ECLI:NL:RBNNE:2022:276

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
18/950038-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een aanzienlijk bedrag met vrijspraak voor oplichtingen

Op 8 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen van een bedrag van € 614.219,40, afkomstig van een Franse onderneming. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden. De verdachte werd vrijgesproken van twee oplichtingen. Tijdens de zittingen op 9 december 2021 en 25 januari 2022 werd vastgesteld dat de bewijsmiddelen sterk in de richting van de verdachte wezen als (mede)pleger van het witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen aannemelijke verklaring had gegeven die het bewijs kon ontzenuwen. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn bij het bepalen van de straf. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat ook in de strafmaat werd meegenomen. De rechtbank verklaarde de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk, omdat het feit niet bewezen was. De in beslag genomen goederen werden voor een deel verbeurd verklaard, terwijl andere goederen aan de verdachte werden teruggegeven.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/950038-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 december 2021 en 25 januari 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Schmit, advocaat te Rotterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks de periode van 11 tot en met 14 januari 2016, althans in
2016, te [plaats] en/of Delfzijl en/of elders in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (van) een voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van 614.219,40 euro, afkomstig van het Franse bedrijf [benadeelde partij 1] , heeftverworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, of van dat voorwerp gebruik gemaakt,
althans, (meermalen) (van) (een) voorwerp(en), te weten:
  • op of omstreeks 12 januari 2016, een geldbedrag van 61.000 euro, en/of
  • op of omstreeks 13 januari 2016, een geldbedrag van 45.000 euro, en/of
  • op of omstreeks 13 januari 2016, een geldbedrag van 40.000 euro, en/of
  • op of omstreeks 13 januari 2016, een geldbedrag van 15.000 euro, in ieder geval (meermalen) eniggeldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, of van dat voorwerp gebruik gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of herkomst heeft verborgen of verhult, dan wel heeft verborgen of verhult wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was of voorhanden had,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen,
  • die 614.219,40 euro ontvangen op een bedrijfsbankrekening, te weten eenbankrekening [rekeningnummer] van het bedrijf [bedrijf 1] , terwijl verdachte en/of zijn medeverdachte(n) de eigenaar en/of directeur danwel bestuurder(s) of gevolmachtigde(n) van dat bedrijf was/waren en/of de feitelijke beschikkingsmacht en/of de beschikkingsbevoegdheid had(den) over die bankrekening, en/of (vervolgens)
  • die 61.000 euro en/of 45.000 euro en/of 40.000 euro en/of 15.000 euro, althans(deel)geldbedrag(en), (telkens) doorgestort van die Duitse bankrekening naar een of meer bankrekening(en) van (een) ander(e) (schijn)bedrijf/bedrijven, te weten [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , terwijl verdachte en/of zijn medeverdachte(n) de bestuurder(s) of gevolmachtigde(n) van die/dat
(schijn)bedrijf/bedrijven was/waren en/of de
feitelijke beschikkingsmacht en/of de beschikkingsbevoegheid had(den) (ook) over dat/die bankrekening(en),
terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit het misdrijf;
2. hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2015 tot 19 april 2016 te Heerenveen en/of elders in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het bedrijf [benadeelde partij 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een boormachine en/of een schuurmachine en/of een cirkelzaag en/of een slijpmachine, in elk geval enig goed, en/of het aangaan van een schuld, te weten een koopovereenkomst aangaande die goederen, immers heeft verdachte met dat oogmerk listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven – - dat bedrijf [benadeelde partij 2] benaderd via een website/webshop en/of een
aankoopbestelling gedaan (op rekening) betreffende genoemde goederen, en/of (daarbij)
- zich voorgedaan als handelingsbevoegd optredend voor een serieus bedrijf
[bedrijf 5]. en/of (vervolgens)
- bij dat bedrijf [benadeelde partij 2] per e-mail aangegeven dat de bestelling zouworden opgehaald bij dat bedrijf [benadeelde partij 2] te Heerenveen, en/of - zich gepresenteerd als bonafide koper/besteller en/of afhaler van die goederen,
waardoor dat bedrijf [benadeelde partij 2] werd bewogen tot genoemde afgifte en/of het aangaan van die schuld;
3.
