ECLI:NL:RBNNE:2022:2932

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
LEE 22/2580
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouw van een nieuwe beweegbare fiets- en voetgangersbrug te Wergea

Op 18 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden. Verzoekers hebben een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij zij vroegen om te verbieden te beginnen met de bouw van een nieuwe beweegbare fiets- en voetgangersbrug ter hoogte van Hilleburen 14 te Wergea, totdat er een definitieve uitspraak is gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen beroepsprocedure loopt tegen het besluit waar het verzoek betrekking op heeft.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De zaak heeft een lange voorgeschiedenis, waarbij verweerder in eerdere besluiten omgevingsvergunningen heeft verleend en bezwaren van verzoekers ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken besluiten van verweerder vernietigd, maar tegen het laatste besluit van 26 januari 2021 hebben verzoekers geen beroep ingesteld. Hierdoor was er geen lopende beroepsprocedure, wat een vereiste is voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het openbaar en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2580

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 augustus 2022 in de zaak tussen

[namen] , uit [woonplaats] , verzoekers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, verweerder
(gemachtigde: H. Helbig).

Procesverloop

Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om de voorlopige voorziening te treffen dat het wordt verboden om te beginnen met de bouw van een nieuwe beweegbare fiets- en voetgangersbrug ter hoogte van Hilleburen 14 te Wergea (brug) totdat er een definitieve uitspraak ligt.
Verweerder heeft een reactie op het verzoek aan de voorzieningenrechter toegezonden.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2.1
Bij primair besluit van 7 december 2018 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van de brug. Bij besluit van 6 juni 2019 heeft verweerder het bezwaar hiertegen van verzoekers ongegrond verklaard. Bij besluit van 31 januari 2020 heeft verweerder het besluit van 6 juni 2019 ingetrokken, wijzigingen aangebracht in het primaire besluit en het bezwaar van verzoekers ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 26 november 2020 heeft de rechtbank het beroep van verzoeker [naam] tegen het besluit van 31 januari 2020 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd.
2.2
Bij besluit van 2 december 2020 heeft verweerder het bezwaar van verzoekers ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 12 januari 2021 heeft de rechtbank het beroep van verzoekers tegen dit besluit op bezwaar gegrond verklaard en het besluit vernietigd.
2.3
Bij besluit van 26 januari 2021 heeft verweerder, na het aanbrengen van wijzigingen en toevoegingen, het bezwaar van verzoekers ongegrond verklaard. Tegen dit besluit op bezwaar hebben verzoekers geen beroep ingesteld.
3. Het verzoek om voorlopige voorziening gaat over het primaire besluit en over het besluit op bezwaar van 26 januari 2021. De voorzieningenrechter constateert dat tegen dat laatste besluit geen beroepsprocedure loopt. Alleen als dat wel het geval is, kan iemand een verzoek om voorlopige voorziening doen. Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.