ECLI:NL:RBNNE:2022:2876

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
18/109184-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met een hamer en mes

Op 11 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte, geboren in 1999 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd bijgestaan door advocaat mr. J.B. Pieters. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter. De zaak was gebaseerd op een incident dat plaatsvond op 18 januari 2021, waarbij de verdachte de aangever, [slachtoffer], met een hamer op het hoofd sloeg en met een mes in de richting van de buik stak. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van 36 maanden op. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht toegepast.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18/109184-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 augustus 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ), zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, thans verblijvende in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 februari 2022 (inhoudelijke behandeling) en 28 juli 2022 (voortgezette inhoudelijke behandeling).
Verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting van 28 juli 2022 vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 januari 2021 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal,
  • met een hamer op het hoofd en/of in het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeftgeslagen en/of
  • met een mes in de richting van de buikstreek, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeftgestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 januari 2021 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal,
  • met een hamer op het hoofd en/of in het gezicht en/of op de benen en/of op de armen, althans hetlichaam, van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
  • met een mes in de richting van de buikstreek, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeftgestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ondanks dat het dossier meerdere bewijsmiddelen bevat die belastend kunnen zijn voor verdachte, ontbreekt ieder motief en het scenario, zoals geschetst door aangever, is ongeloofwaardig. De getuigenis van [naam] is van geen enkele waarde voor het bewijs. Getuige [naam] ziet op 18 januari 2021 een volstrekt onbekende persoon zonder enige aanleiding een kamer binnenkomen, ziet in die kamer een begin van een vechtpartij waarbij ze dan weer niet ziet, wie wat doet en gaat vervolgens direct weg maar is wel in staat om anderhalf jaar later - bij de rechter-commissaris - een dader aan te wijzen. Iemand die zij, volgens haar eerder afgelegde verklaring, anderhalf jaar geleden nauwelijks heeft gezien en dat nog wel in bijzonder chaotische omstandigheden.
De door [slachtoffer] geschetste gang van zaken is zo onwaarschijnlijk dat duidelijk is dat het niet waar kan zijn, óf dat hele essentiële onderdelen ervan zijn weggelaten. [slachtoffer] wordt volgens zijn verklaring aangevallen met drie wapens krijgt. Hij krijgt klappen met een hamer en wordt meerdere malen gestoken met een mes terwijl hij op de bank is gevallen. Er zijn geen steekwonden geconstateerd en er zit enkel een gaatje in zijn vest. De forensisch arts constateert (genezen) letsels en tandletsel maar geen breuken. Het slaan met een hamer op het hoofd, zeker wanneer dat met het beschreven geweld zou moeten zijn gegaan, zou breuken hebben veroorzaakt. De uitgevoerde (meervoudige) fotoconfrontaties zijn niet overtuigend te noemen. Zowel getuige [naam] als aangever [slachtoffer] hebben verdachte aangewezen als de dader. De foto van verdachte die is gebruikt in de meervoudige fotoconfrontatie springt er uit bij de overige getoonde foto’s vanwege zijn haardracht (vlechtjes) en huidskleur. Het sporenbewijs is allemaal verzameld en aangeleverd door aangever [slachtoffer] . Geen van de voorwerpen waarnaar onderzoek is gedaan, is door de politie aangetroffen op een plaats waar deze voorwerpen verwacht mogen worden nadat er een gevecht heeft plaatsgevonden. Een handschoen wordt door aangever aan de politie overhandigd, waarbij deze handschoen op een hamer en mes terecht komt. Dit betekent dat het DNA bewijs op de hamer niet betrouwbaar is. Bovendien zijn de hamer en handschoen verplaatsbare voorwerpen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 januari 2021, opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R021008 / DOMMEL d.d. 25 april 2021 en de bij die aangifte gevoegde fotobladen, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik woon aan de [straatnaam] te Assen. Iemand komt binnen en slaat mij met de hamer. Op mijn hoofd, arm en benen. Hij heeft vervolgens ook met een mes mij proberen te steken. Hij heeft mij gestoken in mijn buikstreek. U kunt dit zien aan mijn vest dat ik nu nog aan heb.
