ECLI:NL:RBNNE:2022:2807

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
18/031956-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting met gemeen gevaar voor goederen in Oudeschoot

Op 2 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting met gemeen gevaar voor goederen. De verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd, heeft op 20 januari 2022 in Oudeschoot opzettelijk brand gesticht in een caravan, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade aan de caravan en de inventaris. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onder invloed van alcohol en drugs handelde, wat zijn gedrag beïnvloedde. Tijdens de zitting op 19 juli 2022 heeft de verdachte zijn schuld bekend, en de rechtbank heeft het feit wettig en overtuigend bewezen verklaard. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 540 dagen, waarvan 349 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft deze eis gevolgd, rekening houdend met de ernst van het delict en de noodzaak om recidive te voorkomen. De verdachte zal klinisch worden opgenomen in een verslavingskliniek, en de rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering en middelencontroles. De uitspraak benadrukt de ernst van brandstichting en de impact ervan op de samenleving, vooral in een woonomgeving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 540 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van de opname in de kliniek.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/031956-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 augustus 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats, thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 juli 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Albayrak, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 januari 2022 te of bij Oudeschoot, in elk geval in de gemeente Heerenveen, in of aan of bij een caravan van [benadeelde partij] (gestald aan of bij de [straatnaam] , aldaar), opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met (een of meer onderde(e)l(en) van die caravan en/of een of meer brandbare goederen in of aan of bij die caravan, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die een of meer brandbare goederen in of aan of bij die caravan en/of die caravan en/of de inventaris van die caravan en/of een of meerdere ruit(en) en/of dakgo(o)t(en) en/of regenpijp(en) en/of een of meer (andere) onderdelen van een naastgelegen gebouw en/of een naast die eerdergenoemde caravan gestalde aanhangwagen en/of een andere caravan geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die caravan en/of de inventaris van die caravan en/of een of meerdere ruit(en) en/of dakgo(o)t(en) en/of regenpijp(en) en/of een of meer andere onderdelen van een naastgelegen gebouw en/of (de rest van) dat naastgelegen gebouw en/of een naast die eerdergenoemde caravan gestalde aanhangwagen en/of een andere caravan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 juli 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 januari 2022, opgenomen op de pagina 57 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
2022018310, d.d. 1 maart 2022, inhoudende de verklaring van [naam 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 februari 2022, opgenomen op pagina 110 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van het forensisch onderzoek plaats delict
d.d. 29 januari 2022, opgenomen op pagina 118 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2022 opgenomen op pagina 144 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 20 januari 2022 te Oudeschoot, in een caravan (gestald bij de [straatnaam] , aldaar), opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbaar goed in die caravan, ten gevolge waarvan dat brandbare goed in die caravan en die caravan en de inventaris van die caravan en meerdere ruiten en dakgoten en regenpijpen en andere onderdelen van een naastgelegen gebouw en een naast die eerdergenoemde caravan gestalde aanhangwagen en een andere caravan geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor die caravan en de inventaris van die caravan en meerdere ruiten en dakgoten en regenpijpen en andere onderdelen van een naastgelegen gebouw en een naast die eerdergenoemde caravan gestalde aanhangwagen en een andere caravan, te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte ter zake van het feit te veroordelen tot een gevangenisstraf van 540 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte, te weten 349 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast vordert de officier van justitie het stellen van bijzondere voorwaarden, zoals vermeld in het rapport van de reclassering dat ten behoeve
van de zitting is opgesteld. Bij de formulering van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met het advies uit de rapportage van de psycholoog dat het ten laste gelegde feit in verminderde mate is toe te rekenen aan verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een straf wordt opgelegd die het mogelijk maakt dat hij op 16 augustus 2022 klinisch wordt opgenomen.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van dr. R.W. Blauw, gezondheidszorgpsycholoog, van 20 mei 2022 en het rapport van de reclassering van 30 juni 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 juli 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest. De aanleiding voor de brandstichting was een ruzie over een caravan waar verdachte lange tijd heeft gewoond. Deze betreffende caravan stond op het terrein van [benadeelde partij]. Op de dag van de brandstichting is verdachte in de middag naar het terrein gegaan om zijn persoonlijke bezittingen uit de caravan op te halen. Bij aankomst bleken deze echter niet meer in de caravan te liggen. Verdachte was hier erg verdrietig en boos over en is vertrokken naar vrienden. In de avond is hij teruggekeerd en heeft, onder invloed van alcohol en drugs, een kussen dat in de caravan lag in brand gestoken. De betreffende caravan is in het geheel verwoest door de brand en ook zijn naastgelegen goederen beschadigd geraakt. Doordat een bewoner de brand heeft opgemerkt, is het gevaar beperkt gebleven.
Verdachte heeft door de brandstichting een zeer gevaarlijke situatie veroorzaakt. Dat de gevolgen enigszins beperkt zijn gebleven, is niet aan verdachte te danken. Brandstichting is een ernstig feit, met name omdat het verloop ervan zeer onvoorspelbaar is. Bovendien brengt brandstichting gevoelens van angst en onveiligheid teweeg, zeker als de brand, zoals deze, laat in de avond gesticht wordt in de buurt van een gebouw waarin mensen wonen en slapen. Verdachte heeft ter zitting weliswaar aangegeven dat hij geen gevaarlijke situatie wilde veroorzaken en heeft hier dan ook spijt van, maar hij heeft ontegenzeggelijk wel een gevaarlijke situatie gecreëerd door zijn gedrag. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 13 juli 2022. Deze beslaat weliswaar zestien pagina’s, maar ten aanzien van het bewezenverklaarde feit is geen sprake van recidive. Wel is sprake van een toename van delictgedrag vanaf 2017 en lijken de strafbare feiten veelal onder invloed van middelen te zijn gepleegd.
