ECLI:NL:RBNNE:2022:2659

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
18/052425-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in jeugdstrafrechtzaak met meerdere tenlasteleggingen van mishandeling, poging tot doodslag, bedreiging en diefstal met geweld

Op 25 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een tussenvonnis gewezen in een complexe jeugdstrafrechtzaak tegen een verdachte, geboren in 2006, die wordt beschuldigd van meerdere strafbare feiten. De zaak betreft onder andere mishandeling, poging tot doodslag, bedreiging en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte in de gelegenheid gesteld om zich te verdedigen tegen de tenlasteleggingen, die onder verschillende parketnummers zijn ingediend. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.J. Flach, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak uitvoerig besproken, waarbij de tenlasteleggingen zijn uiteengezet. De verdachte wordt beschuldigd van het mishandelen van slachtoffers, het proberen te doden van twee personen met een mes, en het bedreigen van een ander slachtoffer. Daarnaast is er een beschuldiging van diefstal met geweld, waarbij de verdachte samen met anderen een ketting en andere goederen van een slachtoffer heeft weggenomen.

Tijdens de zitting op 18 juli 2022 heeft de rechtbank de bewijsvoering beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in sommige gevallen wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten, terwijl in andere gevallen vrijspraak volgde. De rechtbank heeft ook de rol van medeverdachten in de zaak besproken en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om hen als medeplegers aan te merken.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen om aanvullende rapportages van psychologen en psychiaters te verkrijgen, teneinde een passende straf of maatregel te kunnen opleggen die rekening houdt met de ontwikkeling van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de zaak is voor onbepaalde tijd geschorst.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/052425-21 ter terechtzitting gevoegd parketnummers 18/220320-21, 18/134360-21 en 18/135886-22 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/840011-20
Tussenvonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Flach, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer
18/052425-21ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 januari 2021 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (tegen het lichaam) te schoppen en/of in/tegen/op het gezicht/hoofd en/of het lichaam te stompen/slaan.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer
18/220320-21, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 mei 2021 te Groningen, althans in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de rug en/of arm en/of tegen/in een (rug)tas op het lichaam heeft gestoken, althans het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 mei 2021 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de rug en/of arm en/of tegen/in een (rug)tas op het lichaam heeft gestoken, althans het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer
18/134360-21ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 mei 2021 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 4] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 4] bij de keel heeft gegrepen en/of tegen het/de be(e)n(en) heeft geschopt en/of naar de grond heeft getrokken en/of (boven)op die [slachtoffer 4] is gaan zitten en/of (meermalen en/of met kracht) op en/of tegen en/of in de richting van het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt en/of (meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en)) op en/of tegen het (achter)hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 mei 2021 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 4] bij de keel heeft gegrepen en/of tegen het/de be(e)n(en) heeft geschopt
en/of naar de grond heeft getrokken en/of (boven)op die [slachtoffer 4] is gaan zitten en/of
(meermalen en/of met kracht) op en/of tegen en/of in de richting van het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt en/of (meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en)) op en/of tegen het (achter)hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 mei 2021 te Groningen [slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem bij de keel te grijpen en/of tegen het/de be(e)n(en) te schoppen en/of naar de grond
te trekken en/of (boven)op die [slachtoffer 4] te gaan zitten en/of (meermalen en/of met kracht) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te schoppen/trappen en/of (meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en)) op en/of tegen het (achter)hoofd te slaan;
2.
hij op of omstreeks 22 mei 2021 te Groningen [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen "Hou je kanker bek, kankerflikker, kanker mogool, ik maak jou ook af en je kankerfamilie, ik doe mijn tijd wel, ik kom je tegen en steek je kanker neer en je familie ook, kankerflikker" en/of "hou je kanker bek, interesseert me niks, ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer
18/135886-22ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 mei 2022 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zilveren) ketting en/of een jas en/of een of meer pet(ten), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (- zakelijk weergegeven -) die [slachtoffer 6] te duwen en/of aan het lichaam (de bosjes in) te trekken en/of een (op een) mes (gelijkend voorwerp) op zijn buik, althans in de richting van zijn lichaam, te houden en/of een pet van zijn hoofd af te slaan en/of een ketting van zijn hals af te trekken en/of de jas van zijn lichaam af te trekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5/6 mei 2022 te Groningen, een (zilveren) ketting en/of een of meer pet(ten, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd ten aanzien van het onder parketnummer 18/052425-21 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/220320-21 subsidiair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/134360-21 onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/135886-22 ten laste gelegde.
