Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 28 juli 2022 in de zaak tussen
[eiser] , te Firdgum, eiser,
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Leeuwarden, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Op 23-06-2016 is de inschrijving wegens opheffing van de onderneming ambtshalve doorgehaald.”
Omzet o.b.v. bankafschriften
Belanghebbende:
De adviseur en de advocaat hebben niet gezegd dat de feiten een goed beeld geven van de situatie. Gezegd is dat als er derden verklaringen zouden zijn die aangeven dat [eiser] de ondernemer is we de conclusie van de belastingdienst zouden kunnen volgen. Daarom is verzocht om de derden verklaringen (die op 4 november zijn toegezonden).”
Verder heeft u niet volmondig gesteld dat [eiser] de ondernemer was, maar enige andere conclusie uit uw betoog en dat van dhr. [adviseur] was er feitelijk niet te trekken. Dit heeft u in mijn beleving beiden bevestigd. Inmiddels is dit ook gebleken uit de verklaringen die ik u heb toegemaild. En uit het feit dat de onderneming inmiddels in de BV van [eiser] is ingebracht. Mw. [Y] heeft hier niets mee van doen. We hebben dan ook afgesproken dat de aanslagen IH van mw. [Y] en de aanslagen OB van mw. [Y]