ECLI:NL:RBNNE:2022:2662

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
18/346756-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met valse sleutel

Op 19 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met valse sleutel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte toerekeningsvatbaar was, maar dat er in strafverminderende zin rekening gehouden moest worden met het beperkte aandeel van de verdachte in de bewezenverklaarde feiten.

De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 24 op 25 december 2021, waarbij de verdachte samen met medeverdachten de aangever heeft bedreigd en gedwongen tot het afgeven van zijn bankpas en pincode. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever meerdere keren is geslagen en dat hij urenlang van zijn vrijheid is beroofd. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de medeverdachten als bewijs gebruikt, evenals WhatsApp-berichten die de samenwerking tussen de verdachten aantonen.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor een deel van de schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om een schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de strafmaat gematigd in vergelijking met de eis van de officier van justitie, omdat er geen sprake was van een vooropgezet plan en de situatie als een uit de hand gelopen conflict tussen huisgenoten werd beschouwd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/346756-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd te [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juli 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Koopmans, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2021 tot en met 25 december 2021 te Hoogezand, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of een bankpas en/of portemonnee, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • meermalen in het gezicht en/of tegen de ribben en/of elders tegen het lichaam van de [slachtoffer] te slaan en/of dreigend met opgeheven vuist op die [slachtoffer] af te lopen en/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen/op het hoofd van die[slachtoffer] te zetten en/of
  • telkens om geld te vragen en/of de pincode en/of
  • te zeggen dat ze lid zijn van een motorclub en/of dat hij geen respect voor hen had en/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het kruis van die
[slachtoffer] te zetten en/of
- die [slachtoffer] telkens te intimideren en/of te bedreigen;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2021 tot en met 25 december 2021 te Hoogezand, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of een bankpas en/of portemonnee in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorde(n) en/of [slachtoffer] heeft gewongen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pincode, door,
  • meermalen in het gezicht en/of tegen de ribben en/of elders tegen het lichaam van de [slachtoffer] te slaan en/of dreigend met opgeheven vuist op die [slachtoffer] af te lopen en/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen/op het hoofd van die[slachtoffer] te zetten en/of
  • telkens om geld te vragen en/of de pincode en/of
  • te zeggen dat ze lid zijn van een motorclub en/of dat hij geen respect voor hen had en/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het kruis van die
[slachtoffer] te zetten en/of
- die [slachtoffer] telkens te intimideren en/of te bedreigen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2021 tot en met 25 december 2021 te Hoogezand, in een pand gelegen aldaar aan de [straatnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer]
  • meermalen in het gezicht te slaan en/of een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkendvoorwerp op die [slachtoffer] te richten en/of
  • mee te nemen naar een kamer in het pand aan de [straatnaam] en die [slachtoffer] daar gedurendeeen nacht vast te houden en/of beletten weg te gaan en/of
  • telkens te vragen om geld en meer geld en/of telkens te slaan in het gezicht en tegen de ribbenen/of
  • telkens te vragen naar zijn pincode en/of hierbij een vuurwapen, althans een op een vuurwapengelijkend voorwerp, op het kruis van die [slachtoffer] te zetten en/of
  • vast te houden en beletten weg te gaan terwijl er geld van zijn rekening wordt gepind;
3.
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2021 tot en met 25 december 2021 te Sappemeer en/of Hoogezand, althans de gemeente Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal, een hoeveelheid geld te weten 1000 euro en/of 500 euro althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich die weg te nemen hoeveelheid geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een gestolen bankpas.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie opgemerkt dat het wellicht niet helemaal duidelijk is geworden of er sprake is van diefstal met geweld of afpersing, maar dat de rechtbank door de cumulatieve tenlastelegging ook ervoor kan kiezen om beide bewezen te verklaren. Met betrekking tot het medeplegen heeft de officier van justitie opgemerkt dat sprake is geweest van een vooropgezet plan. In dit verband wijst zij op pagina 71 van het dossier waar in de
WhatsAppberichten van medeverdachte [medeverdachte 1] aan verdachte staat dat het plan was om wakker te blijven en dat dit keer op keer gezegd is.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Uit de aangifte volgt dat verdachte op geen enkele wijze betrokken is geweest bij de geweldshandelingen. Hij heeft hier derhalve geen opzet op gehad. Verdachte is pas ter plaatse gekomen nadat het geweld was toegepast. Verder is geen sprake van enige vorm van samenwerking tussen verdachte en de twee medeverdachten gericht op de afpersing en de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever. Verdachte is er met een smoes bij gehaald en heeft vervolgens geld gepind. Er is geen sprake van een vooropgezet plan. Er zijn geen afspraken gemaakt tussen verdachte en de twee medeverdachten over het afpersen van aangever. Dit blijkt ook niet uit het door medeverdachte [medeverdachte 1] aan verdachte verstuurde WhatsAppbericht “buurman heeft klappen gehad”. Verder geldt het pinnen door verdachte niet als een voldoende significante bijdrage aan het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak feit 1
De rechtbank acht de ten laste gelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld niet wettig en overtuigend bewezen nu uit het dossier niet is gebleken van een wegnemingshandeling. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewezenverklaring
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 5 juli 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb geld gepind met de pinpas van aangever. Aangever werd op dat moment door [medeverdachte 3] vastgehouden op de kamer van [medeverdachte 1]. Ik heb uiteindelijk ook een deel van het gepinde geld gekregen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 december 2021,opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021355096 d.d. 9 februari 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Ik woon aan de [straatnaam] in Hoogezand-Sappemeer. Op vrijdagavond 24 december 2021 ging ik om 19.30 uur naar het toilet. Ik kwam van het toilet af en ik zag dat [medeverdachte 1] op mij af kwam. Hij begon mij te slaan in mijn gezicht met zijn vuisten en voor dat ik het wist, lag ik op de grond. Ik voelde daarop koud staal tegen mijn hoofd en ik dacht gelijk dat het een pistool was. Ik ben toen meegenomen naar de kamer van [medeverdachte 1] door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] begon mij te intimideren. Hij zei dat ik geen respect voor ze had gehad, dat ik ze had geïnterrumpeerd als zij aan het praten waren, dat het hun woning was en dat ik ze moest respecteren want ze waren van een motorbende. [medeverdachte 1] vertelde dat [medeverdachte 2] de president van een motorclub was. Later vertelde [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij No Surrender hoorden. Ik moest ze geld geven omdat ik ze niet had gerespecteerd. Ik werd op een stoel gezet in de kamer van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2] zat rechts van mij en [medeverdachte 1] zat recht tegenover mij. Zodra ik op wilde staan, kreeg ik klappen in mijn gezicht en op mijn ribben. [medeverdachte 1] vertelde dat hij 100 euro per persoon wilde en toen ik daarmee akkoord ging om dat voor hun te pinnen, vertelde [medeverdachte 1] dat hij dacht dat ik er dan vandoor zou gaan. Hierna wilden ze steeds meer geld. [medeverdachte 1] speelde volgens mij een spelletje en genoot er van. Hij zei dan bijvoorbeeld: “Aah joh ga maar gewoon”. Als ik dan opstond, schreeuwde hij tegen mij: “Wat denk je nou zelf”. Elke keer werd het bedrag hoger wat ik moest betalen. Ze wilden mijn pincode hebben en toen ik die niet wilde geven, begon
[medeverdachte 1] mij verder te intimideren. Uiteindelijk hebben ze een derde man erbij gehaald, dit was een zekere [verdachte]. Ik zag dat [medeverdachte 1] naar mij toe kwam en links naast mij ging staan. Hij zette een pistool tegen mijn hoofd. Toen vertelde [medeverdachte 1] dat ik mijn pincode moest geven. [medeverdachte 1] zette vervolgens het pistool op mijn edele delen. Ik voelde dat er iets in mij knapte en ik heb mijn pincode gegeven. Ik had toen ook de gelegenheid om het pistool beter te bekijken. Ik had het idee dat het een echt pistool was. Toen het pistool tegen mijn hoofd aangezet werd, voelde ik dat deze van staal was. Ik zag een lege kamer en geen patroon. Ik zag dat [verdachte] weggegaan is en vervolgens terug is gekomen met duizend euro. Ze vertelden dat ze de daglimiet hadden gepind. Ik merkte dat ze daarna ruzie kregen over de verdeling van het geld. Ze kwamen overeen dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] allebei 500 euro kregen en [verdachte] de bankpas en pincode dan kon hij de resterende 500 die nog op mijn rekening stond, pinnen zodra de bank openging. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zouden mij vasthouden totdat [verdachte] gepind had en het geld er af was. Ik voelde mij niet goed en vroeg of ik niet naar mijn kamer kon om even te liggen. Ze vertelden dat ze dat niet wilden. Uiteindelijk werd ik 's morgens weggestuurd uit de kamer van [medeverdachte 1]. Ik heb op dit moment twee blauwe ogen en ik had verschillende bulten op mijn hoofd. Ik heb ook een blauwe plek op de rechterzijde van mijn ribben. Ik heb een wond van een centimeter op mijn neus tussen mijn beide ogen.
