ECLI:NL:RBNNE:2022:300

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
18/930134-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van witwassen en oplichting met aanzienlijke bedragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van witwassen en medeplichtigheid aan witwassen van een bedrag van ruim € 600.000,-, alsook oplichting. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. De zaak kwam ter terechtzitting op 6 december 2021 en 25 januari 2022, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R. Schreudering, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het eerste feit en veroordeling voor het tweede feit, maar de rechtbank was van mening dat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzet had op het witwassen of oplichting. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet de beschikking had over de bankrekening van het bedrijf waar het geld op was gestort en dat zijn rol als bestuurder van een rechtspersoon niet voldoende was om opzet op het gronddelict aan te nemen.

De rechtbank benadrukte dat de enkele aanstelling als bestuurder tegen betaling niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte opzettelijk betrokken was bij de misdrijven. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle feiten, omdat niet was aangetoond dat hij zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18/930134-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 8 februari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 december 2021 en 25 januari 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Schreudering, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks de periode van 11 tot en met 14 januari 2016, althans in
2016, te Exloo en/of Delfzijl en/of elders in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (van) een voorwerp, te weten:
  • een geldbedrag van 614.219,40 euro, afkomstig van het Franse bedrijf [benadeelde partij 1] , heeftverworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, of van dat voorwerp gebruik gemaakt, althans, (meermalen) (van) (een) voorwerp(en), te weten: - op of omstreeks 12 januari 2016, een geldbedrag van 61.000 euro, en/of
  • op of omstreeks 13 januari 2016, een geldbedrag van 45.000 euro, en/of
  • op of omstreeks 13 januari 2016, een geldbedrag van 40.000 euro, en/of
  • op of omstreeks 13 januari 2016, een geldbedrag van 15.000 euro, in ieder geval (meermalen) eniggeldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, of van dat voorwerp gebruik gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of herkomst heeft verborgen of verhult, dan wel heeft verborgen of verhult wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was of voorhanden had,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen,
- die 614.219,40 euro ontvangen op een bedrijfsbankrekening, te weten een
bankrekening [rekeningnummer] van het bedrijf [bedrijf 1] , terwijl verdachte en/of zijn medeverdachte(n) de eigenaar en/of directeur danwel de bestuurder(s) of gevolmachtigde(n) van dat bedrijf was/waren en/of de feitelijke beschikkingsmacht en/of de beschikkingsbevoegdheid had(den) over die bankrekening, en/of (vervolgens)
- die 61.000 euro en/of 45.000 euro en/of 40.000 euro en/of 15.000 euro,
althans (deel)geldbedrag(en), (telkens) doorgestort van die bankrekening [rekeningnummer] naar een of meer bankrekening(en) van (een) ander(e)
(schijn)bedrijf/bedrijven, te weten [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , terwijl verdachte en/of zijn medeverdachte(n) de bestuurder(s) of gevolmachtigde(n) van die/dat (schijn)bedrijf/bedrijven was/waren en/of de feitelijke beschikkingsmacht en/of de beschikkingsbevoegheid had(den) (ook) over dat/die bankrekening(en),
terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit het misdrijf;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] en/of een of meer ander(en) op of omstreeks de periode van
11 tot en met 14 januari 2016, althans in 2016, te Exloo en/of Delfzijl en/of elders in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met elkaar of een ander, althans alleen, (van) een voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van 614.219,40 euro, afkomstig van het Franse bedrijf [benadeelde partij 1] , heeftverworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, of van dat voorwerp gebruik gemaakt,
althans, (meermalen) (van) (een) voorwerp(en), te weten:
  • op of omstreeks 12 januari 2016, een geldbedrag van 61.000 euro, en/of
  • op of omstreeks 13 januari 2016, een geldbedrag van 45.000 euro, en/of
  • op of omstreeks 13 januari 2016, een geldbedrag van 40.000 euro, en/of
  • op of omstreeks 13 januari 2016, een geldbedrag van 15.000 euro, in ieder geval (meermalen) eniggeldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, of van dat voorwerp gebruik gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of herkomst heeft verborgen of verhult, dan wel heeft
verborgen of verhult wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was of voorhanden had,
immers heeft die [medeverdachte] tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen,
- die 614.219,40 euro ontvangen op een bedrijfsbankrekening, te weten een
bankrekening [rekeningnummer] van het bedrijf [bedrijf 1] , terwijl die [medeverdachte] of ander(en) de feitelijke beschikkingsmacht had(den) over die bankrekening, en/of (vervolgens)
- die 61.000 euro en/of 45.000 euro en/of 40.000 euro en/of 15.000 euro,
althans (deel)geldbedrag(en), (telkens) doorgestort van die bankrekening [rekeningnummer] naar een of meer bankrekening(en) van (een) ander(e)
(schijn)bedrijf/bedrijven, te weten [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , terwijl die [medeverdachte] of ander(en) de feitelijke beschikkingsmacht had(den) (ook) over dat/die bankrekening(en),
terwijl die [medeverdachte] of ander(en) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit het misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
  • ten behoeve van [medeverdachte] of ander(en) zich bij de Kamer van Koophandel als eigenaar en/ofdirecteur of vertegenwoordiger te laten registreren van het (schijn)bedrijf [bedrijf 1] en/of als gevolmachtigde of handelingsbevoegde met betrekking tot de bankrekening [rekeningnummer] behorende bij dat bedrijf, en/of
  • de bijbehorende bankpas(sen) en/of bankbescheiden aan die [medeverdachte] of ander(en) heeft gegeven en/of ter beschikking gegeven en/of gelaten, en/of (aldus) - zich als katvanger voor die [medeverdachte] of ander(en) heeft aangeboden en/of laten gebruiken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot 4 november 2015 te Hoogeveen en/of Delfzijl en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het bedrijf [benadeelde partij 2] heeft bewogen tot de afgifte van vijf dakramen en een hoeveelheid gootstukken, in elk geval enig goed, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, met dat oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • zich als bestuurder of handelingsbevoegde laten registreren van het/de bedrijf/bedrijven [bedrijf 4] en/of [stichting] , en/of
  • dat bedrijf [benadeelde partij 2] benaderd om het bedrijf [bedrijf 4] alsklant te accepteren, en/of
  • dat bedrijf een legitimatiebewijs van [verdachte] en/of een uittreksel van de
Kamer van Koophandel van het bedrijf [bedrijf 4] doen toekomen, en/of (vervolgens)
- een bestelling geplaatst op rekening van dat bedrijf [bedrijf 4]
, en/of
- zich voorgedaan als een bonafide bestuurder of handelingsbevoegde en/of
vertegenwoordiger van (een) serieus/serieuze bedrijf/bedrijven [bedrijf 4] en/of [stichting] , en/of als bonafide besteller/koper,
waardoor dat bedrijf [benadeelde partij 2] werd bewogen tot genoemde afgifte;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] en/of een of meer andere onbekend gebleven persoon/personen, in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot 4 november 2015, te Hoogeveen en/of Delfzijl en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een elkaar of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het bedrijf [benadeelde partij 2] heeft bewogen tot de afgifte van vijf, althans een of meer, dakramen en een hoeveelheid gootstukken, in elk geval enig goed, immers heeft die
[medeverdachte] en/of ander(en) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met dat oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een bestelling van die goederen geplaatst op rekening van een bedrijf [bedrijf 4] , en/of- zich voorgedaan als een bonafide bestuurder en/of vertegenwoordiger van een serieus bedrijf en/of als bonafide besteller/koper, waardoor dat bedrijf [benadeelde partij 2] werd bewogen tot genoemde afgifte,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
  • op verzoek van die [medeverdachte] en/of een ander(en) zich als bestuurder of handelingsbevoegdete laten registreren van het/de bedrijf/bedrijven [bedrijf 4] en/of [stichting] , en/of
  • die [medeverdachte] en/of die ander(en) een afschrift van een legitimatiebewijs van verdachte en/ofeen uittreksel van de Kamer van Koophandel van het bedrijf [bedrijf 4] doen toekomen en/of het gebruik daarvan toegestaan, en/of
  • dat bedrijf [benadeelde partij 2] benaderd om het bedrijf [bedrijf 4] alsklant te accepteren, en/of
  • die [medeverdachte] en/of een/die ander(en) verdachtes naam en/of personalia als schuilnaam ofverhullende identiteit aan te bieden en/of te laten gebruiken, en/of - ( aldus) zich als katvanger voor die ander(en) aan te bieden en/of te laten gebruiken met betrekking tot (het handelen namens) dat/die bedrijf/bedrijven.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 1 primair. Hij heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 subsidiair en feit 2 primair tot een taakstraf van 200 uren en een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de officier van justitie aangevoerd dat bewezen kan worden dat verdachte zich heeft laten gebruiken als katvanger. Met een vergoeding in het vooruitzicht heeft verdachte een bedrijf op naam gezet. Voor dat bedrijf heeft hij nimmer enige activiteit ontplooid en dat was klaarblijkelijk ook nooit de bedoeling. Verdachte kende alleen de naam van het bedrijf en heeft nooit documenten in handen gehad; die heeft hij meteen afgegeven. Verdachte heeft niet gevraagd waarom het bedrijf op zijn naam moest staan. Daarmee heeft hij welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het bedrijf dat op zijn naam stond voor malafide praktijken gebruikt zou worden en dat hij als katvanger zou dienen. Door in dat kader ook een kopie van zijn ID-bewijs aan een ander te geven, heeft verdachte bovendien welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er meerdere bedrijven op zijn naam zouden worden gezet, waaronder het bedrijf [bedrijf 1] . Verdachte is dan ook behulpzaam geweest bij witwassen.
Ten aanzien van feit 2 primair heeft de officier van justitie aangevoerd dat op grond van de aangifte bewezen kan worden dat verdachte in persoon bij het bedrijf [benadeelde partij 2] is geweest om [stichting] aan te melden als klant. Verdachte heeft bekend dat hij dit bedrijf tegen een in het vooruitzicht gestelde vergoeding op zijn naam heeft gezet en moet hebben geweten dat het om een schijnconstructie ging. Nu verdachte daadwerkelijk naar het bedrijf is gegaan om zich als klant aan te melden, is er sprake van een uitvoeringshandeling en dus van medeplegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsman feit 1 primair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank ook feit 1 subsidiair niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. De rechtbank overweegt als volgt.
Om medeplichtigheid aan witwassen te bewijzen is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat verdachtes opzet was gericht op het behulpzaam zijn als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 2°, Sr, maar ook dat verdachtes opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het gronddelict of dat, voor zover dat niet (volledig) het geval was, het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel was gericht daarmee voldoende verband houdt (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:385).
Uit de stukken in het dossier blijkt dat verdachte met ingang van 9 november 2015 cliënt-beheerder is geworden van bankrekening [rekeningnummer] van het bedrijf [bedrijf 1]. Op 11 januari 2016 is op deze rekening het in de tenlastelegging genoemde bedrag van € 614.219,40 gestort. Uit het dossier volgt echter niet dat verdachte daadwerkelijk de beschikking heeft gehad over (de gelden op) die bankrekening.
Verdachte heeft verklaard dat hij tegen een vergoeding het bedrijf ‘ [stichting] ’ op naam heeft genomen (de rechtbank begrijpt: [stichting] ). Ook heeft hij ooit in dat verband een kopie van zijn IDbewijs aan medeverdachte Visser gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat hieruit niet volgt dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte gericht was op het ten laste gelegde witwassen of op een ander misdrijf dat voldoende verband houdt met witwassen. Dat verdachte tegen betaling als bestuurder is aangesteld bij een rechtspersoon is daarvoor niet voldoende, omdat die gedraging nog niet betekent dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat (met gebruikmaking van een – kennelijk buiten zijn bemoeienis – geopende bankrekening van een – eveneens kennelijk buiten zijn bemoeienis – op zijn naam gezet andere rechtspersoon) gelden worden witgewassen of een daarmee voldoende verband houdend misdrijf zal worden gepleegd. Dat verdachte zijn bedenkingen had kunnen en moeten hebben is niet voldoende om aan te nemen dat hij ook opzet had op het gronddelict.
Ook van feit 2 primair en 2 subsidiair zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank – mede bezien in het licht van het hele onderzoek Ondoher – niet overtuigd van het feit dat het verdachte is geweest die zich heeft gemeld aan de balie van het bedrijf [benadeelde partij 2] . Dat brengt mee dat niet vaststaat dat verdachte een uitvoeringshandeling heeft verricht en dus niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van feit 2 primair.
Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of medeplichtigheid aan oplichting kan worden bewezen.
Ook hier geldt dat de rechtbank niet is gebleken dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte gericht was op de ten laste gelegde oplichting of een daarmee voldoende verband houdend ander misdrijf. De enkele vaststelling dat verdachte in de ten laste gelegde periode – tegen betaling – bestuurder was van [stichting] is daarvoor onvoldoende. Zoals overwogen is voor het aannemen van opzet op het gronddelict immers niet voldoende dat verdachte in zijn algemeenheid zijn bedenkingen had kunnen en moeten hebben bij zijn gedragingen.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van feit 2 subsidiair.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. S. Timmermans en mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 februari 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.