd dat eiseres niet in aanmerking komt voor een compensatiebedrag van € 30.000,-. Eiseres heeft vervolgens op 22 februari 2022 de Belastingdienst in gebreke gesteld, omdat er geen tijdig besluit was genomen op haar verzoek. Op 10 juni 2022 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist en dat eiseres terecht in beroep is gegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden en dat eiseres recht heeft op een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft de Belastingdienst opgedragen om uiterlijk op 21 oktober 2022 alsnog een besluit te nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, en de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 50,- en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, en is openbaar uitgesproken op 29 juli 2022.