ECLI:NL:RBNNE:2022:2671

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
LEE 22/806
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake mijnbouwschade en waardedaling van onroerend goed in Groningen

Op 19 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak over mijnbouwschade. Eiser, wonende in [woonplaats 1], had beroep ingesteld tegen een besluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) van 12 januari 2022, waarin zijn aanvraag voor een vergoeding voor waardedaling van zijn woning aan [adres], [postcode], te [woonplaats 2] werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld en na afloop van de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat het IMG terecht had besloten dat de woning van eiser niet binnen het waardedalingsgebied valt, zoals vastgesteld door het IMG. De afwijzing van de aanvraag was gebaseerd op het feit dat de woning buiten het gebied ligt waar waardedaling door gaswinning is vastgesteld. Eiser had aangevoerd dat zijn postcode niet buiten het waardedalingsgebied valt, maar de rechtbank stelde vast dat uit het Atlas-onderzoek bleek dat waardedaling in het betreffende postcodegebied was uitgesloten.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat het bestreden besluit in stand kon blijven. Eiser kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. H. Brouwer in aanwezigheid van griffier N. Walstra. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/806
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats 1] , eiser

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen (het IMG)

(gemachtigden: mr. M.J.W. Timmer en mr. S. Deaney).

Zitting

1. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het IMG van 12 januari 2022 op 19 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van het IMG.
1.1.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Inleiding

3. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de in het bestreden besluit gehandhaafde beslissing tot afwijzing van de aanvraag van eiser voor een vergoeding voor waardedaling van de woning aan [adres] , [postcode] , te [woonplaats 2] (de woning).
3.1.
Het IMG heeft deze aanvraag met het besluit van 26 mei 2021 afgewezen omdat de woning buiten het gebied valt waar waardedaling is vastgesteld die veroorzaakt wordt door gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag Norg. Met het bestreden besluit van
12 januari 2022 op het bezwaar van eiser is het IMG bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3.2.
Het IMG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het IMG terecht geen vergoeding voor waardedaling voor de woning heeft toegekend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiser naar voren heeft gebracht.
5. De rechtbank is van oordeel dat er terecht geen vergoeding voor waardedaling aan eiser is toegekend. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat het beroep alleen ziet op de besluitvorming over [adres] , [postcode] , te [woonplaats 2] . Het bestreden besluit gaat enkel over de waardedaling van deze woning. Om die reden kan hetgeen is aangevoerd over de woning in [woonplaats 1] niet worden meegenomen, zoals eiser ter zitting zelf ook heeft onderkend.
6.1.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de besluitvorming van het IMG betrekking heeft op waardedaling als gevolg van de ligging in het risicogebied en daartoe ook is beperkt. Gestelde waardedaling als gevolg van fysieke schade is niet in deze besluitvorming meegenomen. Hetgeen eiser in dit verband heeft aangevoerd kan dan ook niet leiden tot een gegrondverklaring van het beroep.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat dit betekent dat deze (door eiser gestelde en door het IMG betwiste) schadepost niet in deze procedure is afgewikkeld.
6.2.
De gronden die eiser verder heeft aangevoerd hebben betrekking op de methode die het IMG hanteert bij de beoordeling van aanvragen tot vergoeding van waardedaling en de daarmee samenhangende bepaling van de omvang van het waardedalingsgebied. Daarover is eerder door de meervoudige kamer van deze rechtbank beslist, in die zin dat het IMG de aanvragen mag toetsen aan de hand van de zogeheten Atlas-methode en dat de werkwijze van verweerder voldoende ruimhartig, redelijk en aanvaardbaar is. [1] Hetgeen eiser naar voren heeft gebracht geeft geen aanleiding voor een ander oordeel in deze zaak.
6.3.
In het bijzonder wijst de rechtbank er in dit verband op dat eisers stellingen miskennen dat zijn postcode niet buiten het waardedalingsgebied valt omdat de schade-intensiteit aldaar niet meer dan 20% bedraagt, maar dat uit het Atlas-onderzoek is gebleken dat in het betreffende postcodegebied waardedaling als gevolg van de ligging in het effectgebied is uitgesloten, en dat voor gebieden waarvoor hetzelfde geldt de schade-intensiteit niet meer dan 20% bleek te zijn. Om die reden wordt dit percentage gebruikt bij de bepaling van de omvang van het waardedalingsgebied.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
7.1.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2022 door mr. H. Brouwer, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.