ECLI:NL:RBNNE:2022:3096

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
18-260287-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zwaar lichamelijk letsel door schuld door onvoorzichtig handelen met brandbare vloeistof

Op 25 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 april 2021 in Meppen, gemeente Coevorden, een brandbare vloeistof in een vuurkorf heeft gegoten, waardoor een ander, een 8-jarig kind, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.J. de Boer, werd beschuldigd van roekeloos en onvoorzichtig handelen, wat leidde tot de brandwonden van het slachtoffer. Tijdens de zitting op 11 augustus 2022 heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de gevaarlijke eigenschappen van de vloeistof.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld door een licht ontvlambare vloeistof, Griffon T-88 hard pvc-lijm, in een brandende vuurkorf te gieten, zonder zich te vergewissen van de risico's. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte schuld had aan de brandwonden van het slachtoffer, die 27,5% van zijn lichaamsoppervlak betroffen. De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar en legt een taakstraf van 100 uren op, die voorwaardelijk is, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn schuldbewustzijn.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18-260287-21

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

25 augustus 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 augustus 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J. de Boer, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
verdachte op of omstreeks 3 april 2021, te Meppen, (althans) in de gemeente Coevorden, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam, een (brandbare of licht ontvlambare) (vloei)stof, te weten (vermoedelijk) Griffon T-88 hard pvc-lijm, in/op, althans in de richting van, een (brandende of smeulende) vuurkorf en/of een (brandend of smeulend) voorwerp, in elk geval een open vuur, heeft gespoten/gegoten/gegooid, terwijl [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2012) zich in de (onmiddellijke) nabijheid van die (brandende of smeulende) vuurkorf en/of dat (brandend of smeulend) voorwerp, in elk geval dat open vuur, bevond, waardoor, althans mede waardoor, een of meer steekvlammen en/of een (deel van een) (brandend) mengsel op die [slachtoffer] terecht is gekomen, waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten (tweede- en/of derdegraads) brandwonden heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. Zij heeft haar requisitoir op schrift gesteld en dienovereenkomstig gerekwireerd. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte had er geen wetenschap van dat hetgeen in het blik zat pvc-lijm betrof. Evenmin was verdachte op de hoogte van de exacte betekenis van het gevaarsetiket dat op het blik was aangebracht en van de vluchtige en licht ontvlambare eigenschap van de substantie. Verdachte heeft een onjuiste vergelijking gemaakt tussen het gevaarsetiket op het blik en het gevaarsetiket dat hij kent van de verpakking van lampenolie. Hoewel verdachte wellicht kan worden verweten dat hij onvoorzichtig heeft gehandeld, omdat hij niet is nagegaan wat er precies in het blik zat en hoe brandbaar en vluchtig de substantie was, kan niet worden gesteld dat hij zonder meer de gevolgen van zijn handelen had kunnen en moeten overzien en dat er sprake is van grove of aanmerkelijke schuld. Verdachte had geen wetenschap van de mate van vluchtigheid en brandbaarheid van de inhoud van het blik. Dat er ontploffingsgevaar of gevaar bestond dat het vuur in het blik zou terugslaan had verdachte ook niet kunnen afleiden of kunnen interpreteren aan de hand van het gevaarsetiket. Het uiteindelijke gevolg van zijn handelen heeft verdachte dan ook niet kunnen voorzien. Het feit dat de gevolgen zijn ingetreden zoals dat is gebeurd, maakt nog niet dat er sprake is van aanmerkelijke of grove schuld in de zin van artikel 308 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter terechtzitting van 11 augustus 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 3 april 2021 te Meppen, in de gemeente Coevorden, heb ik het vuur in de vuurton aanvankelijk aan willen steken met aanmaakblokjes. Het klopt dat ik aan [naam 1]