Voor wat betreft het onder parketnummer 18/220320-21 en het onder parketnummer 18/134360-21 onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich daarbij op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het opzet had op de dood van de slachtoffers van die incidenten, ook niet in voorwaardelijke zin, zodat vrijspraak moet volgen van de daar primair ten laste gelegde pogingen tot doodslag. Wel acht de officier van justitie in het geval van het onder parketnummer 18/220320-21 ten laste gelegde bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad.
Voor wat betreft het onder parketnummer 18/135886-22 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de aangifte van het slachtoffer, de appberichten en het feit dat verdachte kennelijk de beschikking had over de weggenomen goederen, volgt dat verdachte medepleger is geweest van de beroving.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder parketnummer 18/52425-21 en het onder parketnummer 18/134360-21 onder 2 ten laste gelegde voor wat betreft de bewijsvraag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/220320-21 en het onder parketnummer 18/134360-21 onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood van de slachtoffers, zodat in beide gevallen van het primair ten laste gelegde vrijspraak dient te volgen. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich voor wat betreft de bewijsvraag eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/135886-22 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de beroving van het slachtoffer, zodat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft er in dit verband op gewezen dat verdachte wel bij de beroving aanwezig was, maar geen goederen heeft weggenomen en juist heeft geprobeerd erger te voorkomen. Bovendien heeft hij er een aantal dagen later voor gezorgd dat een deel van de gestolen goederen bij het slachtoffer terug is gekomen. Daarbij heeft hij inderdaad even de beschikking gehad over die goederen, maar dit kan, aldus de raadsvrouw, op geen enkele manier als heling worden aangemerkt, zo evident niet dat geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie in zo’n geval tot vervolging voor heling had kunnen overgaan. Om die reden dient de officier van justitie voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde niet-ontvankelijk in haar vervolging verklaard te worden.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/052425-21 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder dit parketnummer wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De door verdachte ter terechtzitting van 18 juli 2022 afgelegde bekennende verklaring;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 februari 2021,opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021026644 d.d. 12 maart 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/220320-21 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 18 juli 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 3 mei 2021 zat ik achter op een scooter die werd bestuurd door [naam 1] . Wij reden over het Heerdenpad in Groningen. [naam 1] haalde een fietser in. Ik had een mes in mijn hand. Ik heb met dat mes naar deze jongen uitgehaald. [naam 1] haalde vervolgens een tweede fietser in. Ik heb deze jongen met het mes in zijn rug gestoken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 mei 2021, opgenomenop pagina 110 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021224288 d.d. 19 september 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] :
Op maandag 3 mei 2021, omstreeks 20:20 uur, reed ik op mijn fiets over het Heerdenpad te Groningen. Ik was samen met mijn vriend. Hij verplaatste zich ook op een fiets. Opeens kwamen de mannen op de scooter achter ons aan. Ze reden ons achterop en ik werd in mijn linker bovenarm gestoken met een mes. Hierdoor ontstond er een snee in mijn linker bovenarm. Ik werd gestoken door de man die achterop de scooter zat. Ik zag dat hij een mes in zijn hand had die ongeveer twee handen groot was. Mijn vriend werd in zijn rug gestoken.
3. Een geneeskundige verklaring, als los document gevoegd bij voornoemd dossier, opgemaakt enondertekend op 15 oktober 2021 door drs. M.W.G. Govaerts, forensisch arts, voor zover inhoudend:
Op de buitenzijde van de linker bovenarm, op ongeveer één derde van de afstand tussen de elleboog en de schouder, zijn twee, schuin naast elkaar gepositioneerde, de huid penetrerende letsels zichtbaar. Het letsel meer naar de voorzijde van de bovenarm is kleiner en ondieper dan het letsel meer naar de achterzijde van de bovenarm. Beide letsels hebben wijkende, scherpe wondranden zonder blauwverkleuring van de omringende huid. Beide letsels op de buitenzijde van de linker bovenarm hebben het aspect van een snijwond.
