ECLI:NL:RBNNE:2022:2905

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
175011
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling in een complexe ouderschapsrelatie met onvoldoende communicatie en grote reisafstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 juli 2022 een beschikking gegeven inzake de zorgregeling voor [de minderjarige]. De rechtbank heeft eerder, op 1 december 2021, de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) opdracht gegeven om een onderzoek in te stellen naar de zorgregeling. De RvdK heeft geconcludeerd dat co-ouderschap niet in het belang van [de minderjarige] is, gezien de slechte communicatie en de grote reisafstand tussen de ouders. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder een raadsrapport van de RvdK en reacties van beide ouders op dit rapport.

De RvdK heeft geadviseerd om een duidelijke en vaste zorgregeling vast te stellen, waarbij de ouders een inspanningsverplichting hebben om de omgang duurzaam succesvol te laten verlopen. De vrouw heeft ingestemd met het advies van de RvdK, terwijl de man zich tegen de voorgestelde regeling verzet, omdat hij vindt dat deze te abstract is en niet voldoende rekening houdt met zijn wensen. De rechtbank heeft de argumenten van beide ouders afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de door de RvdK geadviseerde zorgregeling het meest in het belang van [de minderjarige] is.

De rechtbank heeft bepaald dat [de minderjarige] eenmaal in de twee weken een weekend bij de man verblijft en dat feestdagen en vakanties jaarlijks voor 1 januari door de ouders bij helfte verdeeld moeten worden, aan de hand van een schriftelijke jaarplanning. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/175011 / FA RK 20-1075
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 18 juli 2022
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen: de man,
advocaat: mr. H.D. Postma, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. P. Bollema, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij beschikking van 1 december 2021, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd, heeft de rechtbank aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna aan te duiden met: de RvdK) de opdracht gegeven om een onderzoek in te stellen naar de zorgregeling betreffende [de minderjarige], en om de rechtbank hierover te adviseren.
1.2.
Nadien heeft de rechtbank kennisgenomen van:
- een brief van de RvdK, met als bijlage het raadsrapport, ontvangen op 2 juni 2022;
- een bericht met bijlage van de vrouw, ontvangen op 14 juni 2022;
- een bericht met bijlage van de man, ontvangen op 16 juni 2022.
1.3.
Vervolgens heeft de rechtbank de zaak op 18 juli 2022 pro forma behandeld.