hij in of omstreeks de periode van 9 februari 2016 tot 19 april 2017 te [plaats] en/of Delfzijl en/of Eersel en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het bedrijf [benadeelde partij 3] heeft bewogen tot de afgifte van acht, althans een of meer SolarEdge(s) of zonnepanelen, in elk geval enig goed,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, met dat oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • dat bedrijf [benadeelde partij 3] benaderd via het internet/per e-mail en/of eenaankoopbestelling gedaan betreffende genoemde goederen, en/of (daarbij)
  • zich voorgedaan als handelingsbevoegd optredend voor het/de serieus/serieuze bedrijf/bedrijven
[bedrijf 2] en/of [bedrijf 4] als besteller, en/of
  • dat bedrijf [benadeelde partij 3] per e-mail een vals betalingsbewijs doen toekomen en/ofaangegeven dat de bestelling zou worden opgehaald bij dat bedrijf [benadeelde partij 3] door een koeriersdienst, en/of (daarbij)
  • een valse naam gebruikt, te weten [naam 1] , en/of (aldus) - zich gepresenteerd als bonafide koper/besteller van die goederen, waardoor dat bedrijf [benadeelde partij 3] werd bewogen tot genoemde afgifte.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 2 en 3.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1. Bewezen kan worden dat er sprake is van het medeplegen van witwassen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, 2 en 3. Ten aanzien van feit 1 heeft zij daartoe het volgende aangevoerd.
Het dossier bevat diverse aanwijzingen die zouden kunnen duiden op de betrokkenheid van verdachte bij feit 1. Uit geen enkel bewijsmiddel volgt echter een directe link tussen verdachte en het ten laste gelegde.
Alle bewijsmiddelen wijzen in de richting van medeverdachte [medeverdachte 1] . Niet verdachte, maar medeverdachte [medeverdachte 1] heeft het geldbedrag van € 614.219,40 witgewassen. Onder druk van [medeverdachte 1] heeft verdachte zijn vakantiewoning in [plaats] ter beschikking gesteld aan anderen. Dit heeft verdachte destijds al bij de politie en de rechter-commissaris verklaard.
[medeverdachte 1] had de touwtjes in handen en heeft verdachte er ingeluisd. Zo heeft
[medeverdachte 1] alle formulieren met betrekking tot de verschillende bij het witwassen betrokken bedrijven ingevuld, waarna verdachte alleen nog maar zijn handtekening hoefde te zetten. [medeverdachte 1] was wettelijk vertegenwoordiger van de bankrekeningen en had daarom de beschikkingsmacht over het geldbedrag van € 614.219,40. Verdachte had geen beschikkingsmacht over de bij dit feit betrokken bankrekeningen en pincodes. Dit brengt mee dat niet buiten gerede twijfel vast is komen te staan dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het witwassen.
Dat de aangetroffen goederen in de vakantiewoning onder het bereik van verdachte waren is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van het witwassen te komen. Dat de transacties met betrekking tot het witwassen zijn gedaan vanaf het IP- adres van de vakantiewoning evenmin. Niet is vast te stellen dat verdachte de inlogcodes had van de bankrekeningen en dus kan niet worden bewezen dat hij het bedrag van € 614.219,40 voorhanden heeft gehad. Dat verdachte met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2016 op papier de touwtjes in handen had van diverse bedrijven die bij het witwassen betrokken waren is juist een contra-indicatie voor zijn betrokkenheid.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouw feit 2 en 3 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van feit 1 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 25 januari 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben aangehouden in [plaats] in een vakantiewoning op een vakantiepark. Ik verbleef in de bungalow vanaf september 2015 tot de aanhouding. Dat is ongeveer 8 maanden. Ik was de enige die daar sliep. Er waren twee toegangspasjes van het huis. Ik had de beschikking over beide pasjes. Ik heb het bedrijf [bedrijf 5] gehad. Ik stond als bestuurder van [bedrijf 4] op papier.
