ECLI:NL:RBNNE:2022:3256

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
NL22.2221
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling van een aanvraag op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 en het evenredigheidsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser van Sierra Leoonse nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris op 2 november 2021 buiten behandeling gesteld. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond in een besluit van 14 januari 2022. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep behandeld op 14 april 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris verscheen niet. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en de zaak doorverwezen naar de meervoudige kamer. Eiser heeft aangegeven dat een nader onderzoek niet nodig was, en de staatssecretaris gaf toestemming om uitspraak te doen zonder een nadere zitting.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld, omdat eiser niet tijdig de gevraagde gegevens had overgelegd. De rechtbank concludeert dat de aangeleverde gegevens onvoldoende waren voor de beoordeling van de aanvraag. Eiser voerde aan dat het onzorgvuldig was om de aanvraag niet in behandeling te nemen, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet onterecht heeft gehandeld. De rechtbank wijst erop dat de gevraagde toestemmingsverklaring voor het opvragen van medische gegevens noodzakelijk is en dat het zonder deze toestemming een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de eiser zou zijn.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift indienen bij de Raad van State als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.2221

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. U.H. Hansma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

In het besluit van 2 november 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) buiten behandeling gesteld.
In het besluit van 14 januari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 28 maart 2022 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.17272, op 14 april 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is met kennisgeving niet verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en aangekondigd de behandeling van het beroep door te verwijzen naar de meervoudige kamer. De rechtbank heeft daarbij aangegeven dat een nadere zitting niet nodig is. Eiser heeft ter zitting van de rechtbank aangegeven dat een nader onderzoek ter zitting achterwege kan blijven.
Verweerder heeft desgevraagd toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder het houden van een nadere zitting.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1
Eiser stelt van Sierra Leoonse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . In 2006 is aan hem met ingang van 18 juni 2001 een verblijfsvergunning asiel verleend. Deze vergunning is wegens openbare orde problematiek in 2018 ingetrokken. Eiser heeft verschillende vreemdelingenrechtelijke procedures doorlopen, er is een aantal keren uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000, laatstelijk van 27 maart 2020 tot 27 maart 2021 en er is een aantal adviezen door Bureau Medische Advisering (BMA) uitgebracht. Het eerste advies dateert van 7 december 2005, het tweede van 14 mei 2019 en het laatste advies is van 6 augustus 2020. In de BMA adviezen is telkens geconcludeerd dat bij het uitblijven van behandeling een medische noodsituatie op korte termijn valt te verwachten. Daarbij zijn de behandelmogelijkheden in Sierra Leone ongewis en kan eiser daarom daar niet naar toe reizen.
1.2
Verweerder heeft aan het primaire besluit ten grondslag gelegd dat namens eiser op 20 september 2021 een onvolledige aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 is ingediend. Eiser is bij brief van 28 september 2021 in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te vullen met het formulier ‘Bijlage Toestemmingsverklaring medische gegevens’, het formulier ‘Bijlage Bewijs omtrent medische situatie vreemdeling’ en met de actuele medische gegevens ten behoeve van de huidige medische behandelaar(s). Dat heeft eiser niet gedaan. Er kon volgens verweerder dan ook geen medisch advies worden gevraagd bij het BMA. Daarom is de aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft daarbij op de paragrafen A3/7.2.4 en A3/7.2.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) gewezen.
1.3
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. In bezwaar heeft hij alsnog de “Bijlage Bewijs omtrent medische situatie vreemdeling” overgelegd.
1.4
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft in bezwaar het formulier “Bijlage Bewijs omtrent medische situatie vreemdeling” overgelegd, maar niet de overige ontbrekende bewijsstukken, waaronder de toestemmingsverklaring voor het opvragen van zijn medische gegevens.. Reeds hierom kan aan de overige gronden worden voorbijgegaan. Daar komt bij dat met de strekking van artikel 4:5 van de Awb niet te verenigen is dat de aanvrager het in zijn macht zou hebben de gevolgen van het primaire besluit ongedaan te maken door de oorspronkelijke aanvraag in bezwaar alsnog aan te vullen, aldus verweerder. De stellingen van eiser dat uit de eerdere uitgebrachte BMA-adviezen is gebleken dat eiser niet in staat is om gegevens aan te leveren vanwege zijn medische situatie en dat het voor eiser een onmogelijke taak is om gegevens te vergaren, omdat hij een zwervend bestaan leidt, doen hier niet aan af. In de besluitvorming heeft verweerder verwezen naar het BMA protocol, waaruit blijkt dat de BMA-arts alleen na toestemming van de vreemdeling medisch advies kan uitbrengen. Bovendien kan de IND ambtenaar niet zonder toestemming van de vreemdeling aan de hand van het advies de aanvraag beoordelen. Volgens verweerder is niet gebleken van een bijzondere omstandigheid zoals bedoeld in artikel 4:84 van de Awb.
2.1.
