ECLI:NL:RBNNE:2022:3307

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
LEE 22/2013
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling kinderopvangtoeslag en overschrijding beslistermijn door de Belastingdienst

In deze zaak heeft eiseres op 1 december 2020 een verzoek ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen voor herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst heeft op 1 mei 2021 gecommuniceerd dat eiseres niet in aanmerking komt voor een compensatiebedrag van € 30.000,-. Eiseres heeft vervolgens op 22 februari 2022 de Belastingdienst in gebreke gesteld, omdat er geen tijdig besluit was genomen op haar verzoek. Op 10 juni 2022 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist en dat eiseres terecht in beroep is gegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden en dat eiseres recht heeft op een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft de Belastingdienst opgedragen om uiterlijk op 21 oktober 2022 alsnog een besluit te nemen.

Daarnaast heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, en de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 50,- en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, en is openbaar uitgesproken op 29 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2013

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B. van Dijk),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Inleiding

Eiseres heeft op 1 december 2020 bij verweerder een verzoek gedaan tot herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag.
Verweerder heeft bij schrijven van 1 mei 2021 aan eiseres meegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een (minimaal) compensatiebedrag van € 30.000,-.
Bij brief van 22 februari 2022 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld.
Eiseres heeft op 10 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek tot herbeoordeling.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. Eiseres heeft op 1 december 2020 bij verweerder een verzoek gedaan tot herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. Bij besluit van 1 mei 2021 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een (minimaal) compensatiebedrag van € 30.000,- maar dat haar situatie nog niet volledig is beoordeeld.
4. Bij brief van 26 mei 2021 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat het niet lukt de herbeoordeling binnen zes maanden te verrichten en dat de termijn hiervoor met een half jaar wordt verlengd. Verweerder had dus uiterlijk op 1 december 2021 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is overschreden. Eiseres heeft verweerder vervolgens bij brief van 22 februari 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn (meer dan) twee weken verstreken.
5. Het beroep is kennelijk gegrond.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder de hoogte van de dwangsom bij besluit van 20 juni 2022 juist heeft vastgesteld en aan eiseres heeft verzonden.
7. Nu verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om te oordelen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Verweerder heeft aangevoerd dat er een zeer groot aantal aanvragen voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag bij verweerder is binnen gekomen, veel meer dan voorzien en dat deze aanvragen met een grote zorgvuldigheid moeten worden beoordeeld. Verweerder heeft de te volgen procedure toegelicht. De eerste fase is het in beeld krijgen van het relaas van de ouder, deze fase duurt twee weken. Bij een voornemen afwijzend te beslissen legt verweerder de zaak voor aan de Commissie van onafhankelijke deskundigen (Commissie van Wijzen, de CvW). De CvW heeft twee weken nodig om tot een advies te komen. Het advies wordt gevolgd. Hierna wordt de ouder geinformeerd over de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek door middel van een vooraankondiging. Daarna volgt nog een zienswijzeprocedure waarbij de ouder gelegenheid krijgt daarop te reageren. Hiervoor krijgt de ouder zes weken de tijd. Daarna heeft verweerder twee weken nodig om een definitieve beschikking te nemen. Deze termijn hangt samen met de nog vereiste goedkeuring inzake de berekening van de vergoeding en de verzending via het toeslagen verstrekkingensysteem en vraagt een week extra. Verweerder geeft aan dat een persoonlijk zaakbehandelaar het dossier van eiseres per 12 mei 2022 heeft opgepakt. Op 17 mei 2022 is geprobeerd telefonisch contact met gemachtigde van eiseres op te nemen. De rechtbank slaat ook acht op het argument dat de aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst, dat procedures waarbij de rechter een uiterlijke termijn voor de beslissing vaststelt die volgorde doorbreekt, en dat dit benadelend is voor ouders die niet procederen. Gelet hierop stelt de rechtbank de termijn op 12 weken na de datum van deze uitspraak, zodat de uiterlijke beslisdatum 21 oktober 2022 is.
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. De rechtbank ziet geen aanleiding van het landelijk beleid af te wijken.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder verder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 21 oktober 2022 alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.