De laptop van het merk Acer en de Ipad die in beslag zijn genomen waren van mij. Het e-mailadres [emailadres] @live.nl gebruikte ik alleen.
Ik was eigenaar van het bedrijf [bedrijf 6] . Ik heb een sticker met het telefoonnummer van [bedrijf 6] op een telefoon geplakt. Het klopt dat de politie deze telefoon naast diverse andere goederen achter de plint in de keuken heeft aangetroffen. Op die goederen zat een zelfde soort sticker met daarop een telefoonnummer als op de telefoon van [bedrijf 6] .
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifte mr. [naam 2] namens [benadeelde partij 1] ,opgenomen op pagina 1009 e.v. van het dossier Ondoher NNRDC16013 d.d. 26 januari 2007, inhoudende als verklaring van [naam 2] :
Ik treed op als advocate van [benadeelde partij 1] te Frankrijk. Door middel van een valse factuur is cliënt bewogen tot het overmaken van een geldbedrag ter hoogte van
€ 614.219,40 op een bankrekening die niet toebehoort aan de beoogde en rechtmatige ontvanger van het geldbedrag, terwijl die suggestie met behulp van een valse factuur is gewekt. Cliënt huurt een pand. Ene [naam 3] nam contact op met cliënt en vertelde mijn cliënt dat de bankgegevens van de verhuurder waren gewijzigd. Bij die berichtgeving werd onder andere een valse factuur verstrekt, waarin werd verzocht de huursom ter hoogte van
€ 614.219,40 over te maken op een ander rekeningnummer, te weten [rekeningnummer] . In de veronderstelling dat de wijziging van het IBAN legitiem was, is door [benadeelde partij 1] op 11 januari 2016 een reguliere betaling gedaan voor huur van € 614.219,40 op dit rekeningnummer.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie
Districtsrecherche Amsterdam-centrum/Noord d.d. 28 januari 2016, opgenomen op pagina 11030 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 11 januari 2016 werd € 614.219,40 overgeschreven vanaf een bankrekening van de
Franse onderneming [benadeelde partij 4] naar de bankrekening
[rekeningnummer] . De bankrekening [rekeningnummer] staat op naam van [bedrijf 7] . Vanaf de bankrekening [rekeningnummer] werden de volgende bedragen overgeschreven:
• Op 12 januari 2016 werd € 387.596,00 overgeschreven naar de bankrekening[rekeningnummer] (Bank of China) ten name van [bedrijf 8] .
• Op 12 januari 2016 werd € 61 .000,00 overgeschreven naar de bankrekening
[rekeningnummer] ten name van [bedrijf 9]
• Op 13 januari 2016 werd € 45.000,00 overgeschreven naar de bankrekening
[rekeningnummer] ten name van [bedrijf 9]
• Op 13 januari 2016 werd € 40.000,00 overgeschreven naar de bankrekening
[rekeningnummer] ten name van [bedrijf 9]
• Op 13 januari 2016 werd € 15.000,00 overgeschreven naar de bankrekening
[rekeningnummer] ten name van [bedrijf 2]
• Op 13 januari 2016 werd € 65.000,00 overgeschreven naar de bankrekening
[rekeningnummer] ten name van [bedrijf 10]
Schouten, medewerker van de Deutsche Bank in Nederland, stelde gegevens ter beschikking van de IP-adressen waar vanaf werd ingelogd op het Deutsche Bank Internet Bankieren account van de bankrekening [rekeningnummer] van [bedrijf 7] . Uit die gegevens bleek dat er in de periode van 12 januari 2016 tot en met 14 januari 2016 op dit account werd ingelogd vanaf het computersysteem Mozilla/4.0 (compatible; MSIE 7.0; Windows NT 6.1; WOW64; Trident/7.0; SLCC2; .NET CLR 20.50727; .N.