Eiser voert aan dat hij de “Bijlage Bewijs omtrent medische situatie vreemdeling” in bezwaar heeft overgelegd en dat verweerder deze bijlage heeft ontvangen. Het is onzorgvuldig hier niets mee te doen. Verweerder heeft het geschil ten onrechte beperkt tot de vraag of de stukken niet (tijdig) zijn ingebracht. Volgens eiser is verweerder niet alleen gehouden te toetsen aan artikel 4:5 van de Awb, maar ook aan het evenredigheidsbeginsel. De toets in het kader van het evenredigheidsbeginsel dient in het voordeel van eiser uit te vallen, reeds omdat het belang van de Staat in dit geval niet erg zwaarwegend is en dat van eiser wel. Volgens eiser stelt verweerder zich verder ten onrechte op het standpunt dat het BMA geen zorgvuldig medisch advies kan uitbrengen. Niet valt in te zien waarom uit het dossier niet op te maken zou zijn dat eiser toestemming geeft voor BMA-onderzoek. Verweerder doet alsof er geen voorgeschiedenis is en verschuilt zich achter het bestaan van protocollen en regels. Verweerder vergeet dat deze protocollen en regels vooral zijn ingesteld in het belang van de burger, in dit geval eiser.
2.2
De rechtbank oordeelt als volgt. In artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser niet tijdig alle gevraagde gegevens heeft overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de aangeleverde gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, omdat de ‘Bijlage Toestemmingsverklaring medische gegevens’ en de actuele medische gegevens ten tijde van het bestreden besluit ontbraken. In zoverre kon verweerder besluiten de aanvraag niet te behandelen.
2.3
Ten aanzien van de evenredigheid betoogt eiser in feite dat het in zijn geval onevenredig is om vast te houden aan het beleid en dat het BMA zonder toestemmingsverklaring en zonder actuele medische gegevens een advies moet uitbrengen. Volgens de gemachtigde van eiser leidt de illegaliteit van eiser tot meer problematisch gedrag. Verder zijn de bij eiser vastgestelde schizofrenie en diabetes blijvend, zodat het uitblijven van een behandeling een medische noodsituatie op korte termijn zal opleveren. Dit is ook een conclusie die al vele jaren wordt getrokken in het geval van eiser. Daarbij komt dat er al die jaren ook geen afdoende behandeling in Sierra Leone voorhanden is (geweest). Voorts betoogt de gemachtigde van eiser dat eiser van hot naar her gaat en niet op alle met de gemachtigde gemaakte afspraken verschijnt. Zo nu en dan komt eiser langs het kantoor van de gemachtigde en ondertekent dan wat stukken. Onder al deze omstandigheden is het niet evenredig om te blijven vasthouden aan het indienen van een nieuwe toestemmingsverklaring. Uit de oude toestemmingsverklaring, de indiening van de aanvraag, de uitlatingen van de gemachtigde en de bijlage medische omstandigheden valt zonder enige twijfel af te leiden dat eiser graag wil dat het BMA onderzoek verricht en dat eiser daarvoor toestemming verleent.
2.4
Verweerder ziet in de door de gemachtigde van eiser geschetste situatie geen aanleiding om af te wijken van het beleid, in die zin dat eiser niet de benodigde stukken hoeft over te leggen voordat zijn aanvraag in behandeling wordt genomen.
2.5
De rechtbank overweegt dat verweerder bij een (complete) artikel 64-aanvraag het BMA inschakelt voor medische advisering, waarna verweerder op basis van dat medische advies en de overige stukken in het dossier een besluit neemt. Verweerder heeft in de besluitvorming terecht tot uitdrukking gebracht dat een dergelijk medisch advies en een dergelijk besluit pas tot stand kunnen komen, wanneer de vreemdeling toestemming geeft om zijn medische gegevens te laten gebruiken en te delen bij de betreffende aanvraag; immers pas dan kan het BMA zich een oordeel vormen over de medische gegevens van eiser. Dit betekent dat de gevraagde toestemmingsverklaring een geschikt middel is om dat gerechtvaardigde doel te bereiken. De rechtbank acht het middel daarmee ook noodzakelijk. Het zonder – actuele - toestemming opvragen en inzien van medische gegevens is immers een verregaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van vreemdelingen. Dat geldt in zijn algemeenheid en ook in deze zaak. Het eisen van een toestemmingsverklaring is verder geen onredelijk bezwarend middel. Ondanks zijn zwervende bestaan kan eiser met regelmaat langs het kantoor van zijn bekende gemachtigde gaan om de benodigde formulieren te ondertekenen. Ook is niet gebleken dat er geen anderen zijn die eiser bij het proces kunnen helpen of die hij kan machtigen om een en ander voor hem te doen. Het moeten aanleveren van medische gegevens is ook een geschikt middel om het doel te bereiken en is ook noodzakelijk. Immers, het BMA adviseert op basis van de actuele medische gegevens die afkomstig zijn van de behandelaren van eiser.
2.6
De stelling dat de situatie van eiser onveranderd is en dat de toegankelijkheid van de medische behandelingen in Sierra Leone evenmin is veranderd, leidt ook niet tot een ander oordeel. De vraag naar de medische situatie van eiser is immers bij uitstek een vraag die tot de deskundigheid van artsen behoort. Daarnaast wordt ook de vraag beantwoord óf er nog sprake is van een behandeling. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de niet-toegankelijkheid van de medische behandeling in Sierra Leone niet aan verandering of verbetering onderhevig is. Los van dit alles is uitstel van vertrek een tijdelijk uitzettingsbeletsel en dient de actualiteit daarvan na het aflopen van het uitstel van vertrek opnieuw onderzocht te worden, indien de vreemdeling meent dat het uitzettingsbeletsel nog bestaat. Er kan daartoe op elk gewenst moment een (complete) aanvraag worden ingediend.
2.7
De beroepsgrond dat sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel slaagt niet.
3.1
Het beroep van eiser is ongegrond.
3.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzitter, mr. L. Willems-Keekstra en mr. J. Boerlage-van den Bosch, leden, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.