Als bijlage is bij dit proces-verbaal gevoegd:
- Foto's van het letsel (pagina 20 e.v.)
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 december 2021,opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In de telefoon van verdachte [verdachte] werd een WhatsAppgesprek aangetroffen tussen
[verdachte] en -=[[medeverdachte 2]]=-. Deze [medeverdachte 2] heeft telefoonnummer
[telefoonnummer]. De gebruiker van dit nummer is, zo blijkt uit de politiesystemen, verdachte [medeverdachte 3]. In het gesprek wordt gesproken over geld, pinnen met een pinpas en een bedrag van 500 euro.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2022,opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In de telefoon van verdachte [verdachte] staat een WhatsAppgesprek tussen [verdachte] en [naam 1]. Deze [naam 1] heeft het telefoonnummer [telefoonnummer]. Dit telefoonnummer staat in het politiesysteem sinds 2021 gekoppeld aan de verdachte [medeverdachte 1]. Het account van deze [naam 1] heeft een profielfoto met hierop twee mannen. De rechter man op deze foto lijkt op verdachte [medeverdachte 1]. Op 24 december 2021 om 19.32 uur appt [naam 1] dat [verdachte] gauw moet komen, “Buurman heeft klappen gehad”. Om 20.21 uur laat [verdachte] [naam 1] weten dat hij onderweg is. Op 25 december 2021 is er een gesprek tussen beiden over geld. [naam 1] geeft aan dat [verdachte] 500 kan pinnen. [medeverdachte 2] heeft toch ook (kennelijk 500). Elk heeft 5 (kennelijk 500). In totaal 1500 appt [naam 1]. Er is verwarring over een bedrag van 500 euro, waarvan [verdachte] verwacht dat dit op zijn rekening staat. Terwijl [naam 1] zegt dat [verdachte] het gewoon kan pinnen. Hierdoor ontstaat ruzie in de app, waarbij [naam 1] zegt dat ‘ze’ tegen
[verdachte] hadden gezegd tot 8 uur te wachten (kennelijk met pinnen) en [verdachte] het idee heeft verneukt te zijn door [naam 1] en [medeverdachte 2]. [naam 1] biedt nog aan dat [medeverdachte 2] en hij [verdachte] geld van hun deel gaan geven. Dit nadat [verdachte] zegt de familie [naam 2] te gaan inlichten.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 februari 2022,opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In de mobiele telefoon van de verdachte [medeverdachte 3] stond in WhatsApp een gesprek met buurman [medeverdachte 1]. De profielfoto en het telefoonnummer van deze buurman komen overeen met dat van de verdachte [medeverdachte 1] .
Op 25 december 2021 vanaf 11.25 uur beginnen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] elkaar berichten te sturen. De berichten gaan over dat [verdachte] denkt verneukt te worden door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. Hij weet kennelijk niet meer wat voor afspraken ze gemaakt hebben. [medeverdachte 3] geeft aan zijn best te doen aan [verdachte] uit te leggen hoe hij de 500 euro moet pinnen.