Dit systeem logde alleen in vanaf het IP-adres [IP-adres] . Dit IP-adres behoort bij de vaste internetaansluiting van de woning [straatnaam] , [plaats] .
Uit gelogde gegevens van de ING Bank bleek dat er op de MijnINGaccounts van [bedrijf 9] en [bedrijf
11] ook werd ingelogd vanaf het IP-adres van de woning [straatnaam] te [plaats] . In de periode van
10 januari 2016 te 22:00 uur tot en met 13 januari 2016 te 11:50:44 uur werd 7 keer ingelogd op het
MijnINGaccount van [bedrijf 11] en 3 keer op het MijnINGaccount van [bedrijf 9]
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie NoordNederland d.d. 28 juli 2016, opgenomen op pagina 11252 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 19 april 2016 heeft er een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden in de (vakantie)woning aan de [straatnaam] te [plaats] . Deze vakantiewoning werd gehuurd door [verdachte] en zijn zoon [naam 6] . [verdachte] opende na aanbellen de voordeur van deze vakantiewoning. In de woning waren verder geen andere personen aanwezig. Bij deze doorzoeking zijn er meerdere goederen in beslag genomen. Een aantal van deze in beslag genomen goederen is aangetroffen onder de keuken. Zij bevonden zich achter de keukenplint. De goederen die onder dit betreffende keukenkastje zijn aangetroffen, zijn de volgende goederen:
• A.03.01.01 Laptop Acer
• A.03.01.02 Stempel [bedrijf 11]
• A.03.01.05 I-pad Apple
• A.03.01.08 Gsm Samsung zwart ( [nummer] , [bedrijf 6] )
• A.03.01.11 Gsm Samsung zwart ( [bedrijf 11] , [naam 4] , [telefoonnummer] )
• A.03.01.12 Gsm Samsung zwart ( [telefoonnummer] , [medeverdachte 1] , [bedrijf 12] )
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een lijst van inbeslaggenomen goederen RC, opgenomen oppagina 5006 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
[straatnaam] [plaats] . Hele woning. Datum inbeslagneming: 19 april 2016
A.03.01.05 iPad Apple
A.03.02.01 Bankpas [rekeningnummer] tnv [bedrijf 9] - [medeverdachte 1]
A.03.02.02 Digipas Deutsche Bank - [bedrijf 7] – [medeverdachte 2]
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van de Deutsche Bank en een digipas, opgenomen oppagina 11606 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
A.03.02.02. 17 november 2015. Aan: [bedrijf 1] Betreft: toegang tot de online services van Deutsche Bank. Met deze brief informeren we u hoe toegang krijgt tot de Deutsche Bank online Services. Bij deze brief ontvangt u de pincode. Binnen enkele dagen ontvangt u per post uw persoonlijke Deutsche Bank digipas.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie NoordNederland d.d. 27 september 2016, opgenomen op pagina 11055 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op dinsdag 19 april 2016 werd een doorzoeking ter inbeslagname verricht in perceel [straatnaam] te [plaats] . Alle hieronder beschreven gegevens zijn afkomstig van de inbeslaggenomen laptop, merk ACER, voorzien van het inbeslagnamenummer A.03.01.01.
• Een afdruk van het Nederlandse paspoort ten name van [verdachte] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, voorzien van het documentnummer [nummer] .
• lnternet/surfgegevens waarbij de volgende namen naar voren komeno [verdachte] o [emailadres] o [website]
• Uittreksel van de Kamer van Koophandel voor het bedrijf " [bedrijf 4] "
• Een uittreksel van de Kamer van Koophandel voor het bedrijf " [bedrijf 1] ”
• Een salarisspecificatie van [naam 6] voor de periode 2015-7 van [bedrijf 5] .
• Een kopie van het identiteitsbewijs van [medeverdachte 1] , geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 1980.
