ECLI:NL:RBNNE:2022:317

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
18/063355-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door gastouder met aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige

Op 8 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als gastouder, in de periode van 28 tot en met 30 augustus 2020 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarige, geboren in 2003. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster betrouwbaar was en dat er geen reden was om aan haar geloofwaardigheid te twijfelen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 181 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, maar ook met de spijtbetuiging van de verdachte en het lage recidiverisico volgens de reclassering. De rechtbank benadrukte het belang van de bescherming van minderjarigen en de schending van het vertrouwen dat in de verdachte was gesteld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden parketnummer 18/063355-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 februari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 januari 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.G. Knegt, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij - als gastouder (via de stichting [stichting]) - in of omstreeks de periode omvattende de dagen 28 augustus 2020 tot en met 30 augustus 2020 te [pleegplaats], in elk geval in de gemeente
Ooststellingwerf, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2003, door opzettelijk ontuchtig in voornoemde periode
  • een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] te stoppen/duwen en/of/althans de vaginavan die [slachtoffer] te betasten en/of aan te raken en/of
  • de (ontblote) penis van verdachte door die [slachtoffer] zogenoemd te doen of laten aftrekken, in elkgeval aanraken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft erkend dat hij aangeefster heeft betast en dat aangeefster zijn penis heeft afgetrokken. Verdachte ontkent dat hij met zijn vingers in de vagina van aangeefster is binnengedrongen. Er is echter geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster. Aangeefster heeft consequent verklaard dat verdachte met zijn vingers in haar vagina is binnengedrongen. Zij heeft dit dezelfde avond in berichten naar vrienden gestuurd, de volgende avond tegen haar moeder gezegd en dit eveneens verklaard bij het informatief gesprek bij de politie op 3 september 2020 en bij haar aangifte op 14 oktober 2020. Het handelen van verdachte is in strijd met de sociaal-ethische norm.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat verdachte met zijn vingers is binnengedrongen in de vagina van aangeefster. Hij heeft daartoe – samengevat – het volgende aangevoerd. De verklaring en berichten van aangeefster zijn vaag en onduidelijk. Daarnaast waren de vragen die de politie aan aangeefster heeft gevraagd sturend. Er is verder geen DNA-zedenkit afgenomen die als objectief bewijs ter ondersteuning had kunnen dienen voor het stoppen van de vingers in de vagina van aangeefster.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsoverweging over de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster
De rechtbank ziet, anders dan de verdediging, geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen. Aangeefster heeft consistent en duidelijk verklaard. Haar verklaringen bij het informatieve gesprek en bij de aangifte, een aantal weken later, stemmen met elkaar overeen. Het stemt voorts overeen met hetgeen zij tegen haar moeder zou hebben gezegd nadat zij was thuisgekomen. De geloofwaardigheid wordt versterkt door het gegeven dat aangeefster (in ieder geval aanvankelijk) niet heeft gewild dat verdachte als gevolg van haar verklaringen met ernstige strafrechtelijke consequenties zou worden geconfronteerd. Het ligt dan immers niet voor de hand dat aangeefster jegens verdachte nodeloos zou belasten. Van enig inzichtelijk motief waarom zij een op dit punt onware verklaring zou hebben afgelegd is niet gebleken.
Voorts blijkt niet uit het dossier dat verbalisanten bij het afnemen van de verklaring van aangeefster sturende vragen hebben gesteld. De verklaring is naar het oordeel van de rechtbank voldoende ingebed in de overige bewijsmiddelen. Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en – ook daar waar zij heeft verklaard dat zij is gevingerd – tot bewijs zal bezigen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 25 januari 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
U houdt mij voor dat aangeefster samen met haar tweelingzus via [stichting] met enige regelmatig bij mijn gezin heeft gelogeerd. Dat klopt. U vraagt mij naar het weekend van 28 tot en met 30 augustus 2020. Toen zaten aangeefster en ik op de bank. De rest was naar boven gegaan. We keken rustig televisie en toen raakten wij elkaar aan met de voeten. Toen heb ik haar gevraagd om bij mij te komen liggen en kwam zij bij mij liggen. Ik heb toen mijn hand over haar heen gelegd. Zij lag tegen mij aan en raakte mijn kruis aan met haar billen. Ik raakte een beetje opgewonden. Toen heb ik haar gekriebeld over haar buik en over de zijkant van haar been. In eerste instantie was dat op de kleren. Daarna heb ik onder haar shirt over haar buik gekriebeld. Ik heb haar verder gekriebeld en gevraagd of ik bij haar kruis mocht kriebelen. Ik heb toen over haar kruis, bij haar liezen en onder haar kleding gekriebeld. Ik ben met mijn hand over haar vagina gegaan . Ik raakte daar opgewonden van. Ik had een stijve piemel. Toen ben ik over haar heen gestapt en heb ik mijn piemel uit mijn broek gehaald. Ik ben op mijn knieën gaan zitten en toen heeft zij mijn piemel vastgepakt. Ze heeft een paar keer bewogen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 oktober 2020, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018020452 d.d. 2 maart 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: [verdachte]
A: Hij heeft mij betast. Vrijdagavond gezellig film gekeken met zijn allen. Iedereen ging weg om te slapen. Ik bleef alleen met [verdachte] over. Hij vroeg mij om bij hem te komen liggen op de bank. Hij begon met kriebelen vanaf mijn benen naar mijn buik. Toen zei hij opeens tijdens dit kriebelen. "Tegen niemand zeggen". Toen ging hij weer verder met kriebelen bij mijn benen en toen is hij van mijn benen naar mijn bovenbenen gegaan en toen zo verder naar boven en toen met zijn hand in mijn broek. Toen hij in mijn broek ging is hij bezig geweest. Toen is hij op een gegeven moment anders gaan zitten. Toen haalde hij zijn "ding" uit zijn broek en toen moest ik hem aftrekken. Ik deed het heel sloom en keek er niet naar. Ik keek weg.
Het heeft heel kort geduurd gelukkig. Hij is toen gestopt bij mij omdat ik mijn been optrok omdat ik er kramp in kreeg. Hij vroeg toen of ik nog wel verder wilde. Ik zei "Nee" en toen stopte hij. Daarna vroeg hij mij of ik seks wilde hebben. Ik zei weer Nee. Hij vroeg toen nogmaals of ik seks wilde hebben. Zei weer nee. Hij heeft mij dat in totaal 3 keer gevraagd en ik heb 3 keer nee gezegd. Toen is [verdachte] wat drinken gaan halen. Toen dacht ik wel dat ik echt weg wilde. Toen [verdachte] terug kwam zei ik tegen hem dat ik moe was en naar boven ging.
V: Jullie liggen daar op de bank, floep gaat die hand bij je onderbroek in. Wat doet die hand? A: Wat ik mij het beste herinner is dat hij er met zijn vinger erin en eruit ging.
V: Waar gaat hij in en uit met zijn vinger?
A: Ik vind het moeilijk om te zeggen.
V: Wie hebben zo'n gat?
A: Alleen meiden.
V: Wat doe je met dat gat?
A: Geen flauw idee. Daar waar je seks mee hebt.
V: Je hebt een poep en plasgat. Hoe zit dat?
A: Hij zat niet in mijn poepgat.
V: Hoe noem je dat ding waar je mee plast?
A: Een plassertje.
V: Klopt het dan dat zijn vinger in jouw plasser ging?
A: Ja.
V: Hoe vaak ging die vinger erin en eruit?
A: Dat deed hij wel 4 a 5 keer en het deed me pijn. Ik weet niet hoe ver die vinger naar binnen ging. Ik kon wel voelen dat hij met een vinger naar binnen ging.
Bewijsoverweging over ontuchtige handelingen
Van een ontuchtige handeling als bedoeld in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht is sprake als het een handeling betreft van seksuele aard die in strijd is met de geldende sociaal-ethische norm. Aangeefster was minderjarig en aan de zorg van verdachte toevertrouwd. Verdachte heeft de vagina van aangeefster betast, heeft zijn vinger in de vagina van aangeefster geduwd en heeft zijn ontblote penis door aangeefster laten aftrekken. Alle hiervoor genoemde handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als handelingen van seksuele aard of met een seksuele strekking, welke in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, zodat bewezen kan worden dat sprake is van ontuchtige handelingen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij - als gastouder via de stichting [stichting] - in de periode omvattende de dagen 28 augustus 2020 tot en met 30 augustus 2020 te [pleegplaats], ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2003, door opzettelijk ontuchtig in voornoemde periode
  • een vinger in de vagina van die [slachtoffer] te duwen en de vagina van die [slachtoffer] te betastenen
  • de ontblote penis van verdachte door die [slachtoffer] te laten aftrekken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat geen onvoorwaardelijk gevangenisstraf moet worden opgelegd. Dan wel subsidiair geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van twee weken te boven gaat. Voor het overige kan worden volstaan met een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van Reclassering (Leger des Heils) van 18 november 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige. Verdachte heeft hierdoor op ernstige wijze de lichamelijke en geestelijke integriteit van deze minderjarige geschonden en het vertrouwen, dat door de minderjarige en de moeder van deze minderjarige in hem was gesteld, op grove wijze beschaamd. Het is een feit van algemene bekendheid dat door feiten als de onderhavige een normale seksuele ontwikkeling kan worden doorkruist en het slachtoffer nog geruime tijd te kampen kan hebben met de psychische gevolgen daarvan. De verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van de vertrouwensrelatie die er was. Het slachtoffer heeft in haar schriftelijke verklaring aangegeven dat verdachte voor haar voelde als een vader. Door dit feit heeft zij niet alleen moeite met vaderfiguren gekregen maar voelt zij zich ook angstig en onveilig bij andere mannen. Dit belemmert haar in haar dagelijks leven.
Uitgangspunt bij feiten als de onderhavige is een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Verdachte heeft ter terechtzitting spijt betuigd en heeft verklaard dat het nooit meer zal gebeuren. De rechtbank heeft de indruk gekregen dat de verdachte is doordrongen van de negatieve invloed van zijn handelen op de ontwikkeling van het slachtoffer. De reclassering schat daarnaast het risico op recidive in als laag en adviseert bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Tegen deze achtergrond ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op te leggen, maar in plaats daarvan de (maximale) taakstraf van 240 uur. Om de ernst van het feit te benadrukken zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen worden opgelegd. Gelet op het bepaalde in artikel 22b wetboek van strafrecht zal de rechtbank voorts één dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 181 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Lenting, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 februari 2022.