(de rechtbank begrijpt de heer [naam 1])heb gevraagd om Aspen, maar dat hij dit niet aan mij heeft willen geven. Toen het vuur niet goed wilde branden heb ik een deel van de inhoud van het blik, wat pvc-lijm bleek te zijn, in de vuurton gegoten. Het vuur sloeg vervolgens terug in het blik. Ik wist dat de inhoud van het blik brandbaar was door het teken dat op het blik was aangebracht.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen betreffende Uitwerken verhoor [slachtoffer] d.d. 17 juni 2021, opgenomen op pagina 61 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL100-20210859945 d.d. 14 september 2021, inhoudend de weergave van het gesprek tussen [slachtoffer] (= S.) en verhoorder [naam 2] (= M.):
S: [verdachte] die gooide wat in de vuurton en dat ontplofte en dat viel boven op mij.
M: En eh jij zegt al [verdachte] gooide wat in de vuurton. Vertel mij eens alles over die keer waar je het nu over hebt.
S: Nou papa heeft een magazijn en daar liggen allemaal spullen in van de bouw en [verdachte] pakte een fles waar wat in zat of iets, maar ik weet niet precies wat en dat gooide hij in het vuur in de ton.
S: Nou papa zei dat [verdachte] niet eh dat [verdachte] alleen aanmaakblokjes mag gebruiken en die heeft papa gegeven en toen ging [verdachte] zelf op zoek naar spul.
M: En hoe weet jij dat? S: Omdat ik mee was.
M: En jij loopt weg en dan.. [verdachte] die giet dat er in en dan?
S: Toen kwam er een hele grote ontploffing uit.
M: Wat zag je?
S: Hele hoge vuur en die kwam bovenop mij. En mijn shirt stond in de fik en mijn broek stond in de fik en mijn klompen stonden in de fik.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2021, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Op 3 april 2021 vond er een incident plaats op de [straatnaam] te Meppen waarbij [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2012, ernstig gewond raakte door verbranding. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de eerste opsporingsambtenaar ter plaatse bleek dat het slachtoffer bij een brandende vuurton had gestaan en dat er mogelijk een bus met PVC lijm was ontploft. Er werden enkele foto’s genomen van een bus die werd gevonden bij de vuurton. In de bus zat volgens het etiket PVC lijm. Omwille van de volledigheid van het onderzoek was het van belang om te weten wat de eigenschappen van de stof waren. Voor expertise rondom gevaarlijk stoffen werd ik verwezen naar [verbalisant 2]. Op 27 mei 2021 had ik telefonisch contact met [verbalisant 2], werkzaam bij de landelijke eenheid van de politie bij het team Transport- en Milieucontrole. Ik stuurde hem de gemaakte foto’s toe met het verzoek om een proces-verbaal op te maken van zijn bevindingen.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek d.d. 2 juni 2021 (met bijlagen), opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Door dienstdoend personeel van de districtsrecherche van de Regionale Eenheid Noord Nederland wordt onderzoek gedaan naar een voorval waarbij personen bij een open vuur zouden hebben gestaan. Een van die personen zou op enig moment een brandbare vloeistof op dat vuur hebben gegooid, waardoor een van de andere bij dat vuur aanwezige personen (ernstige) brandwonden zou hebben opgelopen. Door dienstdoend personeel van voornoemde districtsrecherche werd aan mij, verbalisant, een aantal foto’s aangeleverd. Aan de hand van die foto’s stelde ik, verbalisant, het volgende vast:
  • Ik zag dat die verpakking bestond uit een metalen jerrycan;
  • Aan de hand van op die jerrycan aangebrachte (product)labels en (gevaars)etiketten stelde ik vast deze jerrycan een product bevatte of had bevat genaamd: “GRIFFON T-88 HARD PVC LIJM”; - Ik zag dat er een gevaarsetiket van het model 3 als bedoeld in voorschrift 5.2.2.2.2 ADR op die jerrycan was aangebracht;
  • Ik zag dat er een UN-nummer 1133 als bedoeld in voorschrift 5.2.1.1 ADR was aangebracht.
Uit een door mij, verbalisant, geraadpleegde Safety Data Sheet (SDS) c.q. Veiligheids Informatie Blad (VIB) van het product “GRIFFON T-88 HARD PVC LIJM” bleek mij het volgende:
  • Dat het vlampunt van het product - 9°C bedroeg;
  • Het beginkookpunt 79 - 80,5 °C bedroeg;
  • Dat de onderste explosie grens (LEL of Lower Explosion Limit) 1,8 % bedroeg; - Dat de bovenste explosie grens (UEL of Upper Explosion Limit) 11,5 % bedroeg - Dat de dampspanning 105 hPa bedroeg.

CONCLUSIE:

  • Het voornoemde gebezigde product is een licht ontvlambare vloeistof, die bovendien zeer vluchtig is. Reeds bij een temperatuur van - 9°C kan een damp en luchtmengsel van dit product door een ontstekingsbron ontstoken worden en leiden tot een (explosieve) ontbranding.
  • Dit zal zeer waarschijnlijk optreden indien de verhouding damp en lucht van dit gebezigde product ligt tussen respectievelijk 1,8 % product en 98,2 % lucht en tussen respectievelijk 11,5 % product en 88,5 % lucht.
5.
Forensisch Geneeskundige Letselrapportage, datum onderzoek 7 juni 2021 – 17 augustus 2021 en op
23 augustus 2021 verzonden aan de opdrachtgever, opgemaakt en ondertekend door S.P.H. Letmaath, arts Maatschappij en Gezondheid, forensisch arts KNMG, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn verklaring:
Op verzoek heb ik een dossieronderzoek verricht naar de letsels bij [slachtoffer].
Bij opname waren er brandwonden over 27,5% van het lichaamsoppervlak waarvan 16% met gedeeltelijke dikte (opm: van de huid) en 11,5% met volledige dikte (opm: van de huid). Gelokaliseerd op: hoofd, voorzijde romp, achterzijde romp, rechterhand, linker bovenarm, linker onderarm, linkerhand, rechter bovenbeen, linker bovenbeen.
Inschatting genezingsduur: Deze is niet exact aan te geven maar in het algemeen kan dat van lange duur (maanden tot jaren) zijn. Verwachting (blijvende) beperking: Het is niet aan te geven of er (blijvende) beperkingen zullen zijn en welke dat zullen zijn. Uitgesloten is dat niet. In ieder geval zijn er blijvend zichtbare littekens te verwachten.
Bij de diepe tweedegraads brandwond reikt de necrose (afgestorven weefsel) tot in de diepere lederhuid (dermis). Bij de derdegraads brandwond (subdermale brandwond of brandwond van volledige huiddikte) zijn alle huidlagen verloren gegaan door coagulatie (stolling van eiwitten) of colliquatie (vervloeiing).
Bewijsoverweging
Onder schuld als delictsbestanddeel wordt een min of meer grove of aanmerkelijke schuld verstaan. Of sprake is van dergelijke schuld in de zin van artikel 308 Sr wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het geheel van zijn gedragingen verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft gehandeld. Verdachte heeft, ondanks het feit dat de heer [slachtoffer] heeft geweigerd hem Aspen, een type benzine, bedoeld als brandstof voor (tuin)machines te verstrekken en hem in feite had verboden om dat te gebruiken, een alternatieve brandbare vloeistof – waarvan verdachte wist dat deze brandbaar was – in een open vuur gegoten. Hierbij heeft verdachte zich er niet van vergewist wat voor vloeistof het precies betrof en wat de eigenschappen van die vloeistof waren. Evenmin heeft verdachte zich ervan vergewist op welke afstand van de vuurton het jonge slachtoffer, destijds 8 jaar oud, zich bevond op het moment dat hij de vloeistof in de vuurton goot. Gelet op het gevaarsetiket dat op het betreffende blik was aangebracht had verdachte zich daarnaast moeten realiseren dat de inhoud van het blik brandgevaarlijk was en dat het gieten van de inhoud van dat blik over brandende aanmaakblokjes tot een oncontroleerbaar en onbeheersbaar open vuur zou kunnen leiden. De kans dat voornoemd handelen gevaar zou veroorzaken voor personen in de nabijheid, is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten en de wetenschap hiervan kan naar het oordeel van de rechtbank ook bij verdachte worden verondersteld. Dat het effect, veroorzaakt door het handelen van verdachte, tot gevolg heeft gehad dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van tweede- en derdegraads brandwonden blijkt onder meer uit de letselrapportage. Een en ander leidt tot de slotsom dat de rechtbank het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 3 april 2021 te Meppen, in de gemeente Coevorden, aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam een licht ontvlambare vloeistof, te weten Griffon T-88 hard pvc-lijm, in een brandende vuurkorf heeft gegoten, terwijl [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2012) zich in de onmiddellijke nabijheid van die brandende vuurkorf bevond, waardoor een deel van een brandend mengsel op die
[slachtoffer] terecht is gekomen, waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten (tweede- en derdegraads) brandwonden heeft bekomen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Bij haar strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor vrijspraak van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel in de zin van artikel 9a Sr, dan wel oplegging van een geheel voorwaardelijke straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 15 maart 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 juni 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam gedragen door een (zeer) brandbare vloeistof als pvc-lijm als brandversneller te gebruiken en deze te gieten in een reeds brandende vuurkorf, terwijl het slachtoffer zich in de directe nabijheid daarvan bevond. Verdachte heeft zodanig gehandeld dat hij een ander in levensgevaar heeft gebracht en het aan zijn schuld te wijten is dat het jonge slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en mogelijk de rest van zijn leven blijvende beperkingen houdt. In elk geval zullen er blijvend zichtbare littekens zijn.
De rechtbank rekent verdachte voornoemd handelen zwaar aan. De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf ook rekening met het feit dat verdachte zich schuldbewust heeft getoond. Ook heeft verdachte naar het slachtoffer toe zijn medeleven en betrokkenheid kenbaar gemaakt en is de relatie tussen de verdachte, het slachtoffer en de ouders van het slachtoffer na verloop van tijd grotendeels hersteld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste taakstraf in voorwaardelijke vorm moet worden opgelegd. De rechtbank acht een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen daarvan acht de rechtbank een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel in de zin van artikel 9a Sr niet aangewezen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 308 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. R. Depping en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 augustus 2022.
Mr. M. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.