ECLI:NL:RBNNE:2022:3118

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
18/730083-20 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in de mega-zaak Vidar

In de mega-zaak Vidar heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De zaak betreft 15 verdachten die zijn veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder de uitvoer van grote hoeveelheden harddrugs, witwassen, deelname aan een criminele organisatie en wapenbezit. Vijf verdachten zijn vrijgesproken. De opgelegde straffen variëren van 7 jaar gevangenisstraf tot 80 uur taakstraf. De officier van justitie had op 8 maart 2021 gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op een bedrag van € 109.346,00, dat de verdachte aan de staat zou moeten betalen. De behandeling van de zaak vond plaats op 22 maart, 13 april en 19 mei 2022. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, gezien de vrijspraak van de verdachte voor het ten laste gelegde feit, niet kan worden vastgesteld dat er wederrechtelijk voordeel is verkregen. Daarom werd de vordering van de officier van justitie afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters bijgestaan werden door griffiers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730083-20
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 17 augustus 2022 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 8 maart 2021 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 109.346,00 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/730083-20 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 22 maart 2022, 13 april 2022 en 19 mei 2022.

Beoordeling

Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte hoofdelijk zal worden veroordeeld tot betaling aan de staat van het geschatte voordeel, dat door hen wordt geschat op € 109.346,00.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft bepleit de vordering af te wijzen, dan wel deze te matigen en op nihil vast te stellen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft verdachte bij vonnis van 17 augustus 2022 vrijgesproken van het haar ten laste gelegde feit. Gelet op deze vrijspraak kan niet worden vastgesteld dat verdachte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, zodat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.

Beslissing

Wijst de vordering van de officier van justitie af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door mr. W.D. de Boer en mr. C.G. Velvis, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 augustus 2022.