De letsels bevinden zich aan de buitenzijde van de linker bovenarm op ca. één derde van de afstand tussen elleboog en schouder.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 mei 2021, opgenomenop pagina 139 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 3 mei 2021 fietste ik met twee vrienden over het fietspad aan het Heerdenpad in Beijum te Groningen. Opeens zegt één van mijn vrienden tegen mij, pas op er komt een snelle scooter. Ik keek achterom en zag dat hij mijn vriend met een mes had gestoken. Toen zag ik dat hij mij ook wilde steken met het mes.
V: Heb je verwondingen of schade?
A: Ik werd in mijn rugtas geraakt met het mes en ook in mijn jas.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juni 2021,opgenomen op pagina 143 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van de verbalisant:
Naar aanleiding van een aangifte zware mishandeling heb ik aangever [slachtoffer 3] gevraagd foto’s te maken van de schade aan zijn jas en tas. Hij stuurde mij een aantal foto’s welke ik als bijlage aan dit proces-verbaal heb toegevoegd.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2021,opgenomen op pagina 149 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van de verbalisant:
Op de foto’s van de rugtas, die door aangever [slachtoffer 3] werden aangeleverd, is te zien dat er een ovaalvormig gat in de linkerzijde van de tas zit. De linkerzijde wordt bedoeld vanuit het perspectief wanneer men de rugtas op de rug draagt.
Op de rug van de aangever was aan de linkerzijde een schram op de huid te zien.
Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, die op dat moment achterop een scooter zat, tijdens het inhalen met een mes heeft uitgehaald naar twee fietsers. De eerste fietser, [slachtoffer 2] , is daarbij in zijn linker bovenarm geraakt, de tweede fietser, [slachtoffer 3] , in zijn rug.
De exacte aanleiding voor dit incident is onduidelijk gebleven. Verdachte en de bestuurder van de scooter, medeverdachte [naam 1] , hebben daar verschillend over verklaard. Volgens verdachte zou er bij een eerdere confrontatie met de aangevers, enige tijd voor dit incident, door één van de aangevers een mes zijn getoond. [naam 1] heeft daar echter niets over verklaard, en heeft ook ontkend dat er gestoken zou zijn met zijn mes of dat er al over het gebruik van een mes zou zijn gesproken voordat zij de aangevers gingen inhalen, zoals verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven. Integendeel, [naam 1] heeft verklaard dat hij pas bij thuiskomst van verdachte hoorde dat verdachte de aangevers gestoken had.
Wat er precies voorafgaand aan het inhalen is gebeurd, en of verdachte zich toen al had voorgenomen om aangevers met een mes te gaan steken, kan dus niet met zekerheid worden vastgesteld. Van het verwijt dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad zal de rechtbank hem dus vrijspreken.
De rechtbank stelt wel vast dat verdachte in het geval van [slachtoffer 3] gestoken heeft in de richting van diens bovenlichaam. Zijn rugzak is immers door het mes beschadigd geraakt en op zijn rug zat een schram die past bij de plek waar een gat zat in zijn rugzak. Iemand in het bovenlichaam steken met een mes is, nu zich op die plaats meerdere vitale organen bevinden zoals het hart en de longen, zo gevaarlijk dat daarmee de aanmerkelijke kans bestaat dat de gestoken persoon komt te overlijden, zeker als dat met genoeg kracht gebeurt om een rugzak en een jas te doorboren. Ieder redelijk denkend mens weet hoe groot dat gevaar is, dus ook verdachte, zodat de rechtbank van oordeel is dat hij, door toch op deze manier met het mes uit te halen, dat aanmerkelijke risico ook bewust heeft aanvaard. Anders dan de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank dan ook het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
In het geval van [slachtoffer 2] is dat anders. Hij is in zijn arm geraakt en uit het dossier kan niet goed worden afgeleid op welke manier, in welke richting en met welke kracht verdachte naar hem heeft uitgehaald. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat er een aanmerkelijke kans bestond dat hij door het steken zou komen te overlijden, noch dat verdachte, als die kans er al was, deze bewust heeft aanvaard. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank wel van oordeel dat er een aanmerkelijk risico was dat deze aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en dat verdachte die kans wel bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht in dit geval daarom het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven al heeft overwogen over hetgeen [naam 1] over het incident heeft verklaard, en bij gebrek aan andere bewijsmiddelen waaruit diens rol kan blijken, kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat hij hier op een zodanige wijze bij betrokken is geweest dat hij als medepleger zou moeten worden aangemerkt. De rechtbank zal verdachte dus vrijspreken van het onderdeel dat hij in vereniging met een ander zou hebben gehandeld.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/134360-21 onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank komt, net als de officier van justitie en de raadsvrouw, tot een vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde, nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de vaststelling dat het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op het overlijden van aangever [slachtoffer 4] in het leven heeft geroepen.
De rechtbank acht het onder dit parketnummer onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Ieder bewijsmiddel is ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De door verdachte ter terechtzitting van 18 juli 2022 afgelegde bekennende verklaring;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 mei 2021, opgenomenop pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021132730 d.d. 24 september 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] .
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 mei 2021, opgenomenop pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] .
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/135886-22 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 18 juli 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 5 mei 2022 was ik met [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] in het Stadspark in Groningen. Ik ben ook met hen te zien op de beelden in het dossier. [naam 3] heeft het slachtoffer met een mes bedreigd.
Op 8 mei heb ik gesproken met de moeder van het slachtoffer en vlak daarna heb ik met haar geappt. Ik heb via [naam 9] de ketting en de twee petten teruggegeven aan het slachtoffer.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 mei 2022, opgenomenop pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022112238 d.d. 16 juni 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6] :
Op 5 mei was ik bij het bevrijdingsfestival in Groningen. Ter hoogte van de kinderboerderij in het Stadspark zag ik dat er 4 jonge personen op mij af kwamen rennen. Vervolgens werd ik aan meerdere kanten aan mijn lichaam geduwd en getrokken. Ik belandde in de bosjes met de 4 personen. Ik hoorde dat [naam 4] zei doe je jas uit. Ik zag dat [naam 2] een mes pakte van ongeveer 10 cm, waar nog wel een hoesje om de snijkanten zat. Ik zag dat ze het mes op mijn buik zette. Ik hoorde dat ze zei doe je kanker jas uit. Ik zag dat [naam 5] mijn pet van mijn hoofd sloeg met zijn hand. Ik zag dat [naam 4] mijn pet van de grond pakte en deze in zijn jas stopte. Ik voelde dat iemand aan mijn halsketting zat. Ik zag dat [verdachte] dit was. Ik zag dat [verdachte] mijn ketting van mijn hals trok. Tegelijk trok [naam 4] mijn jas uit. Ik zag dat ze wegrenden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 mei 2022 inclusiefbijlage, opgenomen op p. 149 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op maandag 9 mei 2022 heb ik gesproken met [naam 6] en [naam 7] , de ouders van de slachtoffers. [naam 6] was op zondag 8 mei 2022 omstreeks 21:15 uur in de auto gestapt en naar Vinkhuizen gereden. Na wat rondjes te hebben gereden zagen ze omstreeks 21:40 uur [verdachte] en [naam 2] lopen ter hoogte van de Metaallaan. [naam 6] had haar telefoon gepakt en een van haar zoons via videobellen gebeld. Vervolgens filmde ze [verdachte] en [naam 2] . Ze vroeg aan haar zoon of de personen bij wie zij stond ook [verdachte] en [naam 2] waren. Ze hoorde haar zoon zeggen dat dat zo was. Vervolgens ging ze in gesprek met hen en kreeg van
[verdachte] zijn telefoonnummer, [telefoonnummer] . [naam 6] liet mij de profielfoto op Whats-app van dit nummer zien. Op de foto zag ik een persoon die ik als [verdachte] herken.
[naam 6] heeft vervolgens geappt met [verdachte] over de spullen, dit was rond 21:55 uur.
[verdachte] = [verdachte]
[naam 6] = [naam 6]
= (…), maar heb jouw gezegd jij hebt de ketting bij hem afgetrokken van ze nek, dat jij het weer doorgeeft aan een ander is jouw ding dat jij terug regeld dat het terug komt
[verdachte] = Is goed
[verdachte] = Die ketting
[verdachte] = Geef ik
[verdachte] = Die petten heb ik
[verdachte] = Die Jas
[verdachte] = Heeft hij
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 mei 2022, opgenomen op p. 179 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op video bestand 5_mei_1.avi zag ik het volgende: Ik zie dat de tijd betreft 5-5-2022 19:46:03 uur. Ik zie 4 personen wegrennen in de richting van de speeltuin. Hiervan herken ik [verdachte] . Ik herken ook [naam 2] . Ik zie en herken aangever [slachtoffer 6] . Ik zie dat hij loopt in de richting van de kinderboerderij.
Op video bestand 5_mei_2_1.avi zag ik het volgende: Ik zie dat de tijd betreft 5-5-2022 19:43:45 uur. Dit is voor de beroving. Ik zie 4 personen lopen. Allen lopen vanuit de richting van de speeltuin langs de kinderboerderij. Ik herken alle personen als zijnde [naam 2] , [verdachte] , [naam 8] en [naam 3] . Op tijdstip 5-5-2022 19:43:58 uur zijn alle personen weer uit beeld verdwenen.
Op tijdstip 5-5-2022 19.44 29 zie ik dat alle vier verdachten rennen in de richting van de speeltuin. Op tijdstip 5-5-2022 19:44:36 uur zijn alle personen weer uit beeld verdwenen.
Op tijdstip 5-5-2022 19:46:15 zie ik het slachtoffer rennen langs de kinderboerderij. Dit is na de beroving.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangever voldoende wordt ondersteund door de Whats-app berichten waaruit volgt dat [verdachte] de ketting heeft (en de petten heeft geregeld) in combinatie met de beelden waarop te zien is dat [verdachte] samen met de medeverdachten rent in de richting van aangever en ook samen met de medeverdachten wegrent na afloop van de beroving. Daar komt bij dat [verdachte] inconsistent heeft verklaard over hetgeen zich heeft afgespeeld op 5 mei en op welke manier hij de beschikking heeft gekregen over de gestolen goederen. De rechtbank acht zijn verklaring, dat hij er enkel bij heeft gestaan en erger heeft voorkomen, dan ook ongeloofwaardig. Gezien het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] een actieve bijdrage heeft geleverd aan de beroving en komt daarom tot een bewezenverklaring van het medeplegen van diefstal met geweld.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer
18/052425-21ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 29 januari 2021 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] tegen het lichaam te schoppen en tegen het gezicht te slaan.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer
18/220320-21ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 3 mei 2021 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 3] met een mes in de rug en in een rugtas op het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
en
hij op 3 mei 2021 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] met een mes in de arm heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer
18/134360-21onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 mei 2021 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 4] bij de keel heeft gegrepen en tegen het been heeft geschopt
en naar de grond heeft getrokken en bovenop die [slachtoffer 4] is gaan zitten en meermalen op en/of tegen het hoofd en tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt en/of meermalen met de vuisten op en/of tegen het (achter)hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 22 mei 2021 te Groningen [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen "Hou je kanker bek, kankerflikker, kanker mogool, ik maak jou ook af en je kankerfamilie, ik doe mijn tijd wel, ik kom je tegen en steek je kanker neer en je familie ook, kankerflikker" en/of "hou je kanker bek, interesseert me niks, ik maak je dood’.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer
18/135886-22ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 5 mei 2022 te Groningen tezamen en in vereniging met anderen een zilveren ketting en een jas en petten, aan [slachtoffer 6] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door (- zakelijk weergegeven -) die [slachtoffer 6] te duwen en aan het lichaam de bosjes in te trekken en een op een mes gelijkend voorwerp op zijn buik te houden en een pet van zijn hoofd af te slaan en een ketting van zijn hals af te trekken en de jas van zijn lichaam af te trekken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de
bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 18/052425-21 levert op:
mishandeling.