Om 14.05 uur appt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] dat deze zijn centjes goed moet benutten en iets moois voor zichzelf moet kopen. [medeverdachte 3] reageert hierop dat hij dit echt wel gaat doen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2022 metbijlage, opgenomen op pagina 97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 5 januari 2022 ontving ik van de SNS per mail een bestand met de historische gegevens van bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [slachtoffer]. Uit de gegevens blijken twee geldopnames bij geldautomaten:
24-12-2021 21.47 uur Geldmaat Noorderstraat Sappemeer 1000 euro
25-12-2021 14.39 uur Gorecht 8 E Hoogezand 500 euro
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2022,opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Bij de pinautomaat Geldmaat aan de Noorderstraat 65 te Sappemeer worden door twee camera’s opnames gemaakt. Eén camera is gericht op de buitenzijde van de pinautomaat, waarbij de pinners van de rechterzijkant gefilmd worden. De andere camera zit in de pinautomaat, waarbij de pinners in het gezicht gefilmd worden.
Ik herken op de beelden de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1]. De verdachten komen op 24 december 2021 om 21.45.39 uur samen bij de geldautomaat. Verdachte [verdachte] doet de pinpas in de automaat. Verdachte [verdachte] toetst iets in bij de geldautomaat, zowel bij de numerieke toetsen als naast het scherm. [medeverdachte 1] wijst iets aan en drukt op toetsen bij/naast het scherm van de pinautomaat. Verdachte [verdachte] haalt de pinpas eruit en doet hem er weer in. Verdachte [verdachte] toetst opnieuw wat in bij de automaat en haalt daarna de pas weer uit de automaat. Verdachte [verdachte] pakt ter hoogte van de geldlade iets uit de automaat, kennelijk geld. Verdachte [medeverdachte 1] drukt nog op toetsen van de pinautomaat. Hierna pakt hij iets uit de hand van verdachte [verdachte]. Het lijkt er sterk op dat hij geld pakt. Dat wat hij pakt is in ieder geval plat en rechthoekig van vorm.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2021,opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
In de kamer van verdachte [medeverdachte 3] werd door ons één (1) vuurwapen, van het merk Walther, type19E00742, kleur zwart, aangetroffen en vervolgens in beslag genomen. Uit onderzoek is gebleken dat het geen echt vuurwapen betrof, maar een balletjespistool. Het vuurwapen heeft wel dezelfde kenmerken als het vuurwapen dat door de politie wordt gebruikt en is op het eerste gezicht niet van echt te onderscheiden.
9. Een schriftelijk bescheid, te weten een handgeschreven verklaring van R.E. [medeverdachte 3],opgenomen op pagina 218 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Ik hoorde [medeverdachte 1] zeggen “Je toont respect” of “Je gaat respect tonen”. Ik deed mijn kamerdeur open en zag [slachtoffer] op de trap zitten. [medeverdachte 1] stond rechts van
[slachtoffer] en had zijn arm om [slachtoffer] zijn nek en zijn linkervuist gebald. Ik zag dat [slachtoffer] mij aankeek. Ik zag dat het rechteroog van [slachtoffer] blauw was en opgezwollen. [medeverdachte 1] sloeg [slachtoffer] in het gezicht. Na verloop van tijd werd er beneden op de deur geklopt. Ik liep naar beneden en deed de deur open en zag [verdachte] voor de deur staan. Wij liepen naar boven naar de kamer van [medeverdachte 1]. Ik ging weer op mijn plek zitten. [verdachte] nam plaats links van mij en tegenover [slachtoffer]. In de tijd dat [verdachte] nog niet aanwezig was, heb ik
[medeverdachte 1] [slachtoffer] twee keer zien slaan. Eén keer een tik tegen het achterhoofd en één keer in het gezicht. [verdachte] ging een paar keer naast [slachtoffer] staan met de vuist omhoog, maar hij heeft [slachtoffer] niet geslagen. Behalve wat harde taal had [verdachte] tot dan toe niet veel gedaan. Op een gegeven moment zag ik dat [medeverdachte 1] zich naar links (van hem) draaide en weer terug draaide naar [slachtoffer] en ineens zijn linkerhand naar het hoofd van [slachtoffer] bracht. Ik zag iets van een pistool in [medeverdachte 1] zijn hand. Althans iets wat op een loop leek. [slachtoffer] moest zijn pasje afgeven. Er werd naar de pincode gevraagd van [slachtoffer] zijn pasje. Deze werd aan [verdachte] gegeven. [medeverdachte 1] en [verdachte] stonden op om bij de SNS te gaan pinnen en zeiden tegen mij dat ik op [slachtoffer] moest passen. [medeverdachte 1] en
[verdachte] gingen samen weg. [slachtoffer] vroeg of hij naar boven mocht om te gaan liggen want hij voelde zich niet lekker. Ik zei: “Jongen, dat mag eigenlijk niet”. Vervolgens vroeg [slachtoffer] mij of hij naar het toilet mocht. Ik zei dat dat eigenlijk ook niet mocht, waarop [slachtoffer] vroeg: “Als jij nou meeloopt dan?”. Hij moest heel nodig. Daarop antwoorde ik: “Oké, kom op dan”. Wij liepen samen richting het toilet. [slachtoffer] ging naar het toilet en ik bleef in de gang staan bij de trap die naar beneden ging. Toen [slachtoffer] klaar was, liepen we samen weer naar de kamer van
[medeverdachte 1] en namen weer plaats. Na ongeveer een half uur kwamen [medeverdachte 1] en [verdachte] weer terug en namen ook weer plaats. [medeverdachte 1] haalde geld uit zijn jaszak en begon dit te verdelen tussen hemzelf, [verdachte] en mij. Op een gegeven moment zei
[medeverdachte 1] tegen [slachtoffer]: “Ga maar”. Op het moment dat [slachtoffer] op wou staan, zei [medeverdachte 1] tegen [slachtoffer]: “Waar ga jij heen?”. [slachtoffer] antwoorde: “Naar mijn kamer”. Waarop [medeverdachte 1] zei: “Wie zegt dat?”. [slachtoffer] ging weer zitten en dit herhaalde zich een paar keer. Op den duur liet [medeverdachte 1] [slachtoffer] gaan.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is bij het vaststellen van de feitelijke gang van zaken grotendeels uitgegaan van de verklaring van aangever. Dat de verklaring van aangever op een bepaald punt, namelijk dat alleen verdachte is weggegaan om te pinnen, niet in overeenstemming is met andere bewijsmiddelen, maakt zijn verklaring niet ongeloofwaardig. In grote lijnen wordt de verklaring van aangever namelijk bevestigd door andere bewijsmiddelen, met name het appverkeer tussen de verdachten, de pintransacties en de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1].
De rechtbank stelt derhalve vast dat er op 24 december 2021 op de gang in de woning aan de [straatnaam] in Hoogezand onenigheid is ontstaan tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en aangever. Hierbij heeft medeverdachte [medeverdachte 1] aangever meerdere keren tegen zijn hoofd geslagen. Op een gegeven moment komt medeverdachte [medeverdachte 3] erbij en samen brengen medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 3] aangever naar de kamer van medeverdachte [medeverdachte 1]. Hier wordt aangever nog een aantal keer geslagen en bedreigd. In de tussentijd wordt verdachte door medeverdachte [medeverdachte 1] geappt en komt hij ook naar de woning. Nadat verdachte al in de woning is, bedreigt medeverdachte [medeverdachte 1] aangever met een op een vuurwapen gelijkend balletjespistool en dwingt hem zo tot het afgeven van zijn pincode. Vervolgens gaan verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] met de pinpas van aangever geld opnemen. In de tussentijd houdt medeverdachte [medeverdachte 3] aangever vast in de kamer van medeverdachte [medeverdachte 1]. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] pinnen de daglimiet van
€ 1.000,00 en gaan weer terug naar de woning. Vervolgens ontstaat onenigheid over de verdeling van het geld. Uiteindelijk wordt besloten dat medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 3] elk € 500,00 krijgen en dat verdachte de pinpas van aangever krijgt zodat hij hier de volgende dag € 500,00 mee kan pinnen. Omdat verdachte niet wil dat aangever de pinpas blokkeert voordat hij heeft kunnen pinnen, wordt aangever nog enige tijd vastgehouden in de kamer van medeverdachte [medeverdachte 1]. De volgende dag wordt er nog een keer € 500,00 gepind van de rekening van aangever. Verdachte heeft op dat moment de pinpas van aangever nog steeds in zijn bezit.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aangever met geweld en bedreiging met geweld is bewogen tot afgifte van zijn bankpas en dat hij is gedwongen tot het ter beschikking stellen van zijn pincode. Verder is aangever in de nacht van 24 op 25 december 2021 enkele uren van zijn vrijheid beroofd. De rechtbank overweegt dat dit heeft geduurd vanaf ongeveer 19:30 uur, zijnde het moment dat aangever door medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 3] is meegenomen naar de kamer van medeverdachte [medeverdachte 1], tot het moment dat hij ’s ochtends de kamer weer mocht verlaten. Tot slot is er twee keer met de bankpas van aangever geld van zijn rekening gepind.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is van een vooropgezet plan om aangever geld afhandig te maken. Dit plan lijkt gaandeweg te zijn ontstaan. De rechtbank is desondanks van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte
[medeverdachte 3] bij de uitvoering van de afpersing, de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de diefstal met valse sleutel. Hoewel medeverdachte [medeverdachte 1] een hoofdrol heeft gespeeld bij deze feiten, heeft de samenwerking in de kern bestaan uit een gezamenlijke uitvoering.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bijna alle ten laste gelegde gewelds- en bedreigende handelingen verricht. Daarnaast is hij samen met verdachte gaan pinnen met de pinpas van aangever. Medeverdachte [medeverdachte 3] is bijna van meet af aan bij de onderhavige feiten aanwezig geweest. Hij heeft gezien dat aangever werd geslagen en bedreigd en heeft zich hiervan niet gedistantieerd. Daarnaast heeft hij aangever bewaakt op het moment dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] weg zijn gegaan om te pinnen. Verdachte is er als laatste bij gekomen. Hij is naar de woning gegaan terwijl hij wist dat aangever klappen had gehad. Hij heeft een aantal keer dreigend zijn vuist omhoog gehouden en is – blijkens de verklaringen van aangever en medeverdachte [medeverdachte 3] – ook aanwezig geweest op het moment dat aangever met het nepwapen werd gedwongen tot het geven van zijn pincode. Hij gaat desondanks samen met medeverdachte [medeverdachte 1] pinnen terwijl aangever door medeverdachte [medeverdachte 3] wordt vastgehouden. De volgende dag wordt er door verdachte nogmaals gepind met de bankpas van aangever. Tot slot is er op 24 en 25 december 2021 appcontact tussen de drie verdachten over het geld en wordt de buit eerlijk verdeeld.
Het voorgaande maakt dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank acht het medeplegen van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde derhalve bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 24 december 2021 tot en met 25 december 2021 te Hoogezand, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas, die aan [slachtoffer] toebehoorde en [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ter beschikking stellen van een pincode, door,
  • meermalen in het gezicht en tegen de ribben van die [slachtoffer] te slaan en dreigend metopgeheven vuist op die [slachtoffer] af te lopen en
  • een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer] te zetten en
  • telkens om geld te vragen en de pincode en
  • te zeggen dat ze lid zijn van een motorclub en dat hij geen respect voor hen had en
  • een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het kruis van die [slachtoffer] te zetten en- die [slachtoffer] telkens te intimideren en te bedreigen;
2.
hij in de periode van 24 december 2021 tot en met 25 december 2021 te Hoogezand, in een pand gelegen aldaar aan de [straatnaam], tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk
[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [slachtoffer]
  • meermalen in het gezicht te slaan en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] te richten en
  • mee te nemen naar een kamer in het pand aan de [straatnaam] en die [slachtoffer] daar gedurendeeen nacht vast te houden en beletten weg te gaan en
  • telkens te vragen om geld en meer geld en telkens te slaan in het gezicht en tegen de ribben en
  • telkens te vragen naar zijn pincode en hierbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het kruisvan die [slachtoffer] te zetten en
  • vast te houden en beletten weg te gaan terwijl er geld van zijn rekening wordt gepind;
3.
hij in de periode van 24 december 2021 tot en met 25 december 2021 te Sappemeer en Hoogezand, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, een hoeveelheid geld te weten 1000 euro en 500 euro, die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een gestolen bankpas.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaardeHet bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onderzijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk deel dienen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbonden te worden met uitzondering van het locatie- en contactverbod. De officier van justitie heeft bij het bepalen van haar eis aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor een woningoverval.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Voorts heeft zij verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen. De raadsvrouw heeft bepleit dat bij de strafmaat rekening gehouden wordt met de persoon van verdachte. Hij heeft zichzelf gemeld bij de politie en heeft overal aan meegewerkt. Voorts heeft hij geen relevante documentatie. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Er is bij verdachte sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis en een neurocognitieve stoornis door het gebruik van alcohol. De reclassering heeft aangegeven dat zij zich niet aan de indruk kan onttrekken dat de genoemde stoornissen in combinatie met het gebruik van alcohol hebben geleid tot een verminderd inzicht in oorzaak en gevolg ten tijde van het delict. De raadsvrouw heeft tot slot verzocht om aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geadviseerd door de reclassering met uitzondering van het locatie- en contactverbod aangezien dit tot praktische problemen zal leiden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakt rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met valse sleutel. Aangever is in zijn eigen woning meerdere keren tegen zijn hoofd en zijn ribben geslagen, bedreigd en urenlang op de kamer van medeverdachte [medeverdachte 1] vastgehouden. Vervolgens is zijn pinpas afgepakt en heeft hij onder bedreiging met een nepwapen zijn pincode afgegeven. Nadat het geld was gepind, hebben de verdachten voor de ogen van aangever zijn geld verdeeld en besloten om aangever nog langer vast te houden zodat er een tweede keer kon worden gepind.
Dit betreffen ernstige feiten waarmee verdachte inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever, zijn eigendom en het gevoel van veiligheid dat hij in zijn leefomgeving moet kunnen hebben. Door aangever van zijn vrijheid te beroven, heeft verdachte een inbreuk gemaakt op een fundamenteel recht van een mens, namelijk de vrijheid om te gaan en staan waar men wil. Dat de situatie voor aangever zeer beangstigend is geweest en grote impact op hem heeft gehad, blijkt uit zijn verzoek tot schadevergoeding. Aangever heeft niet alleen letsel opgelopen, bestaande uit een gebroken oogkasrand, twee blauwe ogen, een gekneusde rib en een hersenschudding, maar de feiten hebben ook psychische gevolgen voor hem gehad. Verdachte heeft hier geen moment bij stilgestaan en heeft zich enkel laten leiden door financieel gewin. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Toerekeningsvatbaarheid
Uit het psychologisch en neuropsychologisch Pro Justitia rapport van 19 mei 2022 opgemaakt door drs.
G.J.W. Pol, GZ-psycholoog, blijkt dat bij verdachte sprake is van een (ernstige) stoornis in alcoholgebruik, van een (matige) stoornis in cannabisgebruik en van een door het alcoholgebruik veroorzaakte neurocognitieve stoornis. De rapporteur acht het niet aannemelijk dat deze neurocognitieve stoornis een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van de ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft weet van het ontoelaatbare van zijn gedrag en zijn vermogen impulsen te inhiberen is intact. Er zijn geen aanwijzingen dat hij zich onder druk gezet voelde. Het is onduidelijk in hoeverre verdachte ten tijde van het ten laste gelegde onder invloed was van alcohol of cannabis. Verdachte heeft aangegeven dat hij niet dronken was. Er zijn op grond van de stukken geen aanwijzingen dat het eventuele alcoholgebruik een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van de ten laste gelegde feiten. Al met al is er geen sprake geweest van een doorwerking van de bij verdachte bestaande psychische stoornissen op het hem ten laste gelegde gedrag en werden zijn gedragskeuzes ten tijde van het ten laste gelegde niet door deze stoornissen beperkt. De ten laste gelegde feiten kunnen verdachte volledig worden toegerekend.
De rechtbank neemt bovenstaande conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over, maakt die tot de hare en verklaart verdachte daarom toerekeningsvatbaar. Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank geen aanleiding om met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid uit te gaan van het advies van de reclassering. De reclassering is, in tegenstelling tot de psycholoog, niet deskundig op dit gebied. Daar komt bij dat de psycholoog duidelijk heeft uitgelegd waarom geen sprake is geweest van een doorwerking van de stoornissen bij het ten laste gelegde gedrag. Dit staat los van het feit dat bij de strafoplegging zeker rekening zal worden gehouden met de persoon van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat slechts het opleggen van een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf recht doet aan de ernst van de feiten en de omstandigheden van het geval.
De rechtbank weegt in strafverminderende zin mee dat verdachte een beperkt aandeel heeft gehad in de bewezenverklaarde feiten. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor geweldsdelicten en heeft bij onderhavig feit zelf geen geweldshandelingen gebruikt.
Verder heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord-Nederland d.d.
21 juni 2022. Daarin geeft de reclassering aan dat de kans op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Verdachte heeft een sociaal netwerk dat deels bestaat uit mensen in het criminele netwerk. Hij is makkelijk beïnvloedbaar, zeker als er alcohol of geld in het spel is. Het sociale netwerk en de financiën worden door de reclassering als direct delictgerelateerd aangemerkt. Gelet daarop acht de reclassering interventies geïndiceerd.
De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een vooropgezet plan. Daarnaast acht de rechtbank – zonder afbreuk te doen aan de ernst van de feiten – de oriëntatiepunten voor een woningoverval niet passend bij onderhavige feiten. Het betreft geen volstrekt willekeurig slachtoffer dat plotseling in zijn of haar woning overvallen wordt, maar een uit de hand gelopen situatie tussen huisgenoten waarbij er bij alle betrokkenen sprake is van enige problematiek en iedereen, inclusief aangever, onder invloed was.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering met uitzondering van het locatie-en contactverbod.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.147,49 ter vergoeding van materiële schade en € 4.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen en dat verdachte samen met de medeverdachten hoofdelijk
aansprakelijk is voor de betaling daarvan. Voorts heeft zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Deze schade heeft betrekking op het geweld dat tegen aangever is gebruikt. Verdachte is niet degene die geweld heeft gebruikt. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de gestelde immateriële schade fors gematigd dient te worden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal niet bepalen dat verdachte en de twee medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn, maar zal iedere verdachte voor zijn eigen deel aansprakelijk stellen. In het geval van verdachte gaat dit om € 100,00, bestaande uit verdachte zijn deel van de buit met aftrek van het bedrag dat hij reeds aan aangever heeft teruggegeven, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 december 2021.
Met betrekking tot de immateriële schade ziet de rechtbank aanleiding het gevorderde bedrag te matigen, gezien de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,00, waarbij de rechtbank – gelet op ieders aandeel in het bewezenverklaarde – medeverdachte [medeverdachte 1] aansprakelijk acht voor € 1.000,00 en verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] elk voor € 500,00. De vordering zal tot dit bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 december 2021.
De vordering van de benadeelde partij zal voor het overige worden afgewezen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 282, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclasseringvan Verslavingszorg Noord-Nederland, Laan Corpus den Hoorn 102, 9728 JR te Groningen. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang als de reclassering nodig acht;
dat de veroordeelde, indien geïndiceerd, wordt verplicht om mee te werken aan behandeling doorde Forensische Polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter beoordeling van de reclassering. Ook indien dit diagnostiek betreft of de behandeling een CoVa+ training inhoudt. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde, indien geïndiceerd, wordt verplicht om mee te werken aan het aflossen vanzijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij de veroordeelde de reclassering inzicht moet verlenen in zijn financiën en schulden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het
Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 december 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 600,00 (zegge: zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 december 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 100,00 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 12 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 juli 2022.