• Een kopie van het identiteitsbewijs van [medeverdachte 2] , [geboortedatum] /1964
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie NoordNederland d.d. 26 september 2016, opgenomen op pagina 11128 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op dinsdag 19 april 2016 werd een doorzoeking ter inbeslagname verricht in perceel [straatnaam] te
[plaats] . Hierbij is een MacBook Air, welke voorzien is van inbeslagnamenummer A.03.01.05 aangetroffen onder het aanrecht achter de plint.
Op donderdag 27 juli 2016 zijn de opgeslagen gegevens van deze laptop door mij, verbalisant Hartholt, nader onderzocht.
Hierop zijn de volgende relevante documenten aangetroffen:
  • Uittreksels KvK van o.a. [bedrijf 9] , [bedrijf 7] , [bedrijf 11] , [bedrijf 4]
  • Stukken t.a.v. [bedrijf 7]
  • Stukken t.a.v. [bedrijf 11]
  • Factuur t.a.v. [bedrijf 9]
  • Afschrift paspoort [verdachte] + kopie rijbewijs
9. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel, opgenomen op pagina 11524 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
[bedrijf 11] . Kamer van Koophandel, 25 juli 2016.
  • Enig aandeelhouder: [bedrijf 9] (sinds 15 maart 2006)
  • Bestuurder: [bedrijf 4] (in functie: 29 juli 2015)
10. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel, opgenomen op pagina 11532 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
[bedrijf 4] . Kamer van Koophandel, 25 juli 2016.
- Bestuurder en alleen/zelfstandig bevoegd: [verdachte] (in functie: 1 januari 2016)
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 11 januari 2016 werd € 614.219,40 overgeschreven vanaf een bankrekening van de
Franse onderneming [benadeelde partij 4] naar de bankrekening
[rekeningnummer] van [bedrijf 7] . Vervolgens werd dit bedrag in de periode van 12 januari 2016 tot en met 13 januari 2016 in verschillende delen overgeschreven naar bankrekeningen van andere bedrijven, waaronder [bedrijf 9] en [bedrijf 2] .
Uit onderzoek bleek dat er in de periode van 12 januari 2016 tot en met 14 januari 2016 op het account van waaruit de overboekingen werden gedaan werd ingelogd vanaf het computersysteem Mozilla/4.0. Dit computersysteem logde alleen in vanaf het IP-adres [IP-adres] , welke IP-adres bleek te horen bij de vaste internetaansluiting van de woning [straatnaam] in [plaats] .
Daarnaast bleek dat op de MijnINGaccounts van [bedrijf 9] en [bedrijf 2] . 7 keer werd ingelogd vanaf het voornoemde IP-adres in de periode van 10 januari 2016 tot en met 13 januari 2016.
Verdachte heeft verklaard dat hij de huurder was van deze vakantiewoning, dat hij er verbleef vanaf september 2015 en dat hij de enige was die er sliep. Ook beschikte hij als enige over de beide toegangspassen van de woning.
Uit de stukken van de Kamer van Koophandel blijkt dat verdachte vanaf 1 januari 2016 bestuurder is van [bedrijf 4] en daarmee indirect ook bestuurder is van [bedrijf 11] .
Op 19 april 2016 heeft er een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden in de betreffende vakantiewoning in [plaats] . Verdachte opende de voordeur van deze vakantiewoning en in de woning waren verder geen andere personen aanwezig.
Bij de doorzoeking van de vakantiewoning zijn meerdere goederen in beslag genomen. Een aantal van deze goederen werd aangetroffen in de keuken achter de keukenplint. Het gaat onder andere om een laptop van het merk Acer, een stempel van [bedrijf 12] lnterbouw, een I-pad Apple, een mobiele telefoon met daarop een sticker met de tekst ‘ [bedrijf 6] ’, een mobiele telefoon met daarop een sticker met de tekst [bedrijf 11] , [naam 4] , [telefoonnummer] en een mobiele telefoon met daarop een sticker met de tekst ‘ [telefoonnummer] , [medeverdachte 1] , [bedrijf 12] ’. Verdachte heeft verklaard dat de telefoon met de sticker met het telefoonnummer van [bedrijf 6] van hem was en dat hij de sticker op de telefoon heeft geplakt.
