ECLI:NL:RBNNE:2022:3187

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
18-109084-21(tussenvonnis)
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake ontuchtpleging door zorgverlener met patiënt

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 augustus 2022 een tussenvonnis gewezen in de zaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van ontucht met een patiënt. De verdachte, geboren in 1980, was werkzaam als A-begeleider bij een zorg- en welzijnsorganisatie en wordt verweten dat zij in de periode van 1 mei 2020 tot en met 22 september 2020 meermalen ontuchtige handelingen heeft verricht met een patiënt, die zich aan haar zorg had toevertrouwd. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om het slachtoffer te horen toegewezen, omdat het onderzoek niet volledig was geweest. De verdediging betwistte het ontuchtige karakter van de handelingen, maar de rechtbank oordeelde dat het in het belang van de verdediging was om het slachtoffer te horen. De verzoeken om andere getuigen te horen zijn afgewezen, omdat de verdediging niet voldoende had onderbouwd waarom deze getuigen relevant waren voor de zaak. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-109084-21
Tussenvonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 augustus 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats], wonende [straatnaam] te [woonplaats].
Dit (tussen)vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 9 augustus 2022. De strafzaak tegen de verdachte is eerder behandeld op de zitting van 5 april 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.P. Ossentjuk, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij (op verschillende data en tijdstippen) in de periode van 1 mei 2020 tot en met 22 september 2020 te De Westereen, in de gemeente Dantumadiel en/of te Opeinde, in de gemeente Smallingerland, meermalen, terwijl zij werkzaam was in de gezondheidszorg en de maatschappelijk zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], die zich als patiënt en cliënt aan verdachte’s hulp en zorg had toevertrouwd, immers heeft zij in voornoemde periode als A-begeleider bij/voor zorg- en welzijnsorganisatie [instelling 1] (zijnde een instelling voor maatschappelijke zorg) in haar (werk)relatie met hem (meermalen) ontuchtig
  • zijn penis betast en/of afgetrokken en/of
  • zijn penis in haar mond gebracht en die [slachtoffer] (zogenoemd) gepijpt en/of
  • zijn penis in haar vagina gebracht en/of laten brengen en zodoende geslachtsgemeenschap met die[slachtoffer] gehad.

Nader onderzoek

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting van zowel 5 april 2022 als 9 augustus 2022 de volgende verzoeken tot het horen van getuigen gedaan:
  • [slachtoffer], het vermeende slachtoffer;
  • [naam 1], een van de aangevers, tevens werkgever van verdachte;- [naam 2], getuige, tevens een vriend van [slachtoffer].
De raadsman heeft de verzoeken als volgt onderbouwd. Alle voornoemde personen hebben een voor verdachte belastende verklaring afgelegd, zodat de verdediging in de gelegenheid gesteld moet worden hen te horen zowel in het kader van de bewijsvraag als de eventuele strafmaat. Verdachte heeft de seksuele handelingen niet betwist, maar wel het ontuchtige karakter daarvan. Zij stelt dat de zorgrelatie tussen haar en [slachtoffer] geen rol speelde bij de seksuele contacten die zij hebben gehad. De getuigen kunnen daar over verklaren. [slachtoffer] heeft onder meer verklaard dat het initiatief uitging van verdachte. [naam 1] heeft zich uitgelaten over de beperkingen van [slachtoffer].
[naam 2] heeft verklaard wat hij van [slachtoffer] heeft gehoord over de relatie met verdachte.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter zitting van 5 april 2022 verzet tegen het horen van de getuigen. De officier van justitie heeft op 9 augustus 2022 geen standpunt ingenomen omtrent het (herhaalde) verzoek tot het horen van getuigen.
Het oordeel van de rechtbank
Tijdens de beraadslaging in raadkamer is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat het onderzoek niet volledig is geweest.
De rechtbank zal het verzoek tot het horen van [slachtoffer] toewijzen.
Namens de verdediging is het ontuchtige karakter van het handelen van verdachte expliciet betwist. Onder de omstandigheden zoals die thans voorliggen en zonder vooruit te lopen op enig te nemen beslissing, is de rechtbank van oordeel dat het alsnog in het belang van de verdediging is dat zij de gelegenheid krijgt om het [slachtoffer] te horen. Een en ander is overwogen in het kader van de door de rechter te bewaken ‘overall fairness of the trial’ in de zin van artikel 6 EVRM om de verdediging gelegenheid te bieden om aan een slachtoffer vragen te stellen. Het is de rechtbank niet gebleken dat de beperkingen van [slachtoffer] zoals die uit het dossier blijken een beletsel zijn voor toewijzing van het verzoek om hem als getuige te horen.
De rechtbank wijst de verzoeken tot het horen van de getuigen [naam 1] en [naam 2] (wederom) af en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat door [naam 1] aangifte is gedaan namens [instelling 1] (dan wel [instelling 2] waarvan [instelling 1] onderdeel uitmaakt), maar expliciet niet namens [slachtoffer]. Ook worden de beperkingen van [slachtoffer] niet door verdachte betwist. De beperkingen blijken daarnaast uit diverse andere bewijsmiddelen in het dossier (te weten: het informatieve gesprek met de ouders van [slachtoffer], de aangifte van [naam 3] namens [slachtoffer] en het proces-verbaal van bevindingen met als bijlage een behandelplan voor [slachtoffer]). Hetgeen [naam 1] verklaart over de seksuele handelingen die zouden hebben plaatsgevonden, wordt door verdachte niet betwist.
Ten aanzien van [naam 2] is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer] en verdachte zelf bij uitstek de aangewezen personen zijn om te verklaren over hun relatie. Van belang hierbij is dat hetgeen [naam 2] verklaart over de relatie tussen [slachtoffer] en verdachte enkel afkomstig is van [slachtoffer]. Verdachte kent hij niet en heeft hij blijkens zijn verklaring nooit zelf gesproken of anderszins meegemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat de raadsman ten aanzien van deze beide getuigenverzoeken niet in voldoende mate heeft aangegeven waarom hij deze getuigen zou willen horen en op welke punten hij aan hen vragen zou willen stellen met betrekking tot het ten laste gelegde, waarvan de antwoorden relevant zouden kunnen zijn in het licht van de artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering voor enige in onderhavige strafzaak te nemen beslissing.

Uitspraak

De rechtbank

  • heropent het gesloten onderzoek;
  • schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd;
  • verwijst de zaak naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, voor het horen van de navolgende persoon als getuige:
1. slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats], wonende [straatnaam], [woonplaats];
  • stelt de stukken met het oog op het getuigenverhoor in handen van de rechter-commissaris;
  • beveelt de oproeping van verdachte tegen een nader te bepalen terechtzitting en tijdstip metkennisgeving daarvan aan de raadsvrouw van verdachte;
  • gelast de kennisgeving aan de benadeelde partij [slachtoffer] van de nader te bepalen terechtzittingen tijdstip.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. T.M.L. Wolters en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 augustus 2022.
Mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.