ECLI:NL:RBNNE:2022:3114

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
18/730076-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mega-zaak Vidar: Veroordeling van 15 verdachten voor drugshandel, witwassen en wapenbezit

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die betrokken was bij de criminele organisatie Vidar, heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft 15 verdachten veroordeeld voor hun betrokkenheid bij de uitvoer van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs, witwassen, deelname aan een criminele organisatie en wapenbezit. Vijf verdachten zijn vrijgesproken. De opgelegde straffen variëren van 7 jaar gevangenisstraf tot 80 uur taakstraf.

De verdachte in deze zaak, geboren in 1977, werd beschuldigd van het verbergen en verhullen van de herkomst van een bedrag van 78.000 euro, dat zij samen met anderen had verworven en verborgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar mededaders wisten dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en andere bewijsmiddelen in overweging genomen en heeft het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen geacht.

Bij de strafbepaling heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een kwetsbare persoon is die niet of nauwelijks heeft geprofiteerd van het strafbare feit. Gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten, heeft de rechtbank een taakstraf van 80 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730076-20
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 augustus 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 maart 2022, 13 april 2022 en 21 april 2022. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 17 augustus 2022.
De verdachte is verschenen op 30 maart 2022, bijgestaan door mr. R.A. Schütz, advocaat te Leeuwarden. Op 13 april 2022 zijn verdachte en haar raadsman niet verschenen. Op 21 april 2022 is verdachte niet verschenen, wel is verschenen haar raadsman.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.S. Kappeyne van de Coppello op 30 maart 2022 en door mr. M.S. Kappeyne van de Coppello en mr. H.J. Mous op 13 april 2022 en 21 april 2022.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode 27 augustus tot en met 2 september 2019, in Leeuwarden en elders in Nederland en in Helsinki en elders in Finland, tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) A.
van een voorwerpen, te weten een (deel van een) bedrag van 78.000 euro de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel B.
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op het onder A genoemde voorwerp was/waren en/of C.
heeft verborgen en/of verhuld wie het onder A genoemde voorwerp voorhanden had(den) door een (deel van een) bedrag van 78.000 euro te verstoppen in kleding en/of schoenen en/of anus en/of D.
het onder A genoemde voorwerp(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van die/dat voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, door dit contant mee te nemen van Helsinki naar Leeuwarden en in Leeuwarden af te geven, terwijl verdachte en/of die mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het onder A genoemde voorwerp -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder A ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 maart 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van A-4110 van 21 augustus
2019, opgenomen op pagina 9779 e.v. van het dossier van de Nationale Politie, Eenheid NoordNederland, Dienst Regionale Recherche, afdeling Generieke Opsporing met nummer NNRAA18011, inhoudend de verklaring van A-4110;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van A-4110 van 21 augustus2019, opgenomen op pagina 9789 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van A-4110;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor A-4110 van 5 september
2019, opgenomen op pagina 9812 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van A-4110;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 maart 2020,opgenomen op pagina 4771 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 25 mei 2020, opgenomenop pagina 16910 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder A ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij in de periode 27 augustus tot en met 2 september 2019, in Leeuwarden en elders in Nederland en in Helsinki en elders in Finland, tezamen en in vereniging met anderen, van een voorwerp, te weten een bedrag van 78.000 euro, de herkomst en de verplaatsing heeft verborgen en verhuld, terwijl verdachte en die mededaders wisten dat het voorwerp -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Medeplegen van witwassen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafmotivering

Vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf van 80 uren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officieren van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen door met anderen naar Finland te gaan om daar een geldbedrag op te halen en dit verborgen naar Nederland te vervoeren. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Anderzijds heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte vanwege problemen op diverse levensgebieden een kwetsbare persoon is, die zelf niet of nauwelijks geprofiteerd heeft van het – op zich profijtelijke – strafbare feit dat zij heeft medegepleegd. De rechtbank gaat er in dit verband van uit dat anderen van haar kwetsbaarheid misbruik hebben gemaakt.
De rechtbank heeft er bij de strafbepaling rekening mee gehouden dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Gelet op recente veroordelingen is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing zodat de rechtbank daar eveneens rekening mee houdt.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 80 uren passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder A ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door mr. W.D. de Boer en mr. C.G. Velvis, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 augustus 2022.