Opmerking verbalisant: Aangever heeft een grijs vest aan met hierop bloedvlekken en een gat rond zijn buikstreek.
V: Wie is de man die u heeft aangevallen?
A: [verdachte]
V: Waar kent u hem van?
A: Hem leren kennen via een Somalische jongen. Hier in Nederland. Ongeveer 20 dagen geleden.
V: Kunt u [verdachte] beschrijven?
A: Korte man. Hij is mager of slank. Donkere kleur. Korter haren, geen stijl haar en geen kroes, maar er tussenin. Zwarte kleding aan. Geen baard. Geen echte snor, maar wel lichte snor. Geen sieraden, piercings of bril.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 2 februari2021, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
De eerste keer dat hij mij sloeg was de met de hamer op mijn mond. Daarna sloeg hij met de hamer op rechterheup en zij. Ik pakte toen de hamer vast en zag dat [verdachte] daarna een mes pakte en mij meerdere keren stak. Dit gebeurde terwijl ik op de bank was gevallen. Hij heeft mij proberen te steken op mijn linkerheup en op de rechterzijde van mijn buik.
3. Een forensisch geneeskundig letselverslag, op 12 april 2021 opgemaakt en ondertekend door H.Snijders, forensisch arts, opgenomen als los document bij voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
Betrokkene: [slachtoffer]
Datum onderzoek: 22-02-2021
De informatie die ik van collega Nesse heb ontvangen had betrekking op het tandletsel en het onderzoek wat is uitgevoerd. In de brief dd 21-1-2021 van Dr. W. Nesse die hierop betrekking heeft is te lezen dat betrokkene 2 tanden heeft verloren en een laceratie (weefselverscheuring) van huid en lippen heeft t.g.v een mishandeling op 18-1-2021.
Gezien het tandletsel moet er sprake zijn geweest van een botsende krachtsinwerking. De schade die is ontstaan aan de kronen kan heel goed zijn ontstaan door inwerking van een voorwerp zoals een hamer waar het slachtoffer aan refereert. (…) lk beperk mij tot hetgeen ik heb gezien aan het letsel van het gebit waarbij het overduidelijk is dat grote delen van de kronen zijn verdwenen. Dit kan zoals ik eerder heb aangegeven goed door de inwerking van een hamer zijn gebeurd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2021,opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 18 januari 2021 zijn wij naar het adres [straatnaam] te Assen gegaan. Ter plaatse zag ik [slachtoffer] met meerdere verwondingen aan zijn hoofd en een snee aan zijn shirt in buikstreek. Hij wees mij een hamer en een mes aan die op aanrecht lagen. Ik zag dat er een hamer en een mes in de kamer van het slachtoffer lagen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2021,opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier en de daarbij gevoegde fotobladen, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik zag dat er een hamer en een mes op het aanrecht in zijn kamer lagen. Ik hoorde hem zeggen dat hij met die hamer geslagen was op zijn hoofd en dat hij met dat mes gestoken was. Ik zag een gat in de trui die hij aan had. Toen ik beter naar het hoofd van [slachtoffer] keek zag ik dat hij op zijn voorhoofd een wond had en op zijn linkerslaap ook een wond. Ik heb foto's gemaakt van het mes, de hamer, de kamer en zijn gezicht.
Even later pakte [slachtoffer] een handschoen uit zijn jaszak en gooide deze op de hamer en het mes, welke nog op het aanrecht lagen. Hij verklaarde dat deze handschoen ook van de verdachte was. Ik heb vervolgens de hamer middels een DNA kit in beslag genomen. Omdat er niet meer DNA kits beschikbaar waren heb ik het mes, de handschoen en de telefoon afzonderlijk van elkaar in een papieren zak gedeponeerd.
