ECLI:NL:RBNNE:2022:2806

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
18/305166-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging binnen een huwelijk met bijzondere voorwaarden voor reclassering

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en bedreiging van zijn echtgenote. De feiten vonden plaats op 9 november 2021 in Drachten, waar de verdachte zijn echtgenote bij de schouders vastpakte, haar over de grond sleepte en haar keel dichtkneep, waardoor zij geen lucht meer kreeg. Tevens heeft hij haar meermaals bedreigd met de dood. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen de lichamelijke integriteit van zijn echtgenote ernstig heeft aangetast en haar leven in gevaar heeft gebracht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 341 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Bij de proeftijd zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de psychische kwetsbaarheid van de verdachte en de noodzaak voor behandeling en begeleiding. De rechtbank achtte het van belang dat de verdachte de kans kreeg om zijn leven weer op de rails te krijgen, ondanks de ernst van de feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/305166-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 augustus 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] , verblijvende op het adres [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 juli 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.M.J.C. van Lee, advocaat te Donkerbroek.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra.
Als deskundige is verschenen R. de Vries , reclasseringswerker.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 9 november 2021, te Drachten, gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd, [slachtoffer] (zijnde zijn echtgenote), opzettelijk van het leven te beroven, met voormeld oogmerk, die [slachtoffer] , bij de schouders heeft vastgepakt en/of over de grond heeft gesleept en/of (langdurig) de keel heeft dichtgeknepen, waardoor zij geen lucht meer kreeg en/of (daarbij) zijn knie-en op haar ribbenkast heeft geplaatst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 9 november 2021, te Drachten, gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd, [slachtoffer] (zijnde zijn echtgenote), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met voormeld oogmerk, die
[slachtoffer] , bij de schouders heeft vastgepakt en/of over de grond heeft gesleept en/of (langdurig) de keel heeft dichtgeknepen, waardoor zij geen lucht meer kreeg en/of (daarbij) zijn knie-en op haar ribbenkast heeft geplaatst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 november 2021, te Drachten, gemeente Smallingerland, zijn echtgenote, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar bij de schouders vast te pakken en/of haar over de grond te slepen en/of (langdurig) haar de keel dicht te knijpen, waardoor zij geen lucht meer kreeg en/of (daarbij) zijn knie-en op haar ribbenkast te plaatsen;
2
hij op of omstreeks 9 november 2021, te Drachten, gemeente Smallingerland, een persoon, genaamd, [slachtoffer] (zijnde zijn echtgenote), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] , dreigend de woorden toe te voegen "We gaan beiden dood en ik steek het huis in de fik. Ik pak je, ik pak je. Ik vermoord je, over een jaar, over een halfjaar" en/of "Als ik weer thuis kom dan vermoord ik je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair en feit 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair en subsidiair. De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte kan worden veroordeeld voor feit 1 meer subsidiair. De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2.
Met betrekking tot feit 1 primair heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd. Er is geen sprake van een poging tot doodslag. De dood is niet vanzelfsprekend het gevolg van het dichtknijpen van de keel. Volgens de rechtspraak zijn de duur, intensiteit en kracht van belang bij de beoordeling of sprake is van een poging doodslag. In de tenlastelegging staat dat verdachte de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen, maar aangeefster heeft verklaard dat verdachte met kracht met twee handen om haar keel pakte. Er was echter geen sprake van bewustzijnsverlies of het verlies van urine. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze gevolgen pas intreden bij het langdurig dichtknijpen van de keel. Daarnaast blijkt uit de aangifte dat aangeefster al kort na het feit geen brandende keel meer had. Tot slot was geen sprake van een beschadigd strottenhoofd of zwelling.