ECLI:NL:RBNNE:2022:2675

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
18/291084-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag op een baby door moeder met ernstige gevolgen

Op 26 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging doodslag op haar 23 dagen oude dochter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De bijzondere voorwaarden zijn direct uitvoerbaar. De zaak kwam aan het licht na incidenten die plaatsvonden tussen 17 en 19 september 2021, waarbij de verdachte haar dochter ernstig lichamelijk letsel toebracht door haar meerdere keren te slaan en te laten vallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van haar dochter, gezien de kwetsbaarheid van het kind en de aard van de handelingen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychologische problematiek van de verdachte, die in verminderde mate verantwoordelijk werd gehouden voor haar daden. De rechtbank heeft ook de aanbevelingen van de reclassering in overweging genomen, die pleitte voor een combinatie van onvoorwaardelijke en voorwaardelijke straf, met bijzondere voorwaarden voor toezicht en behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de maatschappij, en oordeelde dat de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moest krijgen, rekening houdend met haar verleden en de noodzaak voor behandeling.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18/291084-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats], thans gedetineerd in [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 april 2022, en, nadat bij tussenvonnis van de rechtbank van 10 mei 2022, het onderzoek is heropend, ter terechtzitting van 12 juli 2022.
Verdachte is op 26 april 2022 en 12 juli 2022 ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks 17 september 2021 tot en met 19 september 2021 te [woonplaats], gemeente Borger-Odoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om haar dochter [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]-2021) opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen
  • met beide handen en/of polsen (tegelijkertijd) op haar hoofd heeft geslagen en/of gestompt,en/of
  • ( hard) op de grond, althans op een hard oppervlak heeft gegooid en/of laten vallen, en/of
  • ( hard) op haar romp heeft gedrukt en/of geduwd,
in elk geval (zeer heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld tegen en/of op haar hoofd en/of lichaam heeft uitgeoefend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks 17 september 2021 tot en met 19 september 2021 te [woonplaats], gemeente Borger-Odoorn aan haar dochter [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]-2021) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer schedelbreuken en/of ribbreuken en/of
(hersen)bloedingen en/of bloeduitstortingen (ten gevolge waarvan bij [slachtoffer] hersenletsel en/of
(epileptische)insulten zijn veroorzaakt), heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen
  • met beide handen en/of polsen (tegelijkertijd) op haar hoofd te slaan en/of te stompen, en/of
  • ( hard) op de grond, althans op een hard oppervlak te gooien en/of te laten vallen, en/of
  • ( hard) op haar romp te drukken en/of te duwen,in elk geval (zeer heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld tegen en/of op haar hoofd en/of lichaam uit te oefenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van het ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 april 2022;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2021,opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021258259 d.d. 7 oktober 2021 en de daarbij gevoegde Bijlagen;
Een geneeskundige verklaring d.d. 28 februari 2022, opgemaakt en ondertekend door S.G.F.Robben en P.A.M. Hofman, radiologen.
Bewijsoverweging
Ten overvloede overweegt de rechtbank met betrekking tot het voorwaardelijk opzet het volgende.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Voorts is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan, dan dat degene die die handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat een baby van 23 dagen oud, zoals in geval van [slachtoffer], zeer kwetsbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de handelingen van verdachte door het meermalen met beide handpalmen slaan tegen het hoofd van [slachtoffer], het meermalen op de grond laten vallen van [slachtoffer] en het meermalen hard drukken op de romp van [slachtoffer], naar uiterlijke verschijningsvorm, en zeker bezien in onderlinge samenhang, worden beschouwd als zo zeer gericht op de dood van [slachtoffer], dat het niet anders kan zijn dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard. Van contra-indicaties is niet gebleken. De rechtbank acht daarom bewezen dat bij verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij in de periode 17 september 2021 tot en met 19 september 2021 te [woonplaats], gemeente Borger-Odoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om haar dochter
[slachtoffer] (geboren [geboortedatum]-2021) opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen
  • met beide handen tegelijkertijd op haar hoofd heeft geslagen, en
  • ( hard) op de grond laten vallen, en- hard op haar romp heeft gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op: primair. poging doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit
wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden
(met aftrek van voorarrest) waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van
3 jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft daarnaast de oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) op grond van artikel 38z Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) gevorderd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het, gelet op de jonge leeftijd van verdachte en de mogelijkheid dat verdachte in de toekomst opnieuw een kind zal krijgen, nodig is om haar ook na de geadviseerde proeftijd van drie jaren in de gaten te kunnen houden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest. De raadsvrouw ziet onvoldoende noodzaak voor het opleggen van een GVM. Mocht toezicht in de toekomst nodig zijn, bijvoorbeeld wanneer er een kindje worden geboren, dan kan dit via de civielrechtelijke route worden geregeld. Een GVM is daarvoor niet het middel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte rapportages, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 1 maart 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft voorts in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag van haar dochter [slachtoffer], een baby van 23 dagen oud, door haar meerdere keren, op beide zijden tegen het hoofd te slaan, meerdere keren van kniehoogte op de grond te laten vallen en meerdere keren hard op haar romp te drukken. Door deze gedragingen heeft [slachtoffer] fors letsel opgelopen, te weten uitgebreid schedelhersenletsel, bestaande uit meerdere schedelfracturen, bloedingen op diverse plaatsen, zwellingen en hersenletsel als gevolg van zuurstoftekort. [slachtoffer] had als gevolg van dit letsel kunnen overlijden. Het is niet aan het handelen van verdachte te danken dat dit gevolg niet is ingetreden. Gevoelens van onmacht die een ouder kan hebben bij het opvoeden van een jong kind mogen in geen enkel geval leiden tot fysieke mishandeling van het kind. Het is aan de ouder zelf om (andere) oplossingen te zoeken voor gevoelens van onmacht of frustraties. De rechtbank overweegt verder dat het hier een zeer ernstig feit betreft, waarvan de gevolgen wellicht pas later zichtbaar zullen worden. Het handelen van verdachte tegen haar jonge en weerloze dochter acht de rechtbank dan ook zeer ernstig. Een dergelijk feit brengt voorts gevoelens van verdriet en verontwaardiging in de maatschappij, en zeker in de naaste omgeving, met zich mee. De rechtbank rekent het verdachte daarnaast zwaar aan dat zij niet direct openheid van zaken heeft gegeven waardoor [slachtoffer] niet direct adequate medische hulp heeft kunnen krijgen.
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank het aangewezen verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de over verdachte opgestelde Pro Justitia rapportage d.d. 3 februari 2022, opgesteld door W.J.P. Gaertner, GZ-psycholoog en [naam], forensisch milieuonderzoeker.
De psycholoog komt -samengevat- tot de conclusie dat de meest waarschijnlijke hypothese is dat bij verdachte sprake is van borderline persoonlijkheidsproblematiek.
De door de psycholoog vastgestelde problematiek was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde feit. Volgens de psycholoog was ten tijde van het ten laste gelegde bij verdachte sprake van emotieregulatie problemen waardoor zij geneigd is zwart-wit te denken en impulsief te handelen. Daarnaast is het aannemelijk dat er, gezien de ervaringen uit haar verleden, sprake is van traumatische ervaringen die haar functioneren beïnvloeden. Onderliggend lijkt er sprake te zijn van veel boosheid en indien verdachte getriggerd wordt kan dat uitmonden in excessieve reacties zoals hevige stemmingswisselingen. De psycholoog concludeert dat verdachte nog altijd een ernstig probleem heeft met haar emotieregulatie waardoor het recidiverisico, als zij [slachtoffer] weer volledig in zorg krijgt, op middellange termijn als hoog wordt ingeschat. De psycholoog adviseert om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met de conclusie van de psycholoog verenigen en maakt die tot de hare. De rechtbank zal daarom het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toerekenen en dit meewegen in de straftoemeting.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de rapportages van de reclassering van 21 april 2022 en 18 mei 2022. De reclassering constateert -samengevat- dat verdachte een belaste voorgeschiedenis kent waarin zij stelselmatig werd mishandeld door haar moeder en van haar twaalfde tot haar achttiende in gesloten jeugdinrichtingen verbleef. Een risicofactor ligt verscholen in onverwerkte jeugdtrauma’s in combinatie met het verzorgen van een eigen kind. Volgens de reclassering zal de kans op recidive hoog blijven indien de behandelingen niet goed aanslaan. De reclassering adviseert derhalve om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, opname in een zorginstelling zoals FPA ‘[instelling]’ in [plaats] onmiddellijk na einde detentie, overgang naar ambulante behandeling, contact met [slachtoffer] via de daartoe aangewezen instanties, een locatieverbod en locatiegebod met elektrische monitoring, opgenomen in haar advies van 18 mei 2022. Verdachte heeft ter terechtzitting ingestemd met naleving van die voorwaarden.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden (met aftrek van voorarrest) waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering passend en geboden. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals bepleit door de verdediging, acht de rechtbank, niet passend gezien de ernst van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank komt tot oplegging van een lager onvoorwaardelijk strafdeel dan de officier van justitie heeft geëist, gelet op het belang van verdachte - rekening houdend met haar belaste voorgeschiedenis - om over niet al te lange tijd te kunnen starten met de noodzakelijk geachte klinische behandeling.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten poging doodslag. Gelet op de ernst van dit feit, het recidiverisico en dat de bij verdachte aanwezige persoonlijkheidsproblematiek van invloed is geweest op haar handelen ten tijde van het bewezenverklaarde feit, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is of gevaar veroorzaakt tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, in het bijzonder jonge kinderen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14d Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om in aanvulling op de bijzondere voorwaarden een GVM ex artikel 38z Sr op te leggen. De doelen die door een GVM worden nagestreefd, worden voldoende gewaarborgd met het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden.
Mocht de officier van justitie van mening zijn dat er aanleiding is om de proeftijd te verlengen dan kan ze dit voorleggen aan de rechtbank dan wel de civielrechtelijke route bewandelen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf van 36 maanden.

Bepaalt dat (van) deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 18,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden, dat:
de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan hetnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d,tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat:
de veroordeelde zich binnen drie werkdagen na einde detentie meldt bij de reclassering Zutphen ophet adres [straatnaam] te Zutphen. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Mocht na de klinische behandeling de ambulante behandeling in een ander arrondissement voortgezet worden, dan zal het toezicht worden overgedragen;
de veroordeelde zich laat opnemen in FPA '[instelling]' in [plaats] (onderdeel van GGNet) of eensoortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start onmiddellijk na einde detentie. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de veroordeelde zich in aansluiting op de klinische behandeling ambulant laat behandelen doorAFPN Assen/Emmen of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start in overleg met de behandelaren van '[instelling]'. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde alleen contact met haar dochter [slachtoffer] heeft na toestemming van deverantwoordelijke instanties;
de veroordeelde zich niet bevindt in het verboden gebied, zoals op de aan dit vonnis gehechteplattegrond is weergegeven. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen;
de veroordeelde op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. Dereclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 4 uur. In de weekenden heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [straatnaam], [woonplaats]. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en mr. L.B. Bartels-van Goor, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juli 2022.
Mrs. M.A.M. Wolters en L.B. Bartels-van Goor zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlagen

1: Verdachte bevindt zich niet in het verboden gebied zoals op onderstaande plattegrond is weergegeven.
AFBEELDING VERWIJDERD.