6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van voorbereiding, gevolgde werkwijze en de procedure van fotobewijsconfrontatie met de getuige [slachtoffer] d.d. 17 mei 2021, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende: De foto van de verdachte stond daarbij op plaats 10.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal tonen selectie bij fotobewijsconfrontatie
d.d. 17 mei 2021, opgenomen op pagina 48 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Op maandag 17 mei 2021 toonde ik aan de getuige, [slachtoffer] , de foto's van de personen sequentieel op een beeldscherm. De foto's waren doorlopend genummerd van 1 tot en met 10. Iedere foto kwam 4 seconden in beeld. Terwijl de getuige naar de selectie keek, hoorde ik dat hij uit eigen beweging zei: "Dit is hem". Getuige wees naar de persoon op foto 10 en vervolgens naar zijn gezicht en zei "geslagen." Op mijn vraag wat de rol van de herkende persoon bij het feit was geweest antwoordde hij: "Dit is de man die mij geslagen heeft met de hamer. Getuige wees naar zijn gebit." Op mijn vraag of er in de selectie iemand voorkwam, die hij kent van een andere situatie, antwoordde hij:
"Nee."
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechtercommissaris d.d. 11 juli 2022, inhoudend als verklaring van [naam] :
Ik heb de politie gebeld omdat die mannen aan het vechten waren. Er was verder niemand anders bij dan ik en die twee mannen. Van de foto’s herken ik nummer 10 als de man die met [slachtoffer] vocht.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 2 februari 2021,opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Onderzoek handgereedschap (hamer) met SIN AALZ7676NL
Wij hebben, als onderdeel van de standaardprocedure en op basis van de vraagstelling, de hamer met behulp van wit licht visueel onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zagen wij enkele op bloed lijkende sporen, namelijk:
  • op de linkerkant van de kop nabij de tekst
  • op de linkerkant van de kop nabij de steel
  • op het klauwgedeelte van de kop
  • twee sporen op de steel
Met behulp van de tetrabase-test is een indicatie voor de aanwezigheid van bloed in deze sporen verkregen. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb de bloedsporen afzonderlijk bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van humane biologische sporen. Ik heb de sporen veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOJ3033NL, AAOJ3034NL, AAOJ3035NL en AAOJ3036NL en verzegeld.
Onderzoek handschoen met SIN AAOE9455NL
Wij hebben, als onderdeel van de standaardprocedure, de handschoen met behulp van wit licht visueel onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zagen wij op de buitenzijde van de handschoen enkele op bloed lijkende sporen. Met behulp van de tetrabase-test is een indicatie voor de aanwezigheid van bloed in deze sporen verkregen. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb van de binnenzijde van de handschoen van beide kanten de vingertoppen, de aanzet van de vingers en de muis bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van humane biologische sporen. Ik heb het spoor veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOJ3037NL en verzegeld.
10. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2021.02.26.251 (aanvraag 001), d.d. 2 april 2021, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door L.J.W. Grol, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Tabel 2 Bemonsteringen van sporenmateriaal
SIN
Omschrijving bemonstering
Relatie met
SIN
AAOJ3033NL#01
bloedspoor op linkerkant kop nabij tekst; Tb positief
AALZ7676NL
AAOJ3034NL#01
bloedspoor op linkerkant kop nabij steel; Tb positief
AALZ7676NL
AAOJ3035NL#01
ruwe deel steel ;Tb positief
AALZ7676NL
AAOJ3036NL#01
bloed op steel; Tb positief
AALZ7676NL
AAOJ3037NL#01
binnenzijde beide kanten: vingertoppen, aanzet vingers, muis; Tb negatief
AAOE9455NL
Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
SIN (omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAOJ3035NL#01
(ruwe deel steel)
minimaal drie personen:
een relatief grote hoeveelheid (afgeleid DNAhoofdprofiel):-
[verdachte]
een relatief kleine hoeveelheid DNA
- getuige [slachtoffer]
- minimaal één onbekende persoon
- meer dan 1 miljard
- ongeveer 12 miljoen
AAOJ3037NL#01
(binnenzijde beide kanten)
minimaal drie personen
een relatief grote hoeveelheid (afgeleid DNAhoofdprofiel):-[verdachte]
een relatief kleine hoeveelheid DNA
- minimaal twee onbekende personen
- meer dan 1 miljard
Bewijskracht van het vergelijkende DNA-onderzoek
AAOJ3035NL#Q1 (ruwe deel steel)
Het afgeleide DNA-hoofdprofiel AAOJ3035NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van [verdachte]
, dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan [verdachte] verwante) persoon.
AAOJ3037NL#01 (binnenzijde beide kanten)
Het afgeleide DNA-hoofdprofiel AAOJ3037NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van [verdachte] , dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten van de verdediging overweegt de rechtbank het volgende.
Betrouwbaarheid verklaringen
De rechtbank ziet, anders dan de verdediging, geen aanleiding om te twijfelen aan (de betrouwbaarheid van) de verklaringen van aangever en getuige [naam] . De rechtbank overweegt daartoe in de eerste plaats dat zij noch in het strafdossier noch naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting objectieve aanwijzingen heeft gevonden die ertoe zouden moeten leiden dat de verklaringen als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. De verklaringen van aangever bevatten een gedetailleerde omschrijving van het gebeurde, zijn consistent, direct na het voorval afgelegd en ruim een jaar later bij de rechter-commissaris (grotendeels) herhaald. Bovendien is aangever vlak na het incident aangetroffen met een bloedende wond op zijn hoofd. Voor de verklaringen met betrekking tot het gebruik van de hamer en het mes vindt de rechtbank bevestiging in het aantreffen van deze voorwerpen op de plaats delict. Voor wat betreft het gebruik van de hamer komt daarbij de verklaring van de forensisch arts dat het letsel passend kan zijn bij een van buitenaf botsende krachtsinwerking met bijvoorbeeld een hamer. Het gebruik van het mes wordt bevestigd door de bevindingen van de verbalisanten die ter plaatse in het vest van aangever een gat constateren. Getuige [naam] bevestigt dat er een vechtpartij is geweest. Zij kent verdachte niet maar zij heeft hem tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris aangewezen op de foto als de man die met aangever in gevecht was.
Bewijswaarde meervoudige fotoconfrontatie
De rechtbank is van oordeel dat dat de personen opgenomen in de fotoselectie qua uiterlijk en de wijze waarop zij op de foto staan niet disproportioneel zodanig van elkaar afwijken dat verdachte er tussenuit springt. Daarnaast kan het feit dat verdachte de enige persoon is met vlechtjes niet tot de conclusie leiden dat de foto van verdachte daardoor meer opvalt dan de andere personen op de foto’s, omdat ‘vlechtjes’ geen kenmerk was op grond waarvan aangever verdachte heeft beschreven en herkend.
Betrouwbaarheid sporenmateriaal
De rechtbank stelt vast dat de voorwerpen (waar sporenmateriaal van is bemonsterd) ter plaatse door aangever aan de politie beschikbaar zijn gesteld. In theorie zou daardoor contaminatie kunnen optreden. Echter, gelet op de hoeveelheid DNA van verdachte en de specifieke plekken op de voorwerpen waar het DNA van verdachte op is aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat het onderzochte sporenmateriaal voldoende betrouwbaar is en tot het bewijs gebezigd kan worden.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangever op zijn hoofd en in zijn gezicht is geslagen met een hamer en dat er met een mes in de richting van zijn buikstreek is gestoken. Aangever heeft daarbij letsel opgelopen waaronder het missen van grote delen van kronen van twee tanden. Verder staat vast dat er een hamer, een mes en een handschoen zijn aangetroffen op de plaats delict. Van de hamer en handschoen is sporenmateriaal bemonsterd en deze sporen zijn onderworpen aan DNA-onderzoek. Uit dit onderzoek is gebleken dat het ruwe deel van de steel van de hamer en de binnenzijde van de handschoen een relatief grote hoeveelheid DNA van verdachte bevatten.