Elders in de woning zijn een brief van de Deutsche Bank met bijbehorende digipas (ten behoeve van internetbankieren) ten name van [bedrijf 7] en een bankpas [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 9] aangetroffen.
De in beslag genomen Acer laptop en de in beslag genomen Apple gegevensdrager met goednummer A.03.01.05 zijn onderzocht door de politie. Op deze gegevensdragers zijn onder andere uittreksels van de Kamer van Koophandel en diverse stukken met betrekking tot onder andere [bedrijf 9] , [bedrijf 7] , [bedrijf 11] en [bedrijf 4] aangetroffen.
Wat betreft de aangetroffen gegevensdrager van Apple merkt de rechtbank het volgende op. De rechtbank constateert dat dit apparaat in het dossier de ene keer ‘MacBook Air’ wordt genoemd en de andere keer ‘Ipad’. Uit het dossier wordt naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk dat het hier gaat om hetzelfde apparaat, nu het telkens gaat over het apparaat met goednummer A.03.01.05.
Naar het oordeel van de rechtbank wijzen de bewijsmiddelen zozeer in de richting van verdachte als
(mede)pleger van het ten laste gelegde witwassen, dat van hem een aannemelijke, de redengevendheid van het bewijs ontzenuwende, verklaring mag worden verlangd. Verdachte was immers degene die dag en nacht in het vakantiehuis verbleef. Dat brengt mee dat verdachte ook de beschikkingsmacht over de digipas van [bedrijf 7] van de Deutsche Bank en de bankpas van [bedrijf 9] heeft gehad. Bovendien zijn de gewraakte transacties gedaan vanuit de vakantiewoning.
Voorts is redengevend dat op de laptop van verdachte allerlei bescheiden stonden aangaande (rechts)personen die in verband kunnen worden gebracht met het ten laste gelegde witwassen, zoals een uittreksel van de Kamer van Koophandel voor het bedrijf “ [bedrijf 4] ”, een uittreksel van de Kamer van Koophandel voor het bedrijf “ [bedrijf 7] ”, een kopie van het identiteitsbewijs van [medeverdachte 1] en een kopie van het identiteitsbewijs van [medeverdachte 2] . Ook op zijn MacBook Air zijn allerlei relevante documenten aangetroffen.
De verdediging wijst medeverdachte [medeverdachte 1] aan als degene die het geldbedrag heeft witgewassen. Verdachte zou zijn misbruikt door [medeverdachte 1] , zo verklaart hij. [medeverdachte 1] betaalde de huur van de vakantiewoning. Twee tot drie keer in de week moest verdachte in ruil daarvoor zijn vakantiewoning in [plaats] ter beschikking stellen aan onbekende mannen. Hierover heeft verdachte één keer contact gehad met [medeverdachte 1] en hij heeft [medeverdachte 1] nooit getroffen in de vakantiewoning. [medeverdachte 1] was degene die de beschikking had over de bankrekeningen en inlogcodes en dus de beschikkingsmacht had over het geld. Ook was het [medeverdachte 1] die alle formulieren met betrekking tot de verschillende bedrijven invulde, waarna verdachte alleen nog maar zijn handtekening hoefde te zetten. Verdachte had geen idee waarvoor hij tekende. Verdachte heeft verder aangevoerd dat zijn Acer laptop gebruikt kan zijn door de mannen die hij binnenliet in de vakantiewoning. Van de verstopte goederen achter de keukenplint wist verdachte helemaal niets.
De rechtbank acht de verklaring die verdachte heeft afgelegd niet geloofwaardig.
De rechtbank neemt hierbij allereerst in aanmerking dat verdachte de naam van [medeverdachte 1] pas in 2020 tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft genoemd als mogelijk betrokkene bij het witwassen. Dit terwijl verdachte meerdere malen door de politie is gehoord en het tijdens die verhoren vaak over [medeverdachte 1] ging, in het bijzonder in het verhoor van 11 januari 2017. Hier erkende hij slechts dat hij [medeverdachte 1] kende en verklaarde hij niet over de rol van [medeverdachte 1] bij de verweten strafbare feiten, ondanks dat [medeverdachte 1] als medeverdachte destijds al een uitgebreide belastende verklaring over verdachte en diens betrokkenheid aflegde.
Daarnaast vindt hetgeen verdachte aanvoert in zijn verklaring op geen enkele manier steun in het dossier. De ongure types die verdachte volgens zijn verklaring in zijn woning toeliet terwijl hij dan zelf uit de woning vertrok, komen in geen andere verklaring of bewijsmiddel terug. Verdachte kan ook geen namen van deze personen noemen en ook geen signalement van ze geven, terwijl ze twee tot drie keer in de week bij hem in de woning zouden zijn gekomen.
Voorts acht de rechtbank het zeer ongeloofwaardig dat verdachte geen weet had van de goederen die verstopt lagen achter de keukenplint.
Tussen deze goederen lagen immers ook de telefoon van [bedrijf 6] , de Acer laptop en de gegevensdrager van Apple; goederen waarvan verdachte heeft verklaard dat ze van hem zijn en die hij ook zelf gebruikte.
Ten slotte heeft verdachte bij de politie, de rechter-commissaris en ter terechtzitting zeer wisselend verklaard over het eigendom van de aangetroffen goederen, zijn betrokkenheid bij [bedrijf 4] , zijn betrokkenheid bij [bedrijf 14] en zijn relatie met andere verdachten en getuigen in het dossier. Dit alles maakt dat de rechtbank de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde schuift.
Gelet op de hierboven benoemde en uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en bij gebrek aan een aannemelijke, ontzenuwende verklaring van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die feitelijk toegang had tot de bankrekening van [bedrijf 7] bij de Deutsche Bank en dus het geldbedrag van € 614.219,40, waarvan hij moet hebben geweten dat het onmiddellijk afkomstig was van enig misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde medeplegen, nu niet is gebleken dat verdachte ten aanzien van het witwassen nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander of anderen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij in de periode van 11 tot en met 14 januari 2016 in Nederland een voorwerp, te weten een geldbedrag van 614.219,40 euro, afkomstig van het Franse bedrijf [benadeelde partij 1] , heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. witwassen
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Standpunt van de verdediging
In het geval van een veroordeling heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, eventueel in combinatie met reclasseringscontact. Bij strafoplegging dient de rechtbank onder andere rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, de financiële situatie van verdachte en zijn gezondheidsklachten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 15 juli 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van ruim
€ 600.000,-, welk bedrag is verkregen door middel van oplichting van een Frans bedrijf. Door zo te handelen wordt de integriteit van het financieel en economische verkeer aangetast. Bovendien bevordert witwassen het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie van
30 december 2021 waaruit blijkt dat verdachte eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de op te leggen straf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van strafzaken zoals deze een gevangenisstraf tussen de 18 en 24 maanden vastgesteld. Daarbij gaat het om fraude met een benadelingsbedrag tussen de € 500.000,00 tot € 1.000.000,00.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, lid 1, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf de inverzekeringstelling van verdachte op 9 januari 2017, en gaat derhalve een termijn van twee jaren ruimschoots te boven. Deze overschrijding dient in de straf te worden verdisconteerd.
De rechtbank acht in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van 15 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 3, 4, 6, 8, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24 en 25 van de aan dit vonnis gehechte beslaglijst vatbaar voor verbeurdverklaring nu het feit is begaan met behulp van deze voorwerpen en deze toebehoren aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 1, 2, 5, 7, 9, 10 en 26 op de beslaglijst moeten worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

[benadeelde partij 3] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 10.885,79 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/950038-16, feit 3
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen voorwerpen onder nummer 3, 4, 6, 8, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24 en 25 van de beslaglijst.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen onder nummer 1, 2, 5, 7, 9, 10 en 26 van de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 februari 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.