Rapportages
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van 20 mei 2022 dat is opgesteld door dr. R.W. Blaauw. Dat houdt onder meer het volgende in. Bij verdachte is sprake van een licht verstandelijke handicap, een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een ernstige stoornis in alcoholgebruik, cannabisgebruik en amfetaminegebruik. Vanwege zijn verstandelijke beperking heeft verdachte doorgaans moeite met het nemen van beslissingen onder invloed van stress. Tijdens het plegen van de brandstichting was verdachte onder invloed van alcohol en drugs. Onder invloed van deze middelen kan verdachte prikkelbaar en agressief zijn. Alhoewel verdachte dit weet, is hij echter niet in staat om het middelengebruik te beteugelen vanwege zijn langdurige en ernstige verslaving. Door deze langdurige verslaving kan hij de drang naar middelen, zeker in een stressvolle periode, niet goed onderdrukken. De psycholoog adviseert om het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van het feit en de persoon van verdachte, met voormeld advies. De rechtbank concludeert dat het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen is.
Het recidiverisico wordt door de psycholoog als hoog ingeschat ten aanzien van gewelddadig gedrag. In klinische zin was er het afgelopen jaar bij verdachte onder meer sprake van een beperkt probleeminzicht, impulsiviteit en ernstige verslavingen. In het rapport wordt daarom geadviseerd verdachte een behandeling te laten ondergaan in een kliniek voor (forensische) verslavingszorg, omdat het waarschijnlijk is dat verdachte in een ambulante situatie te gemakkelijk wordt verleid tot het nemen van alcohol en drugs. Tevens is het van belang dat blijvend toezicht wordt gehouden op het middelengebruik. Een vorm van begeleid wonen is hier het beste middel voor. Verdachte is voldoende gemotiveerd om hieraan mee te werken.
Uit het rapport van de reclassering, opgesteld door [naam 2] , blijkt dat zij de noodzaak van een opname in een kliniek voor (forensische) verslavingszorg onderschrijft en verdachte kan worden opgenomen bij de Forensische Verslavingsafdeling (FVA) [instelling] te [instelling] op dinsdag 16 augustus 2022. Verder stelt de reclassering aanvullende bijzondere voorwaarden voor, waaronder ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en middelencontrole. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij zeer gemotiveerd is en zich ook aan de voorwaarden wil houden.
De rechtbank is gelet op de rapportages van de psycholoog en de reclassering, en wat ter zitting is besproken van oordeel dat een klinische opname gevolgd door een ambulante behandeling en wonen in een beschermde woonvorm noodzakelijk is om het gedrag van verdachte blijvend te veranderen en de kans op herhaling terug te brengen. Ook is de rechtbank van oordeel dat het meewerken aan middelencontroles nodig zal zijn om verdachte te begeleiden naar een middelenvrij bestaan.
Strafoplegging
Gelet op enerzijds de ernst van het gepleegde delict en anderzijds de wens om recidive te voorkomen, zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie volgen en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank acht het, evenals de officier van justitie en raadsman, van groot belang (zowel voor verdachte als voor de samenleving) dat zo spoedig mogelijk met de behandeling in de verslavingskliniek kan worden begonnen en dat verdachte aan zichzelf kan gaan werken. Deze behandeling kan, zo blijkt uit de rapportage van de reclassering, aanvangen op 16 augustus 2022.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 540 dagen, waarvan 349 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met de genoemde bijzondere voorwaarden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De rechtbank zal het bevel voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 16 augustus 2022 opheffen zodat hij op die datum klinisch kan worden opgenomen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 540 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 349 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering
en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen veertien dagen na het ingaan van de proeftijd telefonisch meldt bij het Leger des Heils te Leeuwarden ([telefoonnummer]). De veroordeelde blijft zich melden op afspraken zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich op 16 augustus 2022 onder begeleiding van Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) zal begeven naar de Forensische Verslavingsafdeling (FVA) [instelling] te [instelling] ( [straatnaam] , [instelling] ) om zich daar op die datum om 10:00 ter behandeling te laten opnemen. De opname en behandeling bij deze zorginstelling, of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, duurt maximaal een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen op voorschrift van een arts kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
dat de veroordeelde aansluitend aan de klinische behandeling, voor zover en zolang als de reclassering dat noodzakelijk acht, zal verblijven in een nader door de reclassering te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de huisregels van die instelling en het (dag-)programma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
dat de veroordeelde zal meewerken aan controles op het gebruik van alcohol en drugs door middel van urineonderzoek en/of ademonderzoek.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 16 augustus 2022 op zodanig tijdstip dat veroordeelde met vervoer door
de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O), op 16 augustus 2022 om 10:00 uur kan worden opgenomen op de FVA [instelling] ( [straatnaam] , [instelling] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. L.M. Praamstra, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Lenting, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 augustus 2022.