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat geen sprake is van een poging tot zware mishandeling. Verdachte is uit eigen beweging gestopt met het pakken van de keel van aangeefster. Aangeefster heeft bovendien zelf verklaard dat zij heeft geschreeuwd toen verdachte haar bij de keel pakte. Uit het forensisch geneeskundig letselverslag blijkt dat aangeefster pijnlijke ribben en elleboog had, maar dat de geschatte genezingsduur niet duidt op langdurige letsel. De arts spreekt ook niet van fors fysiek geweld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 19 juli 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer] bij de keel vastgepakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 november 2021,opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021307314 d.d. 11 januari 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik ben 34 jaar geleden getrouwd met [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1962. Wij wonen al 36 jaar op het adres [straatnaam] te Drachten. Vanmiddag, 9 november 2021 kwam hij thuis. Hij dreigde met woorden om het huis weer in brand te steken zodat we beiden geen geld meer zouden hebben.. Ik hoorde toen dat hij mij 's-nachts zou vermoorden. Hij heeft dat wel vier keer gezegd. Ik voelde dat ik bij de schouders werd gepakt en achterover over de grond in de richting van de keuken werd gesleept. Toen ik daar op de grond lag, zag en voelde ik dat hij met kennelijk met kracht met twee handen om mijn keel pakte. Hij zat met beide knieën op mijn ribbenkast. Ik probeerde los te komen door met mijn armen te slaan. Dat lukte gedeeltelijk. Ik was bang dat ik dood zou gaan, omdat ik gewoon geen lucht meer kreeg. Dat duurde ongeveer 3 minuten. Ondertussen hoorde ik dat hij zei: We gaan beiden dood en ik steek het huis in brand. Toen ik weer een beetje lucht kreeg schreeuwde ik dat hij mij los moest laten. Dat heb ik meerder keren gezegd tegen hem. Toen ik voelde dat hij me los liet, kon ik zitten. Ik ben toen naar de WC gerend en heb aldaar de politie, 112 gebeld. Ondertussen stond hij voor de WC deur. Ik hoorde dat hij zei: Ik pak je, ik pak je. Ik vermoord je, over een jaar, over een halfjaar.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2021,opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 9 november 2021 kregen wij verbalisanten de melding om te gaan naar de [straatnaam] te Drachten. Wij hebben de man aangesproken en gevraagd of hij de bewoner van de woning was. Wij hoorden dat de man aangaf dat hij de bewoner was. Later bleek de man te zijn [verdachte] . Wij hoorden dat [verdachte] tegen ons zei dat hij het beste zijn vrouw kon vermoorden, de boel in de fik kon steken en zichzelf wat aan kon doen dan zou hij van alles af zijn. Wij hoorden dat [verdachte] dit meerdere keren tegen ons zei. Ik zag dat de meldster striemen in haar nek had. Wij zijn met [verdachte] in de richting van de voordeur gelopen. Wij hoorden dat [verdachte] tegen zijn vrouw, welke op dat moment nog steeds in het toilet verscholen zat, schreeuwde dat wanneer hij weer thuis zou komen hij haar zou vermoorden. Wij hoorden dat hij dit tweemaal schreeuwde in de richting van het toilet waarin op dat moment zijn vrouw nog steeds verscholen zat.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Aan verdachte is onder feit 1 primair poging tot doodslag ten laste gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan het met kracht vastpakken van de keel door twee handen om de keel te plaatsen niet anders worden begrepen dan dat de keel wordt dichtgeknepen zoals ten laste is gelegd. De rechtbank verwerpt gelet hierop het verweer van de verdediging op dit punt.
De vraag is vervolgens of verdachte door het dichtknijpen van de keel opzet heeft gehad op het overlijden van aangeefster. Het dichtknijpen van de keel kan grote schade toebrengen met de dood tot gevolg. Het is algemeen bekend dat zich in de hals kwetsbare en vitale weke delen bevinden en dat het met kracht dichtknijpen van de keel de dood tot gevolg kan hebben. Uit de aangifte blijkt dat verdachte aangeefster bij de schouders heeft gepakt en over de grond heeft gesleept. Toen zij op de grond lag zette hij zijn knieën op haar ribbenkast. Vervolgens heeft hij haar keel met twee handen en met kracht dichtgeknepen, waardoor zij geen lucht kreeg. Door het verzet van aangeefster is verdachte gestopt met het dichtknijpen van de keel. Daarnaast heeft verdachte zowel voor, tijdens als na het dichtknijpen van de keel meermaals geroepen dat hij aangeefster wilde doden. De rechtbank acht de gedragingen van verdachte en het door hem meermalen uiten dat hij aangeefster wilde doden - in onderling verband en samenhang bezien - naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat het (volle) opzet van verdachte daarop gericht was. Dat geen sprake was van bewustzijnsverlies of het verlies van urine bij aangeefster doet daar niets aan af.
De rechtbank is gelet op het hiervoor overwogene van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 9 november 2021, te Drachten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, [slachtoffer] (zijnde zijn echtgenote), opzettelijk van het leven te beroven, met voormeld oogmerk, die [slachtoffer] , bij de schouders heeft vastgepakt en over de grond heeft gesleept en de keel heeft dichtgeknepen, waardoor zij geen lucht meer kreeg en daarbij zijn knieën op haar ribbenkast heeft geplaatst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 9 november 2021, te Drachten, gemeente Smallingerland, [slachtoffer] (zijnde zijn echtgenote), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] , dreigend de woorden toe te voegen "We gaan beiden dood en ik steek het huis in de fik. Ik pak je, ik pak je. Ik vermoord je, over een jaar, over een halfjaar" en "Als ik weer thuis kom dan vermoord ik je".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair. poging tot doodslag;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 341 dagen waarvan 41 dagen voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie vordert dat daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden opgelegd. Ten aanzien van het door de reclassering geadviseerde locatieverbod voert de officier van justitie aan dat deze beperkt kan
worden tot het gebied tussen de [straatnaam] , de [straatnaam] , de [straatnaam] , de [straatnaam] en de [straatnaam] . Daarnaast vordert de officier van justitie dat als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd dat verdachte de eerste zes maanden van de proeftijd meewerkt aan elektronische monitoring van dit locatieverbod.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest met daarbij een voorwaardelijke straf meer dan afdoende is. De raadsvrouw heeft gepleit dat daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden opgelegd. Ten aanzien van het door de reclassering geadviseerde locatieverbod voert zij aan dat deze beperkt kan worden tot de straat van aangeefster zonder elektronische monitoring.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van Reclassering Verslavingszorg Noord Nederland (hierna: VNN) van 20 januari 2022, een schriftelijk verslag van reclasseringswerker [naam] over het verloop van de schorsingsvoorwaarden van 11 juli 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 juni 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De aard en ernst van het feit
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag van zijn echtgenote en bedreiging van zijn echtgenote. Verdachte heeft het slachtoffer over de grond gesleept en is met zijn knieën op haar ribbenkast gaan zitten en heeft de keel van het slachtoffer dichtgeknepen, waardoor zij geen lucht meer kreeg. Daarnaast heeft verdachte meermaals gedreigd zijn echtgenote te vermoorden. Verdachte heeft het leven van zijn echtgenote in hun gezamenlijke woning, waar het slachtoffer veilig zou moeten zijn, ernstig in gevaar gebracht. Verdachte heeft hiermee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en door zijn gewelddadige handelen ook haar veiligheidsgevoel ernstig aangetast. Voor dergelijke feiten dient in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te volgen.
Rapportages
Uit het rapport van reclassering VNN van 20 januari 2022 blijkt het volgende. Uit de verdiepingsdiagnostiek volgt dat sprake is geweest van een langdurige aanloop naar het delict, waarbij verdachte overbelast is geraakt in werk en zorgtaken na de hersenbloeding van zijn vrouw een aantal jaren geleden. Verdachte functioneert op een licht verstandelijk beperkt tot laag begaafd intelligentieniveau. Er is sprake van een gemiddeld tot hoog risico op recidive en letselschade. In het kader van relationeel geweld schat de reclassering een matig tot hoog risico voor het slachtoffer indien er geen interventie plaatsvindt. Het risico op ernstig en dodelijk geweld is aanwezig. De reclassering adviseert bij veroordeling, oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling of begeleiding, een alcoholverbod, een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod met elektronische monitoring.
Verdachte is op 20 december 2021 onder voorwaarden geschorst uit de voorlopige hechtenis.