De verklaring van verdachte dat hij niet weet hoe het kan dat juist die voorwerpen met daar op zijn DNA zijn aangetroffen in de woning van aangever, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Te meer omdat verdachte stelt aangever helemaal niet te kennen en nooit in de woning te zijn geweest.
Voorts neemt de rechtbank mee dat aangever is onderworpen aan een meervoudige fotoconfrontatie.
Aangever heeft verklaard dat hij de dader kent als "[verdachte]", waarbij aangever heeft gesteld deze "[verdachte]" van eerdere ontmoetingen te kennen. Zowel getuige [naam] als aangever hebben, onafhankelijk van elkaar, verdachte aangewezen als de persoon die met aangever vocht.
De rechtbank stelt op grond van het vorengaande, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat verdachte de persoon is geweest die met een hamer op het hoofd en in het gezicht van aangever heeft geslagen en met een mes in de richting van de buik van aangever heeft gestoken.
Opzet
Uit de verklaringen van aangever volgt dat verdachte vanuit het niets (meerdere) slaande bewegingen heeft gemaakt met een hamer in de richting van het hoofd van aangever en dat hij daarbij aangever in zijn gezicht heeft geraakt. Daarnaast heeft verdachte geprobeerd aangever meerdere keren met een mes in zijn buik te steken. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd bij uitstek een vitaal en kwetsbaar deel van het lichaam is. Voorts kan naar algemene ervaringsregels gesteld worden dat het slaan daarop met een hamer levensbedreigend kan zijn. Eveneens geldt voor het steken met een mes in de richting van de buik dat dit potentieel dodelijk kan zijn. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat aangever bloed en een gat in zijn vest had kort nadat het feit gepleegd was. Doordat het steken met een mes in de richting van de buikstreek.
Gelet op het vorenstaande heeft verdachte de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat het slachtoffer door deze gedragingen zou komen te overlijden en kan het niet anders dan dat verdachte zich van deze aanmerkelijke kans bewust is geweest en dat hij deze heeft aanvaard. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het overlijden van het slachtoffer.
De primair ten laste gelegde poging tot doodslag is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 18 januari 2021 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen,
- met een hamer op het hoofd en in het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en - met een mes in de richting van de buikstreek van die [slachtoffer] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Primair: poging tot doodslag
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak en zich niet uitgelaten over de strafmaat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), locatie Pieter Baan Centrum (PBC) van 26 oktober 2021, de rapportage van de reclassering van 3 december 2021 en 11 juli 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 december 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft getracht het slachtoffer van het leven te beroven, door vanuit het niets het slachtoffer aan te vallen met een hamer en een mes. Deze explosie van geweld in combinatie met het gebruik van deze voorwerpen had potentieel dodelijk kunnen zijn. Dat het letsel beperkt is gebleven en niet dodelijk was, is niet te danken aan het handelen van verdachte. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte op ontoelaatbare wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
De rechtbank zal bij de bepaling van de straf, in strafverzwarende zin, rekening houden met het uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 december 2021. Daaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het onderzoek naar zijn geestvermogens in het PBC, welk onderzoek heeft plaatsgevonden in de periode van 11 augustus 2021 tot 22 september 2021. Blijkens de rapportages van 26 oktober 2021 van het NIFP en van 11 juli 2022 van de reclassering konden er vanwege de weigering van medewerking aan het onderzoek in het PBC geen adviesrapporten worden uitgebracht en is geconcludeerd dat er geen mogelijkheden zijn voor een toezicht met bijzondere voorwaarden. De rechtbank neemt deze conclusie over en ziet dan ook geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank de straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 400,- ter vergoeding van materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd en om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de vordering tot schadevergoeding onvoldoende onderbouwd is. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de vordering niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. R. Depping en mr. D.P. Menting, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 augustus 2022.
Mr. D.P. Menting en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.