Het bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 18/220320-21 levert op: poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling.
Het bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 18/134360-21 levert op:
subsidiair: poging tot zware mishandeling
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Het bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 18/135886-22 levert op:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot onder meer een bedrag van € 46,20 ter zake van materiële schade bestaandeuit reiskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan; ter terechtzitting heeft de benadeelde partij deze vordering verhoogd met een door de rechtbank in billijkheid te schatten bedrag aan toekomstig verlies aan arbeidsvermogen, door de benadeelde voorshands begroot op € 40.000,-- tot € 80.000,--;
[slachtoffer 4] , tot een bedrag van € 859,33 ter vergoeding van materiële schade en
€ 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
3. [ [slachtoffer 6] , tot een bedrag van € 883,99 ter vergoeding van materiële schade en
€ 1.100,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] aangegeven dat de gevorderde reiskosten kunnen worden toegewezen en dat de ter terechtzitting aanvullend gevorderde vergoeding voor verlies aan toekomstig arbeidsvermogen niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij het materiële gedeelte van de vordering onvoldoende heeft onderbouwd en om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Het immateriële deel van de vordering dient te worden toegewezen.
De officier heeft zich voor wat betreft de vordering van [slachtoffer 6] op het standpunt gesteld dat deze in zijn geheel voldoende onderbouwd is en dus voor toewijzing in aanmerking dient te komen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] betoogd dat alle gevorderde schade onvoldoende onderbouwd is en dat deze vordering derhalve niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft de raadsvrouw voor wat betreft de materiële posten bril, telefoon en tas betwist, daar deze onvoldoende zouden zijn onderbouwd, en zich voor wat betreft de post bereddering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De gevorderde immateriële schade dient volgens de raadsvrouw te worden gematigd.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6] heeft de raadsvrouw betoogd dat materiële posten onvoldoende zijn onderbouwd en dat de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in dat deel van de vordering. Het immateriële deel van de vordering dient volgens de raadsvrouw te worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Vordering [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden in de vorm van reiskosten en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de onder parketnummer 18/052425-21 bewezenverklaarde mishandeling. Voor dit deel zal de vordering, die door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en door de verdediging onvoldoende is betwist, derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2021.
Met betrekking tot de ter terechtzitting aanvullend gevorderde vergoeding voor verlies van toekomstig arbeidsvermogen, is de rechtbank van oordeel dat deze schade onvoldoende is onderbouwd, zowel voor wat betreft het bestaan daarvan als de eventuele omvang. Voor het geval dat zou moeten worden geoordeeld dat de benadeelde partij aan zijn stelplicht heeft voldaan, geldt dat het hier gaat om een dermate complexe vordering dat nader onderzoek daarnaar een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Dit deel van de vordering zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vordering [slachtoffer 4]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is geweest van de onder parketnummer 18/134360-21 bewezen verklaarde poging tot zware mishandeling.
De voor toewijzing vatbare schade betreft de materiële post ‘beredderingskosten’ nu deze door de verdediging niet is betwist. De rechtbank is ten aanzien van de posten ‘telefoon’, ‘bril’ en ‘tas’ van oordeel dat deze, gezien de gemotiveerde betwisting door de verdediging, onvoldoende zijn onderbouwd. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van deze gevorderde posten alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de posten ‘telefoon’, ‘bril’ en ‘tas’ daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank is tevens van oordeel van voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij de gevorderde immateriële schade heeft geleden en dat dit het rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/272933-21 bewezen verklaarde. Dit deel van de vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 mei 2021.
Vordering [slachtoffer 6]
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen voor zover dit betreft de post ‘jas’, nu voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij deze gevorderde schade heeft geleden en dat dit het rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/135886-22 bewezen verklaarde. Ten aanzien van de post ