ECLI:NL:RBNNE:2022:3271

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
18/244090-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens gewapende overval op winkel met herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Op 8 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een winkel in Groningen op 11 september 2021. De verdachte, geboren in 1985, werd bijgestaan door mr. P.Th. van Jaarsveld, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die onder andere diefstal met geweld en bedreiging omvatte, wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte had tijdens de zitting op 25 augustus 2022 zijn schuld bekend, wat de rechtbank leidde tot een beperkte opgave van bewijsmiddelen.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De rechtbank benadrukte dat gewapende overvallen ernstige gevolgen hebben voor slachtoffers en de samenleving. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan de overval door onder bedreiging van een mes de kassalade van de winkel te openen en geld te stelen.

Daarnaast werd de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte herroepen voor een periode van 500 dagen, omdat hij zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de vordering tot herroeping gedeeltelijk werd toegewezen, het belangrijk was om een deel van de straf als stok achter de deur te behouden om toekomstige overtredingen te voorkomen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/244090-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 september 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , thans gedetineerd te [instelling]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 augustus 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 september 2021, in de gemeente Groningen, in/uit een winkel gevestigd aan de Eikenlaan, een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer] en/of [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • met (gedeeltelijk) bedekt gelaat genoemde winkel in te gaan, en/of
  • (vervolgens) in de richting van die [slachtoffer] te lopen, en/of
  • (vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te trekken en/of (vervolgens) terichten op die [slachtoffer] , en/of
  • (daarbij) die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: "Maak de kassa open, maak de kassaopen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 september 2021,opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021248443 d.d. 12 september 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 11 september 2021 in de gemeente Groningen, in een winkel gevestigd aan de Eikenlaan, een hoeveelheid geld die aan [benadeelde partij] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld door bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
  • met gedeeltelijk bedekt gelaat genoemde winkel in te gaan, en
  • in de richting van die [slachtoffer] te lopen, en
  • een mes te trekken en te richten op die [slachtoffer] , en
  • die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: "Maak de kassa open, maak de kassa open”.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het bewezenverklaarde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het psychiatrisch onderzoek d.d. 2 mei 2022, het reclasseringsadvies van het Leger des Heils d.d. 21 april 2022 en het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 augustus 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een winkel. Verdachte heeft op klaarlichte dag een medewerkster van die winkel onder bedreiging van een mes de kassalade laten openen en heeft hier geld uitgepakt. Verdachte werd in zijn vlucht belemmerd door een klant van de betreffende winkel en bezoekers van het winkelcentrum waarvan de winkel onderdeel uitmaakt, waarna hij is aangehouden.
Gewapende overvallen zijn ernstige en ingrijpende strafbare feiten, die vaak grote gevolgen hebben voor de slachtoffers daarvan. Zij zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid, voor de samenleving in het algemeen en voor de slachtoffers en omstanders in het bijzonder.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Weliswaar is die veroordeling niet onherroepelijk nu verdachte cassatieberoep heeft ingesteld, maar mede gelet op de eigen verklaring van verdachte staat buiten redelijke twijfel dat hij in 2018 ook een winkeloverval heeft gepleegd.
Uit psychiatrisch onderzoek is gebleken dat verdachte lijdt aan een stoornis in het gebruik van cannabis, alcohol en cocaïne. Daarnaast zijn er antisociale persoonlijkheidskenmerken.
De psychiater ziet geen reden aan te nemen dat dit van invloed was op het (besluit tot) plegen van het feit. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij de overval heeft gepleegd omdat hij met de opbrengst een schuld uit het criminele milieu wilde aflossen. De psychiater adviseert dan ook om het feit volledig aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over.
De reclassering heeft eerder toezicht op verdachte gehouden in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling in het kader van een eerder aan hem opgelegde straf.
Verdachte heeft het onderhavige feit gepleegd terwijl hij onder toezicht stond van reclassering en tevens in een ambulant behandeltraject zat. Een dag voor de overval had verdachte nog een zitting waarbij hij aangaf dat het goed met hem ging, hetgeen de betrokken reclasseringsambtenaar onderschreef. In werkelijkheid hield verdachte zich - naar eigen zeggen - toen al enkele maanden bezig met drugshandel. Dit alles maakt dat de reclassering het recidiverisico hoog inschat en geen mogelijkheden ziet om risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. De reclassering adviseert dan ook een straf zonder voorwaarden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt bij een overval op een winkel vermeld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar.
De rechtbank ziet het gebruik van een wapen, het feit dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en dat hij het feit heeft gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling als strafverhogende factoren. Alles overwegend acht de rechtbank net als de raadsman - de eis van de officier van justitie passend en geboden en zal deze straf aan verdachte opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk vonnis van het Bristol Crown Court (Verenigd Koninkrijk) van 7 juni 2013 is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 16 maart 2015 geoordeeld dat er geen gronden zijn om de tenuitvoerlegging van het bovengenoemde vonnis te weigeren. Verdachte is op 8 juni 2015 aan de Nederlandse overheid overgedragen. Hij is op 29 september 2015 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder meer onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Bij beslissing van 8 november 2017 is de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk herroepen voor een periode van 68 dagen. Bij beslissing van 1 mei 2018 is de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk herroepen voor een periode van 365 dagen. Tegen deze beslissing is hoger beroep ingesteld en de beslissing die daarop in hoger beroep is genomen is nog niet onherroepelijk. Bij beslissing van 10 september 2021 heeft de rechtbank een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen.
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 19 juli 2022 gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidstelling zal worden herroepen voor het resterende deel van 1430 dagen, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet heeft gehouden aan één of meer van de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarden. Dit standpunt heeft de officier van justitie ter terechtzitting van 25 augustus 2022 gehandhaafd.
De raadsman heeft verzocht om afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging. Hij heeft aangevoerd dat de oorspronkelijke veroordeling op een andersoortig feit ziet en dat er in Engeland zwaarder wordt gestraft dan in Nederland.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat op grond van het bepaalde in artikel 15g van het Wetboek van Strafrecht de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen als de veroordeelde een daaraan verbonden voorwaarde niet heeft nageleefd. De rechtbank stelt vast dat verdachte vóór het einde van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, zoals blijkt uit de bewezenverklaring van dit vonnis, opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd. Hij heeft dus de algemene voorwaarde die aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling is verbonden, niet nageleefd.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot een gehele herroeping, zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank overweegt in dit verband dat het gaat om een ander feit dan waarvoor verdachte destijds in Engeland is veroordeeld. Bovendien blijft op deze manier een aanzienlijk gedeelte van de straf over als stok achter de deur om te trachten verdachte ervan te weerhouden in de toekomst (wederom) de voorwaarden te overtreden en in het bijzonder strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal daarom de vordering tot herroeping gedeeltelijk toewijzen en bepalen dat verdachte van de voorwaardelijke straf een gedeelte van 500 dagen alsnog zal moeten ondergaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 15g en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met v.i.
zaaknummer 99/000395-45 gedeeltelijk toe en gelast dat een gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk moet worden ondergaan, te weten voor de duur van 500 dagen.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 september 2022.
Mr. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.