ECLI:NL:RBNNE:2022:294

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
18/830079-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan witwassen en oplichting met aanzienlijke bedragen en gebruik van valse identiteiten

Op 8 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan witwassen, medeplegen van oplichting en medeplichtigheid aan oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een witwasconstructie waarbij een bedrag van € 614.219,40, afkomstig van een Frans bedrijf, op verschillende bankrekeningen werd overgemaakt. De verdachte was de wettelijke vertegenwoordiger van deze rekeningen en had de bankpassen en codes aan medeverdachten overgedragen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet zelf de beschikking had over de bankrekeningen, maar dat hij wel medeplichtig was aan het witwassen door zijn rol als katvanger. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichting door valse identiteiten te gebruiken om goederen te verkrijgen van verschillende bedrijven, waaronder een trilplaat en een auto. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder bedragen voor de trilplaat en de auto.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18/830079-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 8 februari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 december 2021 en 25 januari 2022.
Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks de periode van 11 tot en met 14 januari 2016, althans in
2016, te Exloo en/of Delfzijl en/of elders in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (van) een voorwerp, te weten:
  • een geldbedrag van 614.219,40 euro, afkomstig van het Franse bedrijf [benadeelde partij 1] , heeftverworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, of van dat voorwerp gebruik gemaakt, althans, (meermalen) (van) (een) voorwerp(en), te weten: - op of omstreeks 12 januari 2016, een geldbedrag van 61.000 euro, en/of
  • op of omstreeks 13 januari 2016, een geldbedrag van 45.000 euro, en/of
  • op of omstreeks 13 januari 2016, een geldbedrag van 40.000 euro, en/of
  • op of omstreeks 13 januari 2016, een geldbedrag van 15.000 euro, in ieder geval (meermalen) eniggeldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, of van dat voorwerp gebruik gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of herkomst heeft verborgen of verhult, dan wel heeft verborgen of verhult wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was of voorhanden had,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen,
- die 614.219,40 euro ontvangen op een bedrijfsbankrekening, te weten een
bankrekening [rekeningnummer] van het bedrijf [bedrijf 1] ., terwijl verdachte en/of zijn medeverdachte(n) de eigenaar en/of directeur danwel de bestuurder(s) of gevolmachtigde(n) van dat bedrijf was/waren en/of de feitelijke beschikkingsmacht en/of de beschikkingsbevoegdheid had(den) over die bankrekening, en/of (vervolgens)
- die 61.000 euro en/of 45.000 euro en/of 40.000 euro en/of 15.000 euro,
althans (deel)geldbedrag(en), (telkens) doorgestort van die bankrekening [rekeningnummer] naar een of meer bankrekening(en) van (een) ander(e)
(schijn)bedrijf/bedrijven, te weten [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , terwijl verdachte en/of zijn medeverdachte(n) de bestuurder(s) of gevolmachtigde(n) van die/dat (schijn)bedrijf/bedrijven was/waren en/of de feitelijke beschikkingsmacht en/of de beschikkingsbevoegheid had(den) (ook) over dat/die bankrekening(en),
terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit het misdrijf;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of een of meer ander(en) op of omstreeks de periode van
11 tot en met 14 januari 2016, althans in 2016, te Exloo en/of Delfzijl en/of
elders in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met elkaar of een ander, althans alleen, (van) een voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van 614.219,40 euro, afkomstig van het Franse bedrijf [benadeelde partij 1] , heeftverworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, of van dat voorwerp gebruik gemaakt,
althans, (meermalen) (van) (een) voorwerp(en), te weten:
  • op of omstreeks 12 januari 2016, een geldbedrag van 61.000 euro, en/of
  • op of omstreeks 13 januari 2016, een geldbedrag van 45.000 euro, en/of
  • op of omstreeks 13 januari 2016, een geldbedrag van 40.000 euro, en/of
  • op of omstreeks 13 januari 2016, een geldbedrag van 15.000 euro, in ieder geval (meermalen) eniggeldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, of van dat voorwerp gebruik gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of herkomst heeft verborgen of verhult, dan wel heeft
verborgen of verhult wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was of voorhanden had,
immers heeft die [medeverdachte 1] tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen,
- die 614.219,40 euro ontvangen op een bedrijfsbankrekening, te weten een
bankrekening [rekeningnummer] van het bedrijf [bedrijf 1] ., terwijl die [medeverdachte 1] of ander(en) de feitelijke beschikkingsmacht had(den) over die bankrekening, en/of (vervolgens)
- die 61.000 euro en/of 45.000 euro en/of 40.000 euro en/of 15.000 euro,
althans (deel)geldbedrag(en), (telkens) doorgestort van die bankrekening [rekeningnummer] naar een of meer bankrekening(en) van (een) ander(e)
(schijn)bedrijf/bedrijven, te weten [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , terwijl die [medeverdachte 1] of ander(en) de feitelijke beschikkingsmacht had(den) (ook) over dat/die bankrekening(en), terwijl die [medeverdachte 1] of ander(en) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit het misdrijf, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
- ten behoeve van die [medeverdachte 1] of ander(en) zich bij de Kamer van
Koophandel als vertegenwoordiger of gevolmachtigde en/of als bestuurder of handelingsbevoegde te laten registreren met betrekking tot het/de
(schijn)bedrijf/bedrijven [bedrijf 3] en/of [bedrijf 2] en/of de bankrekeningen [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] behorende bij dat/die bedrijf/bedrijven, en/of
- de bijbehorende bankpas(sen) en/of bankbescheiden aan die [medeverdachte 1]
of ander(en) heeft gegeven en/of ter beschikking gegeven en/of gelaten, en/of (aldus)
- zich als katvanger voor die [medeverdachte 1] of ander(en) heeft aangebodenen/of laten gebruiken;
2. hij op of omstreeks 18 mei 2016 te Groningen en/of Delfzijl en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het bedrijf [benadeelde partij 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een trilplaat, en/of het aangaan van een schuld, te weten een huurovereenkomst, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, met dat oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • zich begeven naar dat bedrijf [benadeelde partij 2] , en/of
  • daar gezegd dat hij directeur was van een bedrijf [bedrijf 4] en/of
  • aangegeven dat hij op naam van dat bedrijf [bedrijf 4] een trilplaat wilde huren, en/of
  • ( aldus) zich gepresenteerd als bonafide directeur van een serieus enbestaand bedrijf en als bonafide huurder, waardoor dat bedrijf [benadeelde partij 2] werd bewogen tot genoemde afgifte en/of het aangaan van die schuld;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 18 mei 2016 tot 4 januari 2017 te Groningen en/of Delfzijl en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk een trilplaat, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten op grond van een huurovereenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3. hij of omstreeks 10 december 2015 te Delfzijl en/of Lijnden en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het bedrijf [benadeelde partij 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een auto, merk VW Caddy, kenteken [kenteken] , immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, met dat oogmerk - zakelijk weergegeven valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • zich gepresenteerd als bonafide directeur/bestuurder van een serieus bedrijf [bedrijf 1] . en/of
  • een leasecontract getekend met dat bedrijf [benadeelde partij 3] aangaande dieauto, en/of (aldus)
  • zich voorgedaan als bonafide contractant van een leaseovereenkomst,waardoor dat bedrijf [benadeelde partij 3] werd bewogen tot genoemde afgifte;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 10 december 2015 tot 4 januari 2017 te
Delfzijl en/of Lijnden en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk een auto, merk VW Caddy, kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten op grond van een leaseovereenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4. hij in of omstreeks de periode van 18 februari 2016 tot 23 juni 2016 te
Delfzijl en/of Groningen en/of Almere, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
het bedrijf Opti Lease heeft bewogen tot afgifte van een auto, merk BMW 3-Gran Turismo, kenteken[kenteken] , (950035-16, ZD-006, aangifte p. 4062 e.v.,) en/of
het bedrijf [benadeelde partij 4] heeft bewogen tot afgifte van een auto, merk BMW type X3,kenteken [kenteken] , en/of een auto, merk VW Caddy, kenteken [kenteken] , (830079-17; aangifte p.37 e.v.,) in elk geval van enig goed,
immers heeft verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, met dat oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - zich laten registreren als eigenaar en/of bestuurder of
vertegenwoordiger/gevolmachtigde van een (schijn)bedrijf/bedrijven [bedrijf 5] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 6]
, en/of
  • een of meer (financial) leaseovereenkomst(en) gesloten op naam van hetbedrijf [bedrijf 5] , en/of (daarbij)
  • een kopie van een ID-bewijs overhandigd, en/of
  • zich gepresenteerd als bonafide vertegenwoordiger/bestuurder van [bedrijf 5]
en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 6] en/of zich voorgedaan als bonafide contractant, waardoor dat/die bedrijf/bedrijven (telkens) werd(en) bewogen tot genoemde afgifte(n);
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven ander(en) in of omstreeks de periode van 18 februari 2016 tot 23 juni 2016 te Delfzijl en/of
Groningen en/of Almere en/of Utrecht, tezamen en in vereniging met elkaar of een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het bedrijf Opti Lease heeft bewogen tot afgifte van een auto, merk BMW 3-Gran Turismo, kenteken [kenteken] , (ZD-006, parketnummer 950035-16), en/of het bedrijf [benadeelde partij 4] heeft bewogen tot afgifte van een auto, merk BMW type X3, kenteken [kenteken] , en/of een auto, merk VW Caddy, kenteken [kenteken] , in elk geval van enig goed, immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of ander(en) (telkens) tezamen en in vereniging met elkaar of een of meer anderen, althans alleen, met dat oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • een of meer (financial) leaseovereenkomsten gesloten op naam van het bedrijf [bedrijf 5] , en/of
  • een of meer valse naam/namen en/of handtekening(en) gebruikt en/ofgeplaatst, en/of
  • een kopie van een ID-bewijs overhandigd, en/of
  • zich gepresenteerd als bonafide vertegenwoordiger/bestuurder van het/de
bedrijf/bedrijven [bedrijf 5] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 6] en/of zich voorgedaan als bonafide contractant,
waardoor dat/die bedrijf/bedrijven (telkens) werd(en) bewogen tot genoemde afgifte(n),
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf/misdrijven verdachte toen daar
(telkens), tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft, door (telkens) opzettelijk
- ten behoeve van die [medeverdachte 1] en/of (een) ander(en) zich laten
registreren bij de Kamer van Koophandel als eigenaar en/of bestuurder of vertegenwoordiger/gevolmachtigde van dat/die (schijn)bedrijf/bedrijven [bedrijf 5] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 6] , en/of
  • die [medeverdachte 1] en/of (een) ander(en) een kopie van een ID-bewijs teoverhandigen en/of te laten gebruiken, en/of
  • die [medeverdachte 1] en/of (een) ander(en) verdachtes en/of zijn
medeverdachtes naam en/of personalia als schuilnaam of verhullende identiteit aan te bieden en/of te laten gebruiken, en/of
- ( ( aldus) zich als katvanger voor die [medeverdachte 1] en/of (een) ander(en)
aan te bieden en/of te laten gebruiken met betrekking tot (het handelen namens) dat/die bedrijf/bedrijven.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 4 primair en heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 subsidiair.
Ten aanzien van feit 1 primair heeft de officier van justitie daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft deel uitgemaakt van een witwasconstructie, en was zich daarvan ook bewust. Hij had de beschikking over de geldbedragen die zijn overgeboekt op de rekeningen van [bedrijf 1] ., [bedrijf 2] en [bedrijf 3] . Hij was immers bevoegd om te handelen namens deze bedrijven en was de rekeninghouder van de bijbehorende rekeningen.
Hoewel verdachte de bankpassen en de codes voor het internetbankieren had afgegeven aan een medeverdachte, had hij nog steeds een zodanige feitelijke zeggenschap over de bankrekeningen, en daarmee over het geld, dat hij dit geld voorhanden heeft gehad in de zin van art. 420bis Sr. Verdachte zou immers nog steeds de eerder afgegeven bankpassen kunnen blokkeren, een nieuwe bankpas kunnen aanvragen of de bankrekeningen kunnen blokkeren. Ook had verdachte door opname bij een bankfiliaal over het tegoed op de bankrekeningen kunnen beschikken.
Daarbij komt dat verdachte degenen met wie hij samenwerkte kende en contacten met onder andere medeverdachte [medeverdachte 1] onderhield over de saldi. Het was ook geen eenmalige aangelegenheid. Verdachte had meerdere bedrijven en rekeningen op naam, steeds tegen betaling. Hij verrichtte ook andere handelingen – waaronder concrete oplichtingen – voor de mensen die zich op de achtergrond hielden. Dit alles bij elkaar maakt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en dat medeplegen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair en feit 4 primair
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat op 11 januari 2016 € 614.219,40 werd overgeschreven vanaf een bankrekening van de Franse onderneming [benadeelde partij 5] naar de bankrekening [rekeningnummer] . Deze bankrekening staat op naam van [bedrijf 1] en vanaf deze bankrekening werden onder andere de volgende bedragen overgeschreven: • Op 12 januari 2016 werd € 61 .000,00 overgeschreven naar de bankrekening
[rekeningnummer] ten name van [bedrijf 3]
• Op 13 januari 2016 werd € 45.000,00 overgeschreven naar de bankrekening
[rekeningnummer] ten name van [bedrijf 3]
• Op 13 januari 2016 werd € 40.000,00 overgeschreven naar de bankrekening
[rekeningnummer] ten name van [bedrijf 3]
• Op 13 januari 2016 werd € 15.000,00 overgeschreven naar de bankrekening
[rekeningnummer] ten name van [bedrijf 2]
Verdachte is de wettelijke vertegenwoordiger van de bankrekeningen van [bedrijf 2] en [bedrijf 3]
Er is sprake geweest van witwassen, in die zin dat geld dat onmiddellijk van misdrijf (oplichting) afkomstig was is verworven, voorhanden is geweest en is omgezet.
De bijdrage van verdachte heeft – zoals hij zelf ook heeft verklaard – hieruit bestaan dat hij omstreeks de periode waarin is witgewassen de betrokken bedrijven tegen betaling op zijn naam heeft gehad en ten tijde van het witwassen de wettelijke vertegenwoordiger was van de bankrekeningen van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat verdachte bij de witwashandelingen zelf betrokken is geweest, nu er geen bewijs is dat hij zelf feitelijk de beschikking had over die bankrekeningen en de bijbehorende bankpassen en codes voor het internetbankieren.
Dat verdachte vanwege de tenaamstelling van de rekening daarover zeggenschap had, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor de conclusie dat hij de gelden zélf voorhanden heeft gehad. Nu zijn bijdrage ook overigens van onvoldoende materieel of intellectueel gewicht is geweest, kan zijn handelen niet worden gekwalificeerd als medeplegen.
De rechtbank acht feit 1 primair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Wel is sprake geweest van medeplichtigheid, nu verdachte het witwassen opzettelijk heeft gefaciliteerd door wettelijk vertegenwoordiger te zijn van de bankrekeningen en de bijbehorende bankpassen en codes voor het internetbankieren aan anderen heeft gegeven.
Daar komt bij dat verdachte hier telkens een vergoeding voor heeft gekregen. Onder deze omstandigheden is ook sprake van opzet van verdachte op het gronddelict.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 4 primair bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van het medeplegen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Feit 1 subsidiair
1. Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifte van mr. [naam 1] namens [benadeelde partij 1] ,opgenomen op pagina 1009 e.v. van het dossier Ondoher NNRDC16013 d.d. 26 januari 2007, inhoudende als verklaring van [naam 1] :
Ik treed op als advocate van [benadeelde partij 1] te Frankrijk. Door middel van een valse factuur is cliënt bewogen tot het overmaken van een geldbedrag ter hoogte van
€ 614.219,40 op een bankrekening die niet toebehoort aan de beoogde en rechtmatige ontvanger van het geldbedrag, terwijl die suggestie met behulp van een valse factuur is gewekt. Cliënt huurt een pand. Ene [naam 2] nam contact op met cliënt en vertelde mijn cliënt dat de bankgegevens van de verhuurder waren gewijzigd. Bij die berichtgeving werd onder andere een valse factuur verstrekt, waarin werd verzocht de huursom ter hoogte van
€ 614.219,40 over te maken op een ander rekeningnummer, te weten [rekeningnummer] . In de veronderstelling dat de wijziging van het IBAN legitiem was, is door [benadeelde partij 1] op 11 januari 2016 een reguliere betaling gedaan voor huur van € 614.219,40 op dit rekeningnummer.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie
Districtsrecherche Amsterdam-centrum/Noord d.d. 28 januari 2016, opgenomen op pagina 11030 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 11 januari 2016 werd € 614.219,40 overgeschreven vanaf een bankrekening van de
Franse onderneming [benadeelde partij 5] naar de bankrekening
[rekeningnummer] . De bankrekening [rekeningnummer] staat op naam van [bedrijf 1] . Vanaf de bankrekening [rekeningnummer] werden de volgende bedragen overgeschreven:
• Op 12 januari 2016 werd € 387.596,00 overgeschreven naar de bankrekening[rekeningnummer] (Bank of China) ten name van [bedrijf 10].
• Op 12 januari 2016 werd € 61.000,00 overgeschreven naar de bankrekening
[rekeningnummer] ten name van [bedrijf 3]
• Op 13 januari 2016 werd € 45.000,00 overgeschreven naar de bankrekening
[rekeningnummer] ten name van [bedrijf 3]
• Op 13 januari 2016 werd € 40.000,00 overgeschreven naar de bankrekening
[rekeningnummer] ten name van [bedrijf 3]
• Op 13 januari 2016 werd € 15.000,00 overgeschreven naar de bankrekening
[rekeningnummer] ten name van [bedrijf 2]
• Op 13 januari 2016 werd € 65.000,00 overgeschreven naar de bankrekeningNL [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 7] .
[verdachte] , geboren [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] is de wettelijke vertegenwoordiger van de bankrekeningen van [bedrijf 2] en [bedrijf 3]
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 4 januari 2017, opgenomen op pagina 8019 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik ben katvanger geweest en ik heb bedrijven op mijn naam gehad die niet van mij waren. Ik kreeg geld als ik bedrijven op naam zou zetten en als ik papieren voor hen moest tekenen. Ik bedoel [naam 3] , [medeverdachte 1] en [naam 4] .
[bedrijf 3] heb ik op naam gehad voor [naam 3] , [medeverdachte 1] en [naam 4] . Ik heb voor dit bedrijf ook een rekening geopend bij de ING. [medeverdachte 1] had de bankpas in zijn bezit en de code voor het internetbankieren. Jullie houden mij voor dat er op 13 januari 2016 een bedrag van € 146.000 is bijgeschreven. Ik werd daarover door [medeverdachte 1] gebeld.
[bedrijf 2] heb ik op naam gehad voor [medeverdachte 1] . Ik kreeg daar geld voor. Ik werd door [medeverdachte 1] gebeld en soms door [naam 4] of [naam 3] . Ik heb voor dit bedrijf ook een bankrekening bij de ING geopend. Ik moest deze rekening openen voor het bedrijf voor
[medeverdachte 1] , [naam 3] en [naam 4] . Ik moest de bankpas aan hen geven samen met de codes voor het internetbankieren.
[bedrijf 1] is het eerste bedrijf dat ik op naam heb genomen. Ik heb vervolgens een bankrekening geopend bij de ING en ik kreeg er € 50 voor.
Feit 2 primair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland
d.d. 14 juli 2016, opgenomen op pagina 4006 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
Op 18 mei 2016 kwamen twee personen aan de balie in het filiaal in de [straatnaam] in Groningen. Zij wilden een trilplaat huren. De persoon die de huur op naam heeft in het huurcontract, zei de directeur te zijn van [bedrijf 6] . Hij legitimeerde zich als [verdachte] , geboren te Delfzijl op [geboortedatum] 1990. De trilplaat is meegegeven.
Er is op 19 mei nog gebeld met het nummer van [verdachte] en daarbij is gezegd dat de trilplaat terug moest. Tot op heden is de trilplaat niet terug.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een formulier aanvraag klantnummer, opgenomen op pagina4009 van voornoemd dossier, inhoudende:
Naam bedrijf: [bedrijf 6] . Contactpersoon: [verdachte] . Functie: directeur. Datum: 18 mei 2016.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel,opgenomen op pagina 4011 van voornoemd dossier, inhoudende:
[bedrijf 6]
Enig aandeelhouder en bestuurder: [bedrijf 6] sinds 14 augustus 2012.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel,opgenomen op pagina 4012 van voornoemd dossier, inhoudende:
[bedrijf 6]
Bestuurders: [verdachte] (alleen/zelfstandig bevoegd). Datum in functie: 1 januari 2016.
[medeverdachte 2] (gezamenlijk bevoegd met andere bestuurder(s). Datum in functie: 1 januari 2016.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland
d.d. 4 januari 2017, opgenomen op pagina 8031 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik stond op papier als eigenaar/directeur van [bedrijf 6] , maar in werkelijkheid was dat niet zo. Ik ben naar [benadeelde partij 2] gegaan om mij te legitimeren. [medeverdachte 1] had vooraf gebeld over die trilplaat met [benadeelde partij 2] .
Op de documenten van [benadeelde partij 2] staan mijn naam en handtekening. Ik heb dit document ondertekend en ingevuld. Het huurcontract heb ik getekend. Ik heb voor het regelen van de trilplaat € 75,- gekregen van [medeverdachte 1] .
Feit 3 primair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland
d.d. 11 april 2016, opgenomen op pagina 4032 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 5] namens [benadeelde partij 3] :
Deze aangifte richt zich tegen [verdachte] , geboortedatum [geboortedatum] 1990, in zijn functie als directeur (alleen/zelfstandig bevoegd) van [bedrijf 1] .
Op 10-12-2015 is er een leaseovereenkomst gesloten tussen [benadeelde partij 3] en [bedrijf 1] met betrekking tot het leasen van een Volkswagen, type Caddy, met kenteken [kenteken] . Volgens het contract moest [bedrijf 1] een maandelijkse leasevergoeding betalen ter hoogte van 345,05 per maand. Tot op heden is er door [bedrijf 1] nimmer enige betaling verricht. Ondanks meerdere sommaties heeft [verdachte] de auto niet ingeleverd.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een formulier financiële lease (huurkoop) overeenkomst,opgenomen op pagina 4048 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Leasemaatschappij: [benadeelde partij 3] .
Eindgebruiker: [bedrijf 1]
De heer [verdachte] . Directeur, alleen zelfstandig bevoegd.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel Kamer van Koophandel, opgenomen op pagina4043 van voornoemd dossier, inhoudende:
[bedrijf 1]
- Enig aandeelhouder en bestuurder: [bedrijf 8] . Datum in functie: 30 december 2011.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel Kamer van Koophandel, opgenomen op pagina 4041 van voornoemd dossier, inhoudende:
[bedrijf 8] .
  • Enig aandeelhouder (sinds 28 juli 2015): [bedrijf 9]
  • Bestuurder: [verdachte] (alleen/zelfstandig bevoegd) In functie: 1 november 2015.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland
d.d. 4 januari 2017, opgenomen op pagina 8035 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb waarschijnlijk deze overeenkomst met [benadeelde partij 3] getekend. Ik heb die overeenkomst getekend omdat ik geld nodig had om te overleven. Ik heb er € 50 voor gekregen van [medeverdachte 1] . Ik heb geen idee waar deze auto is gebleven.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland
d.d. 17 juli 2017, opgenomen op pagina 46 e.v. van het proces-verbaal van de politie Noord Nederland met nummer PL0100-2017175621 d.d. 18 juli 2017, inhoudende als verklaring van verdachte:
Volgens mij was ik gemachtigde van [bedrijf 9] . Volgens mij was ik gemachtigd voor een bankrekening. [bedrijf 1] was een bedrijf alleen om geld mee te verdienen. Achter deze bedrijven zitten werkelijk [medeverdachte 1] en [naam 3] . Van de Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] weet ik dat deze uiteindelijk bij [medeverdachte 1] is beland. Jullie tonen mij het contract van deze auto. Dit is vast via de mail binnengekomen dat ik dat destijds heb getekend. Iemand anders krijgt dan de auto mee.
Dit is wel mijn handtekening.
Feit 4 subsidiair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland
d.d. 2 mei 2016, opgenomen op pagina 4063 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 6] namens [benadeelde partij 6] :
[benadeelde partij 6] is gevestigd in Groningen. Op 11 maart 2016 werd er een auto verhuurd aan
[bedrijf 5] t.a.v. mevrouw [medeverdachte 2] . De auto betreft een BMW 3-Gran Turismo, kenteken [kenteken] . Deze auto is eigendom van [benadeelde partij 6] . De auto werd naar Almere gebracht, naar [straatnaam] . Dat betreft een bedrijfsverzamelgebouw.
Vervolgens werd er niet gereageerd op mailverkeer, telefoonverkeer en post en ook de betalingen bleven uit.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een contract, opgenomen op pagina 4068 e.v. van voornoemddossier, inhoudende:
Lessor: [benadeelde partij 6] . Lessee: [bedrijf 5] t.a.v. mevrouw [medeverdachte 2] . Almere, 9 maart 2016.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland
d.d. 23 juni 2016, opgenomen op pagina 37 e.v. van het proces-verbaal van de politie NoordNederland met nummer PL 0100-2016220323 d.d. 16 januari 2017, inhoudende als verklaring van [naam 7] namens [benadeelde partij 4] :
Op of omstreeks 18 februari 2016 is er een leaseovereenkomst gesloten tussen [benadeelde partij 4] en [bedrijf 5] met betrekking tot het leasen van de BMW X3 met kenteken [kenteken] . Daar er nimmer voor de contracten iets is betaald, heeft [benadeelde partij 4] de leaseovereenkomst ontbonden.
Op of omstreeks 19 maart 2016 is er nog een leaseovereenkomst gesloten tussen [benadeelde partij 4] en [bedrijf 5] met betrekking tot het leasen van een Volkswagen Caddy met kenteken VT880H. Ook in dit contract heeft er nog nimmer een betaling plaatsgevonden.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een overeenkomst financiële lease (2), opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Leasegever: [benadeelde partij 4] . Leasenemer: [bedrijf 5] BMW X3. Kenteken: [kenteken] . [medeverdachte 2] .
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een overeenkomst financiële lease (2), opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Leasegever: [benadeelde partij 4] . Leasenemer: [bedrijf 5] Volkswagen Caddy. Kenteken: [kenteken] .
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel Kamer van Koophandel, opgenomen op pagina 74 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
[bedrijf 5]
Enig aandeelhouder: [bedrijf 6]
Bestuurder: [bedrijf 6] . Datum in functie: 14 augustus 2012.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel Kamer van Koophandel, opgenomen op pagina 58 van voornoemd dossier, inhoudende:
[bedrijf 6]
Bestuurders: [verdachte] (alleen/zelfstandig bevoegd) en [medeverdachte 2] (gezamenlijk bevoegd). Datum in functie: 1 januari 2016.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland
d.d. 5 januari 2017, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
[bedrijf 5] staat sowieso op mijn naam. Er is een auto geleased door [medeverdachte 1] . Hij heeft de auto ook gehaald. [bedrijf 6] is de basis. Hieronder vallen alle BV’s. Op papier ben ik de eigenaar van het bedrijf. Feitelijk is [medeverdachte 1] hierover de baas. Ik heb het bedrijf op mijn naam gezet voor [medeverdachte 1] .
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 3 primair en feit 4 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
een of meer ander(en) in de periode van 11 tot en met 14 januari 2016, in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar of alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 614.219,40 euro, afkomstig van het Franse bedrijf [benadeelde partij 1] , heeft/hebben verworven en voorhanden gehad en overgedragen en omgezet,
terwijl die ander(en) wist(en) dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door zich opzettelijk als katvanger voor die ander(en) te hebben aangeboden en te laten gebruiken;
2.
hij op 18 mei 2016 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, het bedrijf [benadeelde partij 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een trilplaat, en het aangaan van een schuld, te weten een huurovereenkomst, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte met dat oogmerk
  • zich begeven naar dat bedrijf [benadeelde partij 2] , en
  • daar valselijk en in strijd met de waarheid gezegd dat hij directeur was van een bedrijf [bedrijf 4] en- aangegeven dat hij op naam van dat bedrijf [bedrijf 4] een trilplaat wilde huren, en
  • zich aldus gepresenteerd als bonafide directeur van een serieus en bestaand bedrijf en als bonafidehuurder, waardoor dat bedrijf [benadeelde partij 2] werd bewogen tot genoemde afgifte en het aangaan van die schuld;
3.
hij op 10 december 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, het bedrijf [benadeelde partij 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een auto, merk VW Caddy, kenteken [kenteken] , immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), met dat oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
  • zich gepresenteerd als bonafide directeur van een serieus bedrijf [bedrijf 1] . en
  • een leasecontract getekend met dat bedrijf [benadeelde partij 3] aangaande die auto, en
  • zich aldus voorgedaan als bonafide contractant van een leaseovereenkomst,waardoor dat bedrijf [benadeelde partij 3] werd bewogen tot genoemde afgifte;
4.
ander(en) in de periode van 18 februari 2016 tot 23 juni 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, het bedrijf Opti Lease heeft/hebben bewogen tot afgifte van een auto, merk BMW 3-Gran Turismo, kenteken [kenteken] , en het bedrijf [benadeelde partij 4] heeft/hebben bewogen tot afgifte van een auto, merk BMW type X3, kenteken [kenteken] , en een auto, merk VW Caddy, kenteken [kenteken] ,
tot het plegen van welke misdrijven verdachte toen daar telkens opzettelijk behulpzaam is geweest door telkens opzettelijk
  • zich ten behoeve van die ander(en) te laten registreren bij de Kamer van Koophandel als bestuurdervan die schijnbedrijven [bedrijf 5] en [bedrijf 6] , en
  • die ander(en) zijn naam en/of personalia als schuilnaam of verhullende identiteitaan te bieden en te laten gebruiken, en
  • ( aldus) zich als katvanger voor die ander(en) aan te bieden en te laten gebruiken met betrekking tot(het handelen namens) die bedrijven.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair, 2 primair,
3 primair en 4 subsidiair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan witwassen. Hij heeft daartoe diverse bedrijven op zijn naam gezet en uit hoofde van die bedrijven bankrekeningen geopend. Vervolgens heeft hij de bij die bankrekeningen behorende bankpassen en codes voor het internetbankieren afgegeven aan zijn medeverdachten. Verdachte is op die manier behulpzaam geweest bij het aan het zicht van justitie onttrekken van een geldbedrag van ruim € 600.000,-, welk bedrag is verkregen door middel van oplichting van een Frans bedrijf. Door zo te handelen wordt de integriteit van het financieel en economische verkeer aangetast. Bovendien bevordert witwassen het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Daarnaast heeft verdachte zich twee keer schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting en aan medeplichtigheid aan oplichting van verschillende bedrijven.
Verdachte zette voor andere personen bedrijven op zijn naam, terwijl hij wist dat het schijnbedrijven waren. Vervolgens sloot hij een (huur)overeenkomst met deze bedrijven door ter plekke een contract te ondertekenen of een door hem getekend contract per e-mail op te sturen.
Door zo te handelen heeft verdachte deze verschillende bedrijven grote (financiële) schade berokkend, welke schade in sommige gevallen in de tienduizenden euro’s loopt. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie van 10 november 2021 waaruit blijkt dat verdachte eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. De rechtbank heeft in dat kader ook rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de op te leggen straf voor feit 1 de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van strafzaken zoals deze een gevangenisstraf tussen de 18 en 24 maanden vastgesteld. Daarbij gaat het om fraude met een benadelingsbedrag tussen de € 500.000,00 tot € 1.000.000,00.
Strafverzwarend is echter dat verdachte zich daarnaast ook schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van en medeplichtigheid aan oplichting.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, lid 1, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf de inverzekeringstelling van verdachte op 4 januari 2017, en gaat derhalve een termijn van twee jaren ruimschoots te boven. Deze overschrijding dient in de straf te worden verdisconteerd.
De rechtbank acht in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 maanden passend en geboden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Benadeelde partijen
De volgende bedrijven hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 2] tot een bedrag van € 5.060,- ter zake van materiële schade, vermeerderd metwettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 7] tot een bedrag van € 28.848,23 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
[benadeelde partij 4] tot een bedrag van € 64.950,- ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [benadeelde partij 7] niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
De vordering van [benadeelde partij 2] kan deels worden toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 2.226,98. Het betreft de restwaarde van de trilplaat na aftrek van de uitkering van de verzekering en de opgevoerde administratiekosten.
De vordering van [benadeelde partij 4] kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij [benadeelde partij 7] niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Uit de stukken in het dossier blijkt niet dat [benadeelde partij 7] Lease B.V de rechtsopvolger is van [benadeelde partij 3] .
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 primair bewezen verklaarde. De schade wordt door de rechtbank, in navolging van de officier van justitie, begroot op € 2.226,98. De vordering zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 18 mei 2016. De rechtbank zal het overige deel van de vordering afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [benadeelde partij 4] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 december 2015.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 48, 49, 57, 63, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 4 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 primair en 4 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/830079-17, feit 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde partij 2]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 mei 2016 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.226,98 (zegge: tweeduizend tweehonderd zesentwintig euro en achtennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2016 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor
de duur van 32 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Wijst af het overige deel van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Ten aanzien van 18/830079-17, feit 3
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 7] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van 18/830079-17, feit 4
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde partij 4]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juni 2016 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 4] aan de Staat te betalen een bedrag van € 64.950,-
(zegge: vierenzestigduizend negenhonderd en vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2016 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 334 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. S. Timmermans en mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 februari 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.