ECLI:NL:RBNNE:2022:3288

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
LEE 21/3763t
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verzakking bijgebouw en hoofdgebouw in aardbevingsgebied Groningen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, uitgesproken op 13 september 2022, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (verweerder) behandeld. Eiser, woonachtig in Garrelsweer, heeft bezwaar gemaakt tegen het normbesluit van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) dat geen rekening houdt met verzakkingen van zijn bijgebouw, die ook invloed hebben op het hoofdgebouw. De rechtbank heeft op 5 september 2022 een descente gehouden, waarbij eiser, zijn partner, de gemachtigde van verweerder en deskundige R. Kamer aanwezig waren. Tijdens deze descente is besproken of de NCG en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) in deze zaak samen moeten werken.

De rechtbank constateert dat er onvoldoende aandacht is besteed aan de integrale oplossing voor de schade door verzakking. Eiser heeft twijfels over de fundering van zijn pand, en er zijn meerdere adviezen en inspecties uitgevoerd, maar er is geen fysieke controle van de fundering geweest. De rechtbank oordeelt dat het besluit van 25 oktober 2021 in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en biedt verweerder de gelegenheid om het gebrek te herstellen. De rechtbank benadrukt het belang van samenwerking tussen NCG en IMG voor een effectieve schadeafhandeling en versterking van gebouwen in het aardbevingsgebied.

De rechtbank geeft verweerder acht weken de tijd om het geconstateerde gebrek te herstellen en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 21/3763
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september 2022 met toepassing van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak tussen

[naam 1] , uit Garrelsweer, eiser,

en
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Nationaal Coördinator Groningen)(verweerder)
(gemachtigde: mr. A. Brouwer).

Inleiding

1.1.
In deze tussenuitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een besluit van verweerder om in het normbesluit geen rekening te houden met een waargenomen verzakking.
1.2
Met het bestreden besluit van 25 oktober 2021 is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.3
De enkelvoudige kamer van de rechtbank heeft op 5 september 2022 een descente gehouden. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn partner [naam 2] , de gemachtigde van verweerder en deskundige R. Kamer. Aan het einde van de descente heeft de rechtbank partijen medegedeeld in een (tussen)uitspraak te beoordelen of de NCG en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) in deze zaak samen behoren te werken.

Totstandkoming van het besluit

2. Eisers zijn woonachtig op het [adres] te Garrelsweer (hierna: het pand).
2.1.
Op 17 april 2019 is, na een opname op 7 november 2018, door Arcadis in opdracht van Centrum Veilig Wonen (CVW) een inspectierapport uitgebracht.
2.2.
Op 16 december 2020 is door VIIA (een samenwerkingsverband tussen Royal HaskoningDHV en Visser & Smit Bouw) een versterkingsadvies uitgebracht. Daarbij is de conclusie getrokken dat de fundering voldoet, maar dat het pand wel moet worden versterkt.
2.3.
Op 29 april 2021 is de uitkomst van het advies door verweerder neergelegd in een normbesluit, met daarin de randvoorwaarden voor de versterking. De kosten worden geraamd op € 293.000,-.
2.4.
Op 26 mei 2021 is door eiser en zijn partner bezwaar gemaakt tegen het normbesluit, omdat er wordt getwijfeld aan de conclusie dat de fundering voldoet. Eiser heeft er op gewezen dat er verzakkingen op verschillende plekken in het huis spelen en dat het IMG hiernaar onderzoek doet. Eiser vindt dat er tijdens de inspectie te weinig tijd is besteed aan de staat van de fundering.
2.5.
Op 29 juni 2021 is een hoorzitting gehouden. De partner van eiser heeft daarbij naar voren gebracht dat na de opname de verzakkingen zijn verergerd; er zitten scheuren in de buitenmuren en de vloer laat los van de wanden. Zij vraagt zich daarom af of de fundering nog wel goed is. Eiser heeft naar voren gebracht dat het IMG een contra-expertise gaat uitvoeren vanwege de schade. Eiser wil graag dat er iemand onder de vloer gaat kijken om uit te zoeken of de fundering veilig is.
Door de namens verweerder aanwezig bouwkundig adviseur, dhr. Zitman, is gesteld dat het goed is om het schadedossier dat al loopt, te koppelen aan dit dossier en verweerder en het IMG hierover moeten overleggen. Volgens hem moet naar de verzakking worden gekeken.
2.6.
Op 27 september 2021 is door VIIA in opdracht van verweerder opnieuw geadviseerd. Volgens het advies is duidelijk zichtbaar dat de aanbouw aan de linkerzijde verzakt. Ook het hoofdgebouw vertoont deze verzakking in de hoek nabij de aanbouw. Volgens het advies kan het versterkingsplan worden uitgevoerd en valt beoordeling van schade door verzakkingen niet binnen de opdracht van VIIA.
2.7.
Bij mail van 14 oktober 2021 heeft eiser, in reactie op voornoemd advies, aan verweerder de vraag voorgelegd hoe je een fundering goed kan controleren als je hem niet onderzoekt, in de kruipruimte, op de locatie van de verzakkingen.
2.8.
Bij mail van 20 oktober 2021 heeft eiser de volgende vraag aan verweerder gesteld:
‘Er is nu al een verzakking en je kunt toch niet op een verzakking gaan versterken?!’
3. Bij besluit van 25 oktober 2021 is het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat NCG verantwoordelijk is voor de versterking van gebouwen in het aardbevingsgebied in Groningen en dat schade veroorzaakt door bodembeweging dient te worden gemeld bij het IMG.

Standpunt eiser

4. Eiser heeft in beroep naar voren gebracht dat het bijgebouw het hoofdgebouw meeneemt in de verzakking en dat dit niet valt af te remmen. Het onderzoek heeft eiser niet gerustgesteld, omdat er nooit iemand daadwerkelijk fysiek de fundering heeft gecontroleerd, terwijl hiervoor meerdere aanvragen zijn ingediend. Eiser heeft twee offertes overgelegd voor herbouw van het bijgebouw (van respectievelijk € 108.522,56 en € 107.690,-).
Eiser heeft tijdens de descente de wens geuit dat er in onderhavige procedure coördinatie tussen IMG en NCG plaatsvindt. Eiser heeft desgevraagd geantwoord akkoord te zijn met het opvragen van alle stukken door verweerder bij het IMG.

Beoordeling rechtbank

5. Niet in geschil is dat eiser kampt met schade door verzakking van het bijgebouw en dat dit ook invloed heeft op het hoofdgebouw.
6. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder met betrekking tot de in deze procedure aan de orde gestelde verzakking in het bestreden besluit kon volstaan met verwijzing naar het IMG.
6.1.
Deze overweging in het bestreden besluit schuurt met dat wat de namens verweerder aanwezig bouwkundig adviseur, dhr. Zitman, tijdens de hoorzitting van 29 juni 2021 heeft gesteld: dat het goed is om het schadedossier dat al loopt, te koppelen aan dit dossier. NCG en IMG moeten volgens hem hierover overleggen.
6.2.
Zijn opmerking sluit aan bij het op 11 september 2019 gesloten convenant met de voorganger van het IMG (Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen). Hierin is vermeld dat in dossiers met betrekking tot een gebouw dat moet worden opgenomen met het oog op eventuele versterking en waarin tevens sprake is of kan zijn van mijnbouwschade (een combinatie-dossier), partijen zich zullen inspannen om hun taken op elkaar af te stemmen. Dat is geheel in lijn met de toelichting in de Staatscourant bij het Besluit versterking gebouwen Groningen, waar is onderkend dat de Tijdelijke commissie versterking (TCV) en TCMG iedere kans zullen moeten benutten om binnen de gestelde kaders samen te werken (Stcrt. 4 juni 2019, Nr. 30569).
6.3.
Tevens sluit de opmerking aan bij datgene dat door de minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) is opgenomen in de op 19 oktober 2020 gepubliceerde memorie van toelichting voor de wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 35 603 nr. 3, blz. 6):
‘De bij schadeafhandeling en versterking betrokken organisaties, te weten het IMG en de NCG, hebben met elkaar afspraken gemaakt over het in samenhang oppakken van beide werkzaamheden, daar waar dat noodzakelijk is en gewenst door de eigenaar. De organisaties hebben uitgesproken dat het onontbeerlijk is dat deze taken zowel procedureel als inhoudelijk op elkaar zijn afgestemd, met het oog op heldere procedures waarbij betrokken eigenaren in de gelegenheid worden gesteld één integrale oplossing te bereiken.’
6.4.
De opmerking past ook bij het op 10 maart 2021 ingediende amendement (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 35 603, nr. 69). Eigenaren die dit wensen krijgen in dit voorstel één aanspreekpunt en een integrale benadering van schadeafhandeling en versterken (Eerste Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 35 603, C, blz. 14).
6.5.
Tot slot past de opmerking ook bij een recente brief van de staatssecretaris van EZK van 1 juli 2022:
‘Aanvullend hecht ik eraan te benadrukken dat vooruitlopend op de inwerkingtreding van dit besluit
IMG en de NCG hun samenwerking reeds intensiveren met het oog op een betere ondersteuning aan eigenaren van gebouwen waarbij sprake is van zowel schade als versterking ten gevolge van de gaswinning in Groningen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 35 603, nr. J).’
7. In plaats van het dossier -in navolging van de onder 6.1. opgenomen opmerking- nader af te stemmen met het IMG, is na de hoorzitting enkel een deskundigenadvies opgesteld, waarin is vermeld dat beoordeling van schade door verzakkingen niet valt binnen de opdracht van VIIA en geen onderdeel is van het Technisch versterkingsadvies (TVA).
8. Verweerder heeft onder de gegeven omstandigheden onvoldoende aandacht besteed aan de vraag in hoeverre een voor eiser passende, integrale, oplossing kan worden bereikt als afstemming tussen het IMG en NCG plaatsvindt, waarbij oog is voor de uitgangspunten van het NCG (verbeteren van de veiligheid van bewoners) en het IMG (ruimhartige schadeafhandeling).
9. Gelet op het voorgaande is het besluit van 25 oktober 2021 genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te (laten) herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. Uit het tijdens de descente gevoerd gesprek is de rechtbank gebleken dat verweerder welwillend tegenover nadere afstemming met het IMG staat en met eiser reeds afspraken zijn gemaakt over nader onderzoek naar de fundering. Dit sluit aan bij de wensen van eiser. De rechtbank ziet daarom aanleiding verweerder in deze procedure in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen.
10. Daarbij is van belang aandacht te hebben voor de volgende punten.
10.1.
De verzakking van het bijgebouw heeft invloed op het aan het bijgebouw gekoppelde hoofdgebouw.
10.2.
Eiser en zijn partner maken zich zorgen over de invloed van bevingen op de verzakking. Uit de door het IMG op de website gepubliceerde trillingstool blijkt dat op het pand tijdens de recente beving van Garrelsweer op 16 november 2021 de maximaal berekende trillingssnelheid circa 70 mm/s (met 1% overschrijdingskans) was.
10.3.
De door verweerder ingeschakelde deskundige heeft aan het einde van de op
5 september 2022 gehouden descente naar voren gebracht dat er nog geen sprake is van een acuut onveilige situatie door de verzakking van het bijgebouw, maar dat die situatie wel kan ontstaan en dat hij zich zorgen maakt over de mogelijkheid dat het bijgebouw instort. Volgens hem zou herbouw, waarbij het bijgebouw los van het hoofdgebouw wordt geconstrueerd, bijdragen aan de veiligheid.
10.4.
Eiser heeft in beroep twee offertes overgelegd en daarbij naar voren gebracht dat twee onafhankelijke bouwbedrijven naar de huidige situatie hebben gekeken en hebben aangegeven dat het gehele bijgebouw opnieuw opgebouwd moet worden.
11. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil ziet de rechtbank aanleiding om verweerder de gelegenheid te bieden om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het geconstateerde gebrek te herstellen. Als verweerder besluit geen gebruik te maken van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder.
12. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
Beslissing
De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak