ECLI:NL:RBNNE:2022:2700

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
18/247830-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hervatting van het onderzoek in een strafzaak met betrekking tot drugsbezit en wapenbezit

Op 19 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een tussenvonnis gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd. De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter terechtzitting te hervatten, omdat tijdens de beraadslaging bleek dat het onderzoek niet volledig was geweest. Dit besluit is genomen in het licht van de mogelijkheid dat aan de verdachte op korte termijn een zorgmachtiging zal worden verleend. De rechtbank wil zich laten voorlichten door partijen over de beslissingen die de rechtbank Midden-Nederland in een andere zaak tegen de verdachte zal nemen, waarin hij wordt verdacht van onder andere (poging zware) mishandeling en drugsbezit.

De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn advocaat, mr. W.B. Lisi, was wel aanwezig en heeft verklaard tot de verdediging te zijn gemachtigd. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. A.P. Senior. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne, en het voorhanden hebben van pepperspray en traangas. De rechtbank heeft geconstateerd dat er een psychologisch rapport is ingediend dat relevante informatie bevat over de verdachte, waaronder diagnoses van psychische stoornissen en een advies voor intensieve klinische behandeling.

De rechtbank heeft besloten dat de hervatting van het onderzoek zich in eerste instantie zal richten op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De zitting zal uiterlijk binnen vier maanden na de uitspraak worden hervat, en partijen zijn opgedragen om de rechtbank op de hoogte te houden van de beslissingen in de andere zaak.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/247830-21
Tussenvonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 19 juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats], thans gedetineerd in [instelling].
Dit tussenvonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juli 2022.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. W.B. Lisi, advocaat te Utrecht die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.P. Senior.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 mei 2021 te Leeuwarden opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,33 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 44,81 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 15 juni 2020 te Leeuwarden, althans in Nederland, meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (telkens) heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of heroïne, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 1 mei 2021 te Leeuwarden Twee, althans een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten twee busjes pepperspray en/of traangas
(met opschrift CS Reizgas en Pfefferkonzentrat, merk 7000 en/of Ko Fog), zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.

Hervatting van het onderzoek wegens onvolledigheid

Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting is tijdens de beraadslaging gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank zal daarom bepalen dat het onderzoek op een nader te bepalen terechtzitting wordt hervat. Ter toelichting overweegt de rechtbank als volgt.
Een dag voor het onderzoek ter terechtzitting heeft de raadsman een psychologisch onderzoek Pro Justitia van 21 juni 2022 aan de rechtbank en het openbaar ministerie verstrekt. Het betreft een rapport over verdachte dat is opgemaakt in de zaak met parketnummer 16/034834-22. In die zaak wordt verdachte verdacht van – kort gezegd – (poging zware) mishandeling van een politieagent, vernieling en drugsbezit. Volgens de raadsman zal deze zaak op 27 juli 2022 inhoudelijk bij de rechtbank Midden-Nederland worden behandeld. Volgens de rapportage zou bij verdachte sprake zijn van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, een andere gespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde stoornis, een stoornis in cannabisgebruik en een stoornis in cocaïnegebruik. Geadviseerd wordt een intensieve klinische behandeling op een Forensisch Psychiatrische Afdeling (hierna: FPA), in het kader van een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3 van de Wet Forensische Zorg en eventueel, na de klinische opname, ambulante behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden. Gelet op dit rapport heeft de raadsman bepleit om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen zodat verdachte direct met de klinische behandeling kan starten indien dit wordt opgelegd naar aanleiding van de zaak met parketnummer 16/034834-22. De officier van justitie heeft zich (vooralsnog) op het standpunt gesteld dat – ongeacht de uitkomst van de procedure 16/034834-22 – verdachte dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden waarvan drie voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.
In het licht van de reële mogelijkheid dat aan verdachte op korte termijn een zorgmachtiging zal worden verleend, ziet de rechtbank aanleiding zich door partijen te laten voorlichten over de beslissing(en) die de rechtbank Midden-Nederland in en naar aanleiding van de zaak onder parketnummer 16/034834-22 zal nemen.
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande aanleiding om het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen tijdstip te heropenen op de wijze als hierna is vermeld.
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting dat reeds heeft plaatsgevonden is het de uitdrukkelijke bedoeling van de rechtbank de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting vooralsnog te beperken tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte. In verband daarmee zal de rechtbank in beginsel bij de planning uitgaan van een zittingsduur van 30 minuten.
Uitspraak

De rechtbank

  • Heropent het onderzoek ter terechtzitting;
  • Beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat op een nader tebepalen terechtzitting, uiterlijk binnen vier maanden na heden;
  • Draagt aan partijen op om aan de rechtbank de beslissingen die in en naar aanleiding van de zaakonder parketnummer 16/034834-22 worden genomen te verstrekken en daarbij voor zover bekend – aan te geven of deze beslissing(en) onherroepelijk zijn (geworden);
  • Beveel de oproeping van verdachte, met kennisgeving daarvan aan zijn raadsman, tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat;
  • Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit tussenvonnis gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, en mr. G.W.G. Wijnands en C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 juli 2022.
Mrs. Tuinstra en Rodenboog zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.