2.Beoordeling

Advies RvdK
2.1.
De RvdK is van mening dat co-ouderschap niet in het belang is van [de minderjarige]. Partijen hebben geen goede ouderschapsrelatie, kunnen niet met elkaar samenwerken en er is geen sprake van constructieve communicatie. Het ontbreekt partijen aan wederzijds respect en er heerst veel onderling wantrouwen. Voor [de minderjarige] geldt dat zij baat heeft bij het positieve contact dat zij heeft met haar beide ouders. Zowel de man als de vrouw kunnen volgens de RvdK een waardevolle bijdrage leveren aan de opvoeding van [de minderjarige], waarin zij elkaar aanvullen. Als partijen dichter bij elkaar hadden gewoond, was een evenwichtige verdeling van de zorgtaken wellicht een optie geweest, maar onder de gegeven omstandigheden zou het (gelet op reistijd en het 'schakelen') te belastend zijn voor [de minderjarige].
2.2.
RvdK vindt het noodzakelijk dat er een duidelijke en vaste zorgregeling komt, waarbij partijen een inspanningsverplichting hebben om de omgang duurzaam succesvol te laten verlopen. Voor [de minderjarige] is het belangrijk dat er rust komt in haar leven en dat de regeling duidelijk en voorspelbaar voor haar is. Omdat [de minderjarige] zelf aangeeft dat zij de man mist, zij positief over hem spreekt en baat heeft bij het contact met de man, stelt de RvdK een uitbreiding van de huidige zorgregeling voor. De RvdK stelt een regeling voor waarbij het contactmoment tussen partijen wordt verminderd en waarbij de feestdagen en vakanties - aan de hand van een door partijen opgestelde jaarplanning - tijdig bij helfte worden verdeeld.
Reactie op het raadsrapport van de vrouw
2.3.
De vrouw heeft aangegeven dat zij kan instemmen met het advies van de RvdK dat co-ouderschap niet in het belang van [de minderjarige] is. Ook kan de vrouw instemmen met een wijziging van de zorgregeling, zoals door de RvdK geadviseerd. De vrouw verzoekt de rechtbank om de door de RvdK geadviseerde zorgregeling vast te stellen.
Reactie op het raadsrapport van de man
2.4.
De man heeft te kennen gegeven dat hij niet kan instemmen met de door de RvdK geadviseerde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, te meer hij de motivering met betrekking tot de vraag of co-ouderschap aan de orde kan zijn volstrekt onvoldoende vindt. Bovendien is de man van mening dat de voorgestelde regeling met betrekking tot de zomervakanties te abstract is. De man geeft aan dat het lastig is om met de vrouw een planning te maken, omdat de vrouw altijd schermt met haar werkrooster. In de praktijk zal de voorgestelde regeling er volgens de man toe leiden dat de man [de minderjarige] tijdens de helft van de vakanties niet zal zien. Van een evenredige verdeling van de vakanties is tot nu toe geen sprake en daarvan zal met de voorgestelde regeling ook in de toekomst geen sprake zijn. De man wil graag dat er een zeer concrete vakantieregeling wordt vastgesteld.
Inhoudelijke beoordeling
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat de door de RvdK geadviseerde zorgregeling het meest in het belang van [de minderjarige] is. De RvdK heeft volgens de rechtbank een gedegen onderzoek verricht en haar advies goed onderbouwd. Het is de rechtbank duidelijk dat de door de man verzochte co-ouderschapsregeling geheel niet haalbaar is. Partijen communiceren daarvoor volstrekt onvoldoende en partijen wonen te ver uit elkaar. Een co-ouderschapsregeling zou voor [de minderjarige] heel veel reistijd betekenen en veel schakelmomenten. Dat vraagt te veel van [de minderjarige], wat mogelijk tot gevolg heeft dat zij uiteindelijk oververmoeid raakt. Een co-ouderschapsregeling is daarmee niet in haar belang. Nu [de minderjarige] het fijn heeft bij haar vader en hem ook mist, ziet de rechtbank evenals de RvdK aanleiding tot uitbreiding van de zorgregeling.
2.6.
De man heeft bij brief van 15 juni 2022 aangegeven dat het advies van de RvdK ten aanzien van de vakantieregeling te abstract te vinden en vreest dat de vrouw in de praktijk de regeling zal dicteren waardoor de man [de minderjarige] slechts weinig ziet. Terzijde vraagt de rechtbank zich wel af hoe de man de door hem voorgestelde co-ouderschapsregeling in de praktijk had gezien nu partijen volgens hem het al niet eens kunnen worden over een verdeling van de vakanties. De rechtbank overweegt dat een vaste en gedetailleerde vakantieregeling in het algemeen tot veel discussies kan leiden tussen ouders omdat de persoonlijke situaties van ouders in de loop der jaren vaak wijzigen. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de verdeling van vakanties op het werk waar een ouder mee geconfronteerd wordt. Partijen zullen daarom toch echt ieder jaar zelf als twee volwassenen op een zakelijke manier met elkaar moeten overleggen en onderhandelen om te komen tot een compromis. Daarbij is het over en weer een kwestie van geven en nemen. Het vaststellen van een vakantieregeling is geen wedstrijd die gewonnen of verloren kan worden.
2.7.
Partijen geven allebei aan behoefte te hebben aan duidelijkheid over de vakantieregeling en willen allebei dat die duidelijkheid op tijd aanwezig is. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de door de RvdK geadviseerde jaarplanning door partijen gezamenlijk schriftelijk opgesteld moet worden voor 1 januari van het desbetreffende jaar. In die planning dient dan de gehele Kerstvakantie (die deels overloopt in het daar weer opvolgende jaar) betrokken te worden. Het aantal schoolvakantieweken dient 50/50 verdeeld te worden. Dit geldt ook voor de erkende feestdagen. Daarbij geeft de rechtbank partijen in overweging om bij hoogoplopende conflicten externe hulp te zoeken, bijvoorbeeld bij een mediator of het gebiedsteam.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt:
- [de minderjarige] verblijft eenmaal in de twee weken een weekend bij de man, ingaande op vrijdag na schooltijd tot maandagochtend, waarbij de man [de minderjarige] maandagochtend naar school brengt;
- feestdagen en vakanties worden door partijen jaarlijks voor 1 januari van het desbetreffende jaar bij helfte verdeeld, zo veel mogelijk aansluitend op de weekenden bij de ouder waar [de minderjarige] op dat moment is, aan de hand van een door partijen op te stellen schriftelijke jaarplanning;
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. G.J. Baken, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 889