Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
hierna te noemen de vader,
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 26 januari 2022 uitspraak gedaan over een verzoek van de vader om een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) te laten vervallen. De vader had een verzoek ingediend om de omgangsregeling met zijn kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], te wijzigen. De GI had eerder een schriftelijke aanwijzing gegeven die de omgang tussen de vader en zijn kinderen beperkte tot twee momenten van een uur in een periode van twee weken. De kinderrechter oordeelde dat de GI de aanwijzing voldoende zorgvuldig had voorbereid en dat er geen aanleiding was om deze te vervallen. De kinderrechter benadrukte dat de vader zijn belangen voldoende in de besluitvorming waren meegenomen en dat de GI de positieve verplichting had om de gezinsband te waarborgen. De kinderrechter wees het verzoek van de vader af en liet de schriftelijke aanwijzing in stand. Tevens werd opgemerkt dat een verzoek tot verdeling van zorg- en opvoedingstaken bij de familiekamer van de rechtbank ingediend dient te worden, en niet bij de kinderrechter.