ECLI:NL:RBNNE:2022:3132

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
18/750041-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van 15 verdachten in mega-zaak Vidar met betrekking tot drugshandel, witwassen, deelname aan een criminele organisatie en wapenbezit

In de mega-zaak Vidar heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de uitvoer van grote hoeveelheden harddrugs, witwassen, deelname aan een criminele organisatie en wapenbezit. De rechtbank heeft in totaal 15 verdachten veroordeeld, terwijl vijf anderen zijn vrijgesproken. De opgelegde straffen variëren van 7 jaar gevangenisstraf tot 80 uur taakstraf. De zaak kwam aan het licht na een doorzoeking waarbij een ton met daarin € 20.000 en verschillende vuurwapens werd aangetroffen in de tuin van de verdachte in Noardburgum. De verdachte heeft verklaard dat het geld afkomstig was uit legale bronnen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen niet geloofwaardig waren en dat het geld en de wapens uit criminele activiteiten afkomstig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor witwassen en het voorhanden hebben van vuurwapens, en heeft een gevangenisstraf van negen maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zijn de in beslag genomen goederen, waaronder het geld en de wapens, verbeurd verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750041-20
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 augustus 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1948 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 maart 2022, 13 april 2022 en 26 april 2022. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 17 augustus 2022.
De verdachte is verschenen op 21 maart 2022 en 26 april 2022, bijgestaan door mr. G. Kaaij, advocaat te Heerhugowaard en op 13 april 2022, bijgestaan door mr. J. Brouwer, advocaat te Heerhugowaard.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.S. Kappeyne van de Coppello en mr. G. Veenstra op 21 maart 2022 en door mr. M.S. Kappeyne van de Coppello en mr. H.J. Mous op 13 april 2022 en 26 april 2022.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 28 februari 2020 tot en met 2 maart 2020, in Noardburgum, in de gemeente Tytsjerksteradiel, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 20.000 euro. de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was en/of heeft verborgen en/of verhuld wie dat voorwerp voorhanden heeft gehad (immers lag dat geldbedrag met wapens in een plastic tonnetje begraven in de tuin) terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2 hij in of omstreeks de periode van 2 oktober 2018 tot en met 02 maart 2020 in Noardburgum, in de gemeente Tytsjerksteradiel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in een ton onder de grond, met daarbij 20.000 euro contant gold) meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad, te weten
  • een pistool met magazijn, van het merk CZ, model Vzor 50, kaliber 6,35 en
  • een pistool met magazijn, van het merk Tactical Hulk-PT11-pro en
  • een pistool, kaliber 7.65
zijnde deze wapens vuurwapens in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en meerdere soorten munitie van categorie III, artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad, te weten
  • een patroonmagazijn met centraalvuur kogelpatronen van het merk Fiocchi, kaliber 7,65 en
  • twee doosjes met opschrift Sellier & Bellot en Fiocchii, gevuld volgens opschrift met centraalvuurkogelpatronen kaliber 7,65.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor feiten 1 en 2. Ten aanzien van feit 1 achten de officieren van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 20.000,00 door dit bedrag verhullend voorhanden te hebben. Ten aanzien van feit 2 hebben de officieren van justitie aangevoerd dat verdachte dit feit alleen heeft gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 en heeft zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen voor feit 2.
Ten aanzien van feit 1 heeft hij daartoe aangevoerd dat verdachte een aantal concrete min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaringen heeft gegeven over de herkomst van het geld, hetgeen in meer of mindere mate door zijn zoon is bevestigd.
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 2
Evenals de officieren van justitie acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 2 tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom van het medeplegen van feit 2 vrijspreken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feiten 1 en 2
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen
1die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelenslechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Op 2 maart 2020 werd tijdens een doorzoeking in de tuin naast de chaletwoning op het adres [straatnaam] te Noardburgum een ton aangetroffen. De ton was ingegraven in de grond. In deze woning woonde [verdachte] . Hij gaf aan dat de ingegraven ton van hem is en dat er geld in de ton zat.
2
Op 2 maart 2020 werd er forensisch onderzoek verricht op de locatie [straatnaam] te Noardburgum.
3In de aangetroffen ton zaten pakketjes met geld. Het geldbedrag bedroeg in totaal € 20.000,00. Verder zat er in de ton een oud t-shirt, met hierin twee pistolen. Hiervan was één pistool voorzien van een lege patroonhouder. In het andere pistool was geen patroonhouder aangebracht. Ook lag er in de ton nog één pistool met twee losse kolfplaten, twee doosjes munitie en één losse patroonhouder met hierin munitie.
4
De in beslag genomen pistolen en munitie zijn onderzocht en uit dat onderzoek is het volgende naar voren gekomen. Het pistool van het merk Zoraki, type 906, kaliber 7,65 millimeter heeft als opschrift ‘Tactical Hulk PT11-Pro’. Uit onderzoek blijkt dat dit een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 jo. artikel 2, eerste lid, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie betreft.
5Het pistool van het merk Zoraki, type 906 met kaliber 7,65 millimeter is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 jo. artikel 2, eerste lid, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
6Tevens zijn er twee doosjes met munitie onderzocht. Het betreft 50 stuks centraalvuur kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot en 50 stuks centraalvuur kogelpatronen van het merk Fiocchi. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 jo. artikel 2, tweede lid, categorie III van de Wet wapens en munitie.
7Het pistool van het merk CZ, type Vzor 50, kaliber 7,65 mm, is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 jo. artikel 2, eerste lid, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
8Het in het wapen aanwezige patroonmagazijn was voorzien van vijf stuks kogelpatronen van het merk Fiocchi in het kaliber 7,65 millimeter. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 jo. artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
9
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat in de ton in de grond € 20.000,00 en revolvers lagen.
10Hij had het oudste wapen tien of vijftien jaar geleden in zijn bezit gekregen. De andere twee wapens heeft verdachte één of anderhalf jaar geleden in zijn bezit gekregen en na een paar weken in de ton gestopt.
11
Bewijsoverwegingen rechtbank ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder a Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af. Verdachte heeft verklaard dat het geldbedrag dat in de ingegraven ton is aangetroffen afkomstig is van kalverhandel, meubelverdiensten, de verkoop van een boot en een lening. Naar de kalverhandel is onderzoek gedaan en de verklaring van verdachte daarover is door getuigen weerlegd. De overige door verdachte alternatieve verklaringen zijn niet concreet en verifieerbaar. Verdachte heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat hij met een andere dan een criminele intentie het bedrag van €
20.000,00 op een - in het geval van legaal verkregen geld – zo ongebruikelijke plaats, namelijk een tonnetje onder de grond, heeft bewaard.
Gelet op het feit dat verdachte geen concrete min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld en in het bijzonder op het verhullende karakter van de wijze waarop het geld werd bewaard is de rechtbank van oordeel dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat het voorwerp in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig is en dat derhalve van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
De rechtbank is van oordeel dat nu de verklaring die de verdachte heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp als ongeloofwaardig terzijde moet worden gelegd, er geen andere conclusie mogelijk is dan dat het niet anders kan zijn dan dat het ten laste gelegde voorwerp onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 28 februari 2020 tot en met 2 maart 2020, in Noardburgum, in de gemeente Tytsjerksteradiel, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 20.000 euro, de vindplaats heeft verborgen en/of verhuld, immers lag dat geldbedrag met wapens in een plastic tonnetje begraven in de tuin, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
2
hij in de periode van 2 oktober 2018 tot en met 2 maart 2020 in Noardburgum, in de gemeente Tytsjerksteradiel, in een ton onder de grond meerdere wapens van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad, te weten
  • een pistool met magazijn, van het merk/type CZ, model Vzor 50, kaliber 7,65 mm en
  • een pistool merk/type Zoraki, kaliber 7,65 mm met opschrift Tactical Hulk-PT11-pro en
  • een pistool van het merk/type Zoraki 906 en het kaliber 7,65 mm,
zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool en
meerdere soorten munitie van categorie III, artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad, te weten
  • een patroonmagazijn met centraalvuur kogelpatronen van het merk Fiocchi, kaliber 7,65 en
  • twee doosjes met opschrift Sellier & Bellot en Fiocchii, gevuld volgens opschrift met centraalvuurkogelpatronen kaliber 7,65.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De officieren van justitie hebben in hun schriftelijk standpunt aangegeven dat ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde de drie pistolen niet volledig/correct zijn weergegeven en hebben daarbij de volledige/correcte tekst opgenomen. De rechtbank zal de tenlastelegging verbeterd lezen, zodat deze komt te luiden zoals hiervoor weergegeven. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Witwassen.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan metbetrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) van 18 februari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officieren van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een bedrag van € 20.000,00. Verdachte heeft dit geldbedrag verstopt in een ton in de grond. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van drie pistolen en meerdere stuks munitie. Deze voorwerpen lagen met het geld in de ton in de grond. Het voorhanden hebben van (vuur)wapens en bijbehorende munitie brengt grote veiligheidsrisico’s met zich mee. Het bezit van (vuur)wapens en munitie is vanwege de daaraan verbonden gevaarzetting een misdrijf waarop hoge straffen staan. De combinatie van het aangetroffen geld en de wapens, terwijl deze in de grond begraven lagen, vormt een aanwijzing dat verdachte zich heeft begeven in de wereld van de zware criminaliteit.
De rechtbank heeft er bij de strafbepaling rekening mee gehouden dat er geen recente relevante veroordelingen op de justitiële documentatie van verdachte staan.
Uit het reclasseringsrapport van VNN volgt dat de reclassering de financiën, de relatie met zijn familie en de houding van verdachte aanmerken als risicofactoren op delict gedrag. De reclassering schat het risico op recidive in als laag en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Inbeslaggenomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd het bedrag van € 20.000,00 verbeurd te verklaren en de hasj, pistolen en munitie te onttrekken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor teruggave van het in beslag genomen geld en voor onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen wapens, munitie en hasj.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de inbeslaggenomen € 20.000,00 vatbaar voor verbeurdverklaring nu met betrekking tot dit geldbedrag het bewezen verklaarde witwasfeit is begaan en dit geldbedrag toebehoort aan verdachte.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten drie pistolen, een patroonhouder en twee stuks munitie, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu met betrekking tot deze voorwerpen het onder feit 2 bewezen verklaarde is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank acht de aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen vier blokken hasj voor onttrekking aan het verkeer nu zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Inbeslaggenomen goederen

Verklaart verbeurd het in beslag genomen geldbedrag van € 20.000,00.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen:

  • 4 blokken hasj;
  • 3 zwarte pistolen;
  • Patroonhouder; - 2 stuks munitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door mr. W.D. de Boer en mr. C.G. Velvis, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 augustus 2022.
Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt hierna steeds verwezen naar pagina's van in de wettelijke vorm op ambtseed/ambtsbelofte en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte processen-verbaal uit de dossiers van het onderzoek Vidar (nummer NNRAA18011) van de Nationale Politie, Eenheid Noord-Nederland, Dienst Regionale Recherche, afdeling Generieke Opsporing.
Proces-verbaal van bevindingen, IBN-018-01-03, pagina 644;
Proces-verbaal forensisch onderzoek, FTO-017-04, pagina 11589;
Proces-verbaal forensisch onderzoek, FTO-017-04, pagina 11590;
Proces-verbaal, FTO-017-03, pagina 11581;
Proces-verbaal, FTO-017-03, pagina 11582;
Proces-verbaal, FTO-017-03, pagina 11583;
Proces-verbaal, FTO-017-03, pagina 11583;
Proces-verbaal, FTO-017-03, pagina 11584;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, V-023-07, pagina 17249-17250; 11 Proces-verbaal van verhoor verdachte, V-023-07, pagina 17250.