2.3.De derde-partijen zijn eigenaren van recreatiewoonboten met uitzicht op het ponton met opbouw.
3. Ten tijde van deze uitspraak is er nog geen uitspraak gedaan op het hoger beroep onder zaaknummer 202203296/1/R3.
4. Verweerder heeft opnieuw een last onder dwangsom opgelegd, zoals omschreven in de inleiding. Daaraan heeft verweerder het volgende ten grondslag gelegd, waarbij met “uw cliënt” verzoeker wordt bedoeld:
“Wet- en regelgeving
Zoals in de uitspraak wordt toegelicht, is hier sprake van een vergunningplichtig bouwwerk dat tevens in strijd is met de bepalingen van het geldende bestemmingsplan. Dit geldt zowel voor de onderdelen 'bouwen' als 'gebruik'. Wij verwijzen hierbij naar de uitspraak en alle stukken in het procesdossier behorend bij deze uitspraak die u reeds in uw bezit heeft.
[…]
Belangenafweging
Op grond van de huidige rechtspraak zijn wij, behoudens bijzondere omstandigheden, niet enkel bevoegd maar zelfs verplicht om tot handhaving over te gaan. De algemene belangen die worden gediend met het optreden tegen illegale situaties en het voorkomen van ongewenste precedentwerking eisen dit. Wij achten het in deze situatie noodzakelijk om een last onder dwangsom op te leggen.
Wij hebben bij ons besluit het algemeen belang dat is gediend met handhaving van de wettelijke voorschriften afgewogen tegen het belang van [verzoeker] bij de huidige situatie. In dit geval een afweging tussen het belang van handhaving van de wet- en regelgeving en het belang bij handhaven van het ponton met woning. Alhoewel wij beseffen dat uw cliënt zeker belang heeft bij de voortzetting van deze situatie, zijn wij van mening dat het algemeen belang moet prevaleren. Wij vinden het onaanvaardbaar dat er in strijd wordt gehandeld met artikel 2.1 lid 1 onder a en c Wabo, omdat:
- Wij al jaren meerdere meldingen ontvangen over de situatie;
- Het ponton met woning voor 1 augustus 2020 verwijderd diende te worden en nog steeds aanwezig is;
- De rechter uitspraak heeft gedaan over de vorige last onder dwangsom en dit besluit in stand heeft gelaten;
- wij ongewenste precedentwerking willen voorkomen;
- wij een beginselplicht tot handhaven hebben.
Voorts zijn ons geen andere bijzondere omstandigheden gebleken die ons van het opleggen van een last onder dwangsom moeten doen afzien. Legalisatie van de huidige situatie is naar ons oordeel niet aan de orde aangezien al eerder is besloten dat wij geen omgevingsvergunning willen verlenen voor het ponton met woning.”
5. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening verzocht:
“[…] het bestreden besluit te schorsen voor de duur van de procedure, aanhangig bij de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak onder nummer 202203296/1/R3, aanhangig tussen partijen ( [verzoeker] als verzoeker en B&W gemeente Leeuwarden als verweerder) totdat bij uitspraak zal zijn beslist en het bestreden besluit bovendien te schorsen totdat onherroepelijk zal zijn beslist in de bodemprocedure tegen het bestreden besluit d.d. 10 mei 2022, houdende hernieuwde last onder dwangsom en voorts behage het uw rechtbank verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure, gevallen aan de zijde van verzoeker, kosten rechtens.”
6. De voorzieningenrechter overweegt eerst dat zolang het hoger beroep tegen de uitspraak van deze rechtbank bekend onder nummer ECLI:NL:RBNNE:2022:1179 loopt, de rechtsoordelen in die rechtbankuitspraak voor partijen bindend zijn. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verweerder in de motivering van het hier bestreden besluit terecht heeft gewezen op de door de rechtbank gegeven rechtsoordelen, die het standpunt van verweerder overigens onderschrijven. Ook voor de voorzieningenrechter zijn deze rechtsoordelen in beginsel leidend. Het gaat om de volgende drie rechtsoordelen: a. dat verweerder het ponton met opbouw terecht aanmerkt als een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is vereist;
b. dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat het bouwwerk bedoeld is om ter plaatse te functioneren en dat er sprake is van gebruik in strijd met het bestemmingsplan;
c. dat verweerder terecht heeft overwogen dat het ponton met opbouw niet onder het overgangsrecht valt.