In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 augustus 2022 een beschikking gegeven over het gezamenlijk gezag van een minderjarige na het overlijden van de moeder. De moeder van de minderjarige is op 17 juli 2022 overleden, waarna de vader en de stiefvader gezamenlijk het gezag over de minderjarige hebben aangevraagd. De rechtbank ontving op 22 juli 2022 een brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand waarin het overlijden van de moeder werd bevestigd. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming om advies gevraagd over het gezag. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 augustus 2022 waren de stiefvader en een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig, terwijl de vader via een Teams-verbinding deelnam. De rechtbank heeft ook met de minderjarige gesproken.
De moeder had in haar testament en het gezagsregister aangegeven dat de stiefvader als voogd moest worden aangewezen en dat hij samen met de vader het gezag over de minderjarige moest uitoefenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader sinds het overlijden van de moeder het eenhoofdig gezag uitoefent, maar dat de wens van de moeder was dat de stiefvader samen met de vader het gezag zou delen. De stiefvader heeft aangegeven bereid te zijn om het gezag uit te oefenen, terwijl de vader zijn rechten als biologische vader wil behouden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige is, vooral gezien de nauwe persoonlijke band tussen de stiefvader en de minderjarige.
De rechtbank heeft daarom besloten om de vader en de stiefvader gezamenlijk met het gezag over de minderjarige te belasten en heeft de griffier gelast deze wijziging in het gezagsregister in te schrijven. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden.