In deze zaak heeft eiseres op 14 april 2021 een verzoek tot herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen. De Belastingdienst heeft op 13 november 2021 aan eiseres meegedeeld dat zij in aanmerking komt voor een compensatiebedrag van € 30.000,-, maar dat haar situatie nog niet volledig is beoordeeld. Eiseres heeft op 13 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek tot herbeoordeling. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiseres heeft op 20 april 2022 de Belastingdienst in gebreke gesteld, maar de Belastingdienst heeft aangevoerd dat deze ingebrekestelling niet is ontvangen. Eiseres heeft gesteld dat zij de ingebrekestelling zowel digitaal als per post heeft verzonden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Belastingdienst heeft aangegeven dat ingebrekestellingen niet per e-mail kunnen worden ingediend, en dat het risico van het gebruik van deze weg voor eiseres is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de ingebrekestelling daadwerkelijk is verzonden. Aangezien de ingebrekestelling niet op de juiste wijze is ingediend, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin en is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2022.