Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 11 januari 2016 werd € 614.219,40 overgeschreven vanaf een bankrekening van de
Franse onderneming [benadeelde partij 4] naar de bankrekening
[rekeningnummer] van [bedrijf 7] . Vervolgens werd dit bedrag in de periode van 12 januari 2016 tot en met 13 januari 2016 in verschillende delen overgeschreven naar bankrekeningen van andere bedrijven, waaronder [bedrijf 9] en [bedrijf 2] .
Uit onderzoek bleek dat er in de periode van 12 januari 2016 tot en met 14 januari 2016 op het account van waaruit de overboekingen werden gedaan werd ingelogd vanaf het computersysteem Mozilla/4.0. Dit computersysteem logde alleen in vanaf het IP-adres [IP-adres] , welke IP-adres bleek te horen bij de vaste internetaansluiting van de woning [straatnaam] in [plaats] .
Daarnaast bleek dat op de MijnINGaccounts van [bedrijf 9] en [bedrijf 2] . 7 keer werd ingelogd vanaf het voornoemde IP-adres in de periode van 10 januari 2016 tot en met 13 januari 2016.
Verdachte heeft verklaard dat hij de huurder was van deze vakantiewoning, dat hij er verbleef vanaf september 2015 en dat hij de enige was die er sliep. Ook beschikte hij als enige over de beide toegangspassen van de woning.
Uit de stukken van de Kamer van Koophandel blijkt dat verdachte vanaf 1 januari 2016 bestuurder is van [bedrijf 4] en daarmee indirect ook bestuurder is van [bedrijf 11] .
Op 19 april 2016 heeft er een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden in de betreffende vakantiewoning in [plaats] . Verdachte opende de voordeur van deze vakantiewoning en in de woning waren verder geen andere personen aanwezig.
Bij de doorzoeking van de vakantiewoning zijn meerdere goederen in beslag genomen. Een aantal van deze goederen werd aangetroffen in de keuken achter de keukenplint. Het gaat onder andere om een laptop van het merk Acer, een stempel van [bedrijf 12] lnterbouw, een I-pad Apple, een mobiele telefoon met daarop een sticker met de tekst ‘ [bedrijf 6] ’, een mobiele telefoon met daarop een sticker met de tekst [bedrijf 11] , [naam 4] , [telefoonnummer] en een mobiele telefoon met daarop een sticker met de tekst ‘ [telefoonnummer] , [medeverdachte 1] , [bedrijf 12] ’. Verdachte heeft verklaard dat de telefoon met de sticker met het telefoonnummer van [bedrijf 6] van hem was en dat hij de sticker op de telefoon heeft geplakt.
Elders in de woning zijn een brief van de Deutsche Bank met bijbehorende digipas (ten behoeve van internetbankieren) ten name van [bedrijf 7] en een bankpas [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 9] aangetroffen.
De in beslag genomen Acer laptop en de in beslag genomen Apple gegevensdrager met goednummer A.03.01.05 zijn onderzocht door de politie. Op deze gegevensdragers zijn onder andere uittreksels van de Kamer van Koophandel en diverse stukken met betrekking tot onder andere [bedrijf 9] , [bedrijf 7] , [bedrijf 11] en [bedrijf 4] aangetroffen.
Wat betreft de aangetroffen gegevensdrager van Apple merkt de rechtbank het volgende op. De rechtbank constateert dat dit apparaat in het dossier de ene keer ‘MacBook Air’ wordt genoemd en de andere keer ‘Ipad’. Uit het dossier wordt naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk dat het hier gaat om hetzelfde apparaat, nu het telkens gaat over het apparaat met goednummer A.03.01.05.
Naar het oordeel van de rechtbank wijzen de bewijsmiddelen zozeer in de richting van verdachte als
(mede)pleger van het ten laste gelegde witwassen, dat van hem een aannemelijke, de redengevendheid van het bewijs ontzenuwende, verklaring mag worden verlangd. Verdachte was immers degene die dag en nacht in het vakantiehuis verbleef. Dat brengt mee dat verdachte ook de beschikkingsmacht over de digipas van [bedrijf 7] van de Deutsche Bank en de bankpas van [bedrijf 9] heeft gehad. Bovendien zijn de gewraakte transacties gedaan vanuit de vakantiewoning.
