ECLI:NL:RBNNE:2022:2840

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
KL 8655190 \ CV EXPL 20-4573 (E)
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van koopovereenkomst en schadevergoeding na overlijden van paard

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, is op 9 augustus 2022 een uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eisers, aangeduid als [A] c.s., en gedaagden, waaronder [D] c.s. De zaak betreft een vordering tot ontbinding van een koopovereenkomst en schadevergoeding naar aanleiding van het overlijden van een paard kort na de levering. Eisers stelden dat het paard non-conform was, omdat het een gebrek vertoonde dat al bij de levering aanwezig zou zijn. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 17 mei 2022 geoordeeld dat gedaagden, [D] c.s., het tegenbewijs hebben geleverd, waardoor het bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW (oud) niet meer van toepassing was. Eisers kregen de gelegenheid om hun stelling te onderbouwen, maar maakten hier geen gebruik van. In plaats daarvan vroegen zij aandacht voor de emotionele schade die het overlijden van het paard met zich meebracht.

De kantonrechter oordeelde dat het risico voor gebreken bij de koper ligt vanaf de levering. Aangezien eisers niet konden aantonen dat het gebrek al bij de levering aanwezig was, werd de vordering tot ontbinding en terugbetaling van de koopprijs afgewezen. Daarnaast vorderden eisers subsidiair vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling, omdat hen was meegedeeld dat het paard geschikt was als sportpaard en fokmerrie. De kantonrechter oordeelde echter dat het overlijden van het paard het gevolg was van een acute maagoverlading, en dat er geen sprake was van een onjuiste mededeling. Ook deze vordering werd afgewezen.

De kantonrechter kwam niet toe aan de stellingen over oneerlijke handelspraktijken en onrechtmatige daad, omdat deze geen processuele consequenties hadden. Uiteindelijk werden de vorderingen van eisers afgewezen en werden zij veroordeeld in de kosten van de procedure, die tot op heden zijn vastgesteld op € 2.944,00. De uitspraak werd gedaan door mr. C.M. Telman, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 8655190 \ CV EXPL 20-4573

vonnis van de kantonrechter d.d. 9 augustus 2022

inzake

[A] ,

wonende te [woonplaats] ,

[B] ,

wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: E.C.H. van der Woerdt ,
tegen

[C] ,

wonende te [woonplaats] ,

[D] H.O.D.N. [D] FRIESE PAARDEN ,

wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: Stichting Achmea Rechtsbijstand,

DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP VEEHANDEL [D] B.V . ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
niet verschenen,
gedaagden.
Eisers zullen hierna [A] c.s. worden genoemd. [C] en [D] worden hierna met [D] c.s. aangeduid.

Procesverloop

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 mei 2022
- de akte van [A] c.s. , waaruit tevens blijkt dat E.C.H. van der Woerdt weer optreedt als de gemachtigde van [A] c.s. ,
- de akte uitlating na zitting 28 juni 2022 van [D] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
Motivering
2.1.
De kantonrechter heeft bij het tussenvonnis van 17 mei 2022 beslist dat [D] c.s. het opgedragen tegenbewijs hebben geleverd en dat als gevolg hiervan de hoofdregel van artikel 150 Rv weer van toepassing is. [A] c.s. zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om hun stelling dat het gebrek (de oorzaak van de maagruptuur) al vóór de levering aanwezig was, nader te onderbouwen. Tevens zijn zij verzocht om aan te geven of en zo ja, hoe, zij bewijs willen leveren. De kantonrechter heeft geconstateerd dat [A] c.s. niet van deze gelegenheid gebruik hebben gemaakt. In plaats daarvan hebben zij aandacht gevraagd voor hun leed en schade als gevolg van het overlijden van het paard en haar ongeboren veulen kort na de levering. Zij hebben de kantonrechter verzocht om vooral oog te hebben voor het menselijk aspect in deze zaak. [D] c.s. hebben in reactie daarop gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, gelet op de inhoud van de akte van [A] c.s.
2.2.
De kantonrechter heeft er op zich alle begrip voor dat het voor [A] c.s. een moeilijk te verteren kwestie is dat het paard is overleden en dat ook nog heel snel na de levering. Waar het bij de beoordeling echter om gaat is of dit overlijden werd veroorzaakt door een gebrek dat al bij de levering aanwezig was. Vanaf de levering ligt het risico voor gebreken immers bij de koper. In dit geval werden [A] c.s. in eerste instantie geholpen door het bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW (oud), maar zoals is overwogen in het tussenvonnis van 17 mei 2022 geldt dat vermoeden niet meer omdat [D] c.s. met het deskundigenbericht het opgedragen tegenbewijs (in dit geval in de zin van tegendeelbewijs) hebben geleverd. Zoals hiervoor al vermeld hebben [A] c.s. hun akte niet benut voor het stellen van nieuwe feiten zoals bedoeld in dat tussenvonnis. Dat brengt mee dat als vaststaand moet worden aangenomen dat het gebrek nog niet aanwezig was ten tijde van de levering. Daarom is er geen sprake van non-conformiteit, zodat de primaire vordering, die strekt tot ontbinding en ongedaanmaking (terugbetaling van de koopprijs) zal worden afgewezen.
2.3.
[A] c.s. hebben subsidiair gevorderd dat de overeenkomst op grond van
dwaling wordt vernietigd (met eveneens terugbetaling van de koopprijs). Zij hebben daartoe aangevoerd dat [D] heeft meegedeeld dat het paard geschikt was als sportpaard en fokmerrie, terwijl het paard twee maanden na de levering al is overleden. Dit verwijt slaagt evenmin nu in deze procedure vaststaat dat de maagruptuur het gevolg was van een (acute) maagoverlading, die is ontstaan door een plotseling opkomende oorzaak. Van een onjuiste mededeling is daarom geen sprake geweest. Ook deze vordering zal daarom worden afgewezen.
2.4.
De kantonrechter komt niet toe aan de stellingen in de dagvaarding over oneerlijke handelspraktijken en onrechtmatige daad omdat daar geen processuele consequenties aan zijn verbonden. De vorderingen zien immers alleen op ontbinding en dwaling.
2.5.
De vorderingen zullen dus worden afgewezen. Dat geldt ook voor zover het gaat om [D] B.V. die niet in deze procedure is verschenen, gelet op de afspraak die partijen hierover hebben gemaakt (zie rechtsoverweging 4.1. van het tussenvonnis van 12 januari 2021). [A] c.s. zullen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze kosten bedragen tot op heden aan de kant van [D] c.s. :
- deskundigenkosten € 1.452,00
- salaris gemachtigde
€ 1.492,00(4 punten x tarief € 373,00)
totaal € 2.944,00.

Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [A] c.s. in de kosten van de procedure en stelt die kosten aan de kant van [D] c.s. vast op een totaalbedrag van € 2.944,00.
Aldus gewezen door mr. C.M. Telman, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 augustus 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 564