Uit het verslag over het verloop van de schorsingsvoorwaarden van 11 juli 2022 en hetgeen ter zitting door reclasseringswerker R. de Vries naar voren is gebracht, blijkt het volgende. Verdachte is al zijn meldplichtafspraken nagekomen. Daarnaast is verdachte aangemeld bij Humanitas DMH en is een ambulante begeleider toegewezen die intensief betrokken is. Vanwege het locatieverbod voor een groot deel van Drachten, is verdachte sociaal geïsoleerd geraakt, omdat zijn hele leven gericht is op Drachten. Ook ondervindt verdachte veel ongemakken van de elektronische monitoring. Tijdens zijn werkzaamheden is er niet altijd goed bereik en na wijziging van het locatieverbod kwamen er regelmatig valse meldingen binnen. Dit zorgde voor veel stress bij verdachte. Het crisisteam van de GGZ is toen ingeschakeld, omdat verdachte steeds depressiever gedrag liet zien. Inmiddels is het crisisteam afgeschaald en is het Forensisch Fact van de GGZ Friesland betrokken. Zij zien verdachte wekelijks, hebben medicatie ingesteld en zullen nog gaan werken aan agressie-regulatie en traumatherapie. Volgens de behandelaar heeft verdachte een burn-out. Daarnaast is verdachte in behandeling bij het ziekenhuis in Leeuwarden voor een carcinoom in het borstgebied. Verdachte is regelmatig gecontroleerd op alcohol- en drugsgebruik, maar heeft nooit positief gescoord op middelen en alcohol. Verdachte heeft zich gehouden aan het contactverbod en het locatieverbod. Elektronische monitoring is niet meer noodzakelijk en het locatieverbod kan beperkt worden tot de straat waar het slachtoffer woont, zo heeft de deskundige ter zitting verklaard.
De strafoplegging
Ondanks dat de ernst van de feiten een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, is de rechtbank van oordeel dat een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet in het belang van verdachte, alsook niet in het belang van de samenleving is. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte een psychisch kwetsbare man is. Daarnaast is het schorsingstoezicht goed verlopen en heeft verdachte baat bij de behandeling en begeleiding. De rechtbank acht het van belang dat verdachte doorgaat op de ingeslagen weg. Daarnaast raadt de reclassering een onvoorwaardelijke gevangenisstraf sterk af.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 341 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. Aan de proeftijd zullen de volgende bijzondere voorwaarden worden verbonden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een drugs- en alcoholcontrole en een contactverbod ten aanzien van het slachtoffer. De rechtbank legt in het licht van het risico op ernstig en dodelijk geweld en voor de gemoedsrust van het slachtoffer daarnaast een locatieverbod op ten aanzien van het gebied rondom het woonadres van het slachtoffer, te weten het gebied tussen de [straatnaam] , de [straatnaam] , de [straatnaam] en de van [straatnaam] (zie bijlage 1). De rechtbank legt daarbij geen elektronische monitoring op, nu verdachte zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 20 december 2021 aan het locatieverbod heeft gehouden en elektronische monitoring ook niet meer wordt geadviseerd door de reclassering.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) kan de rechtbank bepalen dat de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, wanneer er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten poging tot doodslag. Gelet op het reclasseringsadvies van 20 januari 2022, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank zal daarom bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis
Nu verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de tijd die verdachte op die datum reeds in voorarrest had doorgebracht heft de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 341 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 300 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. Dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij
Verslavingszorg Noord Nederland op het adres [straatnaam] te Leeuwarden meldt en zich daar blijft melden zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht.
2. Dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal laten behandelen en begeleiden door Homerun Humanitas of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, voor de duur zolang de reclassering dat noodzakelijk acht. Veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels en aanwijzingen die de reclassering hem in het kader van de behandeling geeft.
3. Dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal meewerken aan de controle op het gebruik van verdovende middelen en alcohol door mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek. 4. Dat de veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zoekt met het
slachtoffer in onderhavige strafzaak, mevrouw [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum]
1961, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Onder begeleiding van professionals kunnen uitzonderingsmomenten worden gecreëerd waarin veroordeelde en het slachtoffer contact met elkaar kunnen hebben in het kader van de afhandeling van de scheiding.
5. Dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet in het verboden gebied - te weten tussen de [straatnaam] , de [straatnaam] , de [straatnaam] en de van [straatnaam] - zoals aangegeven in het aan dit vonnis gehechte kaartje (bijlage 1) bevindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. L.M. Praamstra, rechters, bijgestaan door E.M. Lenting, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 augustus 2022.
Bijlage 1:
AFBEELDING VERWIJDERD.