Voorts is redengevend dat op de laptop van verdachte allerlei bescheiden stonden aangaande (rechts)personen die in verband kunnen worden gebracht met het ten laste gelegde witwassen, zoals een uittreksel van de Kamer van Koophandel voor het bedrijf “ [bedrijf 4] ”, een uittreksel van de Kamer van Koophandel voor het bedrijf “ [bedrijf 7] ”, een kopie van het identiteitsbewijs van [medeverdachte 1] en een kopie van het identiteitsbewijs van [medeverdachte 2] . Ook op zijn MacBook Air zijn allerlei relevante documenten aangetroffen.
De verdediging wijst medeverdachte [medeverdachte 1] aan als degene die het geldbedrag heeft witgewassen. Verdachte zou zijn misbruikt door [medeverdachte 1] , zo verklaart hij. [medeverdachte 1] betaalde de huur van de vakantiewoning. Twee tot drie keer in de week moest verdachte in ruil daarvoor zijn vakantiewoning in [plaats] ter beschikking stellen aan onbekende mannen. Hierover heeft verdachte één keer contact gehad met [medeverdachte 1] en hij heeft [medeverdachte 1] nooit getroffen in de vakantiewoning. [medeverdachte 1] was degene die de beschikking had over de bankrekeningen en inlogcodes en dus de beschikkingsmacht had over het geld. Ook was het [medeverdachte 1] die alle formulieren met betrekking tot de verschillende bedrijven invulde, waarna verdachte alleen nog maar zijn handtekening hoefde te zetten. Verdachte had geen idee waarvoor hij tekende. Verdachte heeft verder aangevoerd dat zijn Acer laptop gebruikt kan zijn door de mannen die hij binnenliet in de vakantiewoning. Van de verstopte goederen achter de keukenplint wist verdachte helemaal niets.
De rechtbank acht de verklaring die verdachte heeft afgelegd niet geloofwaardig.
De rechtbank neemt hierbij allereerst in aanmerking dat verdachte de naam van [medeverdachte 1] pas in 2020 tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft genoemd als mogelijk betrokkene bij het witwassen. Dit terwijl verdachte meerdere malen door de politie is gehoord en het tijdens die verhoren vaak over [medeverdachte 1] ging, in het bijzonder in het verhoor van 11 januari 2017. Hier erkende hij slechts dat hij [medeverdachte 1] kende en verklaarde hij niet over de rol van [medeverdachte 1] bij de verweten strafbare feiten, ondanks dat [medeverdachte 1] als medeverdachte destijds al een uitgebreide belastende verklaring over verdachte en diens betrokkenheid aflegde.
Daarnaast vindt hetgeen verdachte aanvoert in zijn verklaring op geen enkele manier steun in het dossier. De ongure types die verdachte volgens zijn verklaring in zijn woning toeliet terwijl hij dan zelf uit de woning vertrok, komen in geen andere verklaring of bewijsmiddel terug. Verdachte kan ook geen namen van deze personen noemen en ook geen signalement van ze geven, terwijl ze twee tot drie keer in de week bij hem in de woning zouden zijn gekomen.
Voorts acht de rechtbank het zeer ongeloofwaardig dat verdachte geen weet had van de goederen die verstopt lagen achter de keukenplint.
Tussen deze goederen lagen immers ook de telefoon van [bedrijf 6] , de Acer laptop en de gegevensdrager van Apple; goederen waarvan verdachte heeft verklaard dat ze van hem zijn en die hij ook zelf gebruikte.
Ten slotte heeft verdachte bij de politie, de rechter-commissaris en ter terechtzitting zeer wisselend verklaard over het eigendom van de aangetroffen goederen, zijn betrokkenheid bij [bedrijf 4] , zijn betrokkenheid bij [bedrijf 14] en zijn relatie met andere verdachten en getuigen in het dossier. Dit alles maakt dat de rechtbank de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde schuift.
Gelet op de hierboven benoemde en uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en bij gebrek aan een aannemelijke, ontzenuwende verklaring van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die feitelijk toegang had tot de bankrekening van [bedrijf 7] bij de Deutsche Bank en dus het geldbedrag van € 614.219,40, waarvan hij moet hebben geweten dat het onmiddellijk afkomstig was van enig misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde medeplegen, nu niet is gebleken dat verdachte ten aanzien van het witwassen nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander of anderen.