ECLI:NL:RBNNE:2022:3243

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
22/2638, 22/2639, 22/2640 en 22/2641
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder bestuursdwang opgelegd aan stadsnomaden wegens illegale bewoning en handhaving door gemeente Groningen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt beslist op de verzoeken om voorlopige voorziening van eisers tegen de opgelegde last onder bestuursdwang. Eisers, die zichzelf beschouwen als stadsnomaden, wonen in twee woonunits op een terrein dat eigendom is van de gemeente Groningen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de bewoning en de aanwezige bouwwerken in strijd zijn met het bestemmingsplan, dat de bestemming 'bedrijf' op deze locatie voorschrijft. De gemeente had eerder een tijdelijke omgevingsvergunning verleend, maar deze was inmiddels verlopen. De voorzieningenrechter concludeert dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is om handhavend op te treden en dat de handhaving niet onevenredig is. De eisers hebben onvoldoende argumenten aangedragen om aan te tonen dat het college niet had moeten handhaven, ondanks het ontbreken van nutsvoorzieningen op de alternatieve locatie die hen was aangeboden. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af en verklaart de beroepen ongegrond, waardoor de last onder bestuursdwang kan worden uitgevoerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 22/2638,
LEE 22/2639,
LEE 22/2640 en
LEE 22/2641
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 augustus 2022 op de beroepen en de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eisers], uit [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. E.Tj. van Dalen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen(het college)
(gemachtigden: H. Blokzijl, B. Zuur en F. de Wals).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening van eisers tegen de opgelegde last onder bestuursdwang. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op de beroepen van eisers daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.1.
Met de bestreden besluiten van 11 juli 2022 op de bezwaren van eisers is het college bij de besluiten van 17 december 2021, waarin de last onder bestuursdwang is opgelegd, gebleven.
1.2.
Het college heeft op de verzoeken gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 17 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eisers wonen in twee woonunits op het adres [adres] in [woonplaats]. Zij beschouwen zichzelf als stadsnomaden. Het terrein is in eigendom van de gemeente Groningen.
2.1.
De geplaatste bouwwerken en de bewoning van het terrein zijn in strijd met het vingerende bestemmingsplan “herziening Eemspoort-Hunzezone”, op grond waarvan de bestemming “bedrijf” op deze locatie geldt.
2.2.
Op 1 augustus 2018 is naar aanleiding van privaatrechtelijke afspraken tussen eisers en de gemeente een tijdelijke omgevingsvergunning voor de duur van 2 jaar verleend. Hiermee is het plaatsen van de bouwwerken en de bewoning van het terrein tijdelijk gelegaliseerd.
2.3.
Eisers zijn, nadat de verleende omgevingsvergunning niet langer van kracht was, op de locatie blijven wonen. Het college heeft daarom met de besluiten van 17 december 2021 een last onder bestuursdwang opgelegd. Deze last hield in dat het college het terrein zou leegmaken indien eisers op 17 januari 2021 de bouwwerken niet hadden verwijderd en de bewoning niet hadden gestaakt. Voorafgaand aan deze besluiten heeft het college met een brief van 14 oktober 2021 een alternatieve locatie aan de [adres] aan eisers aangeboden.
2.4.
Eisers hebben op 14 januari 2022 bezwaar gemaakt tegen deze besluiten.
2.5.
Het college heeft deze bezwaren met de besluiten van 11 juli 2022 ongegrond verklaard.
2.6.
Met de brief van 1 augustus 2022 heeft het college aangekondigd de last onder bestuursdwang op 30 augustus 2022 ten uitvoer te gaan leggen indien voor die datum de bouwwerken niet zijn verwijderd en de bewoning niet is beëindigd.
2.7.
Eisers hebben op 2 augustus 2022 beroep tegen de besluiten van 11 juli 2022 ingesteld. Deze beroepen zijn geregistreerd onder de zaaknummers LEE 22/2639 en LEE 22/2641. Op 4 augustus hebben zij, gelet op aangekondigde tenuitvoerlegging van de last onder bestuursdwang op 30 augustus, verzoeken om voorlopige voorziening ingediend. Deze verzoeken zijn geregistreerd onder de zaaknummers LEE 22/2638 en LEE 22/2640.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter beoordeelt de verzoeken om voorlopige voorziening en de beroepen. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de bewoning van het terrein en de aanwezige bouwwerken in strijd zijn met het bestemmingsplan. Ook is niet in geschil dat het college een beginselplicht tot handhaving heeft en bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen. Ter zitting is verder gebleken dat niet langer in geschil is dat eisers onvoldoende hebben aangevoerd voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. Tussen partijen is enkel nog in geschil of het college door middel van het aanbieden van een alternatieve locatie op de [adres] een redelijk alternatief heeft geboden, nu op deze locatie geen nutsvoorzieningen aanwezig zijn.
5. Het beroep is ongegrond en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Moet het college afzien van handhaving?
6.1.
Eisers stellen dat de alternatieve locatie aan de [adres] niet aanvaardbaar is. Op deze locatie is namelijk geen stroom en water aanwezig, terwijl dit op de huidige locatie wel het geval is. Volgens eisers behoort het college daarom niet te handhaven totdat sprake is van een redelijk alternatief, oftewel een locatie waar al nutsvoorzieningen aanwezig zijn of door het college op zijn kosten worden gerealiseerd. Het handhavend optreden is daarom volgens eisers onevenredig en disproportioneel.
6.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Ter zitting is gebleken dat de aanwezigheid van nutsvoorzieningen op de huidige locatie een uitzondering vormt. Normaal gesproken zorgen stadsnomaden zelf voor deze voorzieningen. Door de gemachtigde van eisers is ter zitting niet weersproken dat eisers op de locatie waar zij hiervoor hebben gewoond ook zelf de voorzieningen hebben moeten regelen. Bovendien volgt uit de Woonvisie van de gemeente Groningen van juni 2020 [1] dat de gemeente wel actief op zoek gaat naar terreinen waar de stadsnomaden kunnen wonen, maar dat de stadsnomaden zelf verantwoordelijk zijn voor het regelen van de voorzieningen op het terrein.
6.3.
Verder neemt de voorzieningenrechter in overweging dat eisers de afgelopen twee jaar de tijd hebben gehad om zelf op zoek te gaan naar een alternatieve locatie. Bovendien heeft het college, om eisers tegemoet te komen, aangeboden de verhuiskosten van eisers te financieren. Ter zitting is gebleken dat het college ook in een brievenbusadres heeft voorzien, zodat eisers op het nieuwe adres kunnen worden ingeschreven. Daarnaast is nog van belang dat het college concrete plannen heeft om een bosperceel op het terrein aan te leggen, waarvoor het terrein moet worden vrijgemaakt.
6.4.
Gelet op wat onder 6.2 en 6.3 is overwogen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat handhaving in dit geval niet zodanig onevenredig is dat hiervan moet worden afgezien. Het college behoeft niet meer inspanningen te verrichten dan ze nu hebben gedaan, dan wel hebben toegezegd. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven en het college de last onder bestuursdwang ten uitvoer kan leggen.
8. Omdat de beroepen ongegrond zijn, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.T. de Boer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Te raadplegen op de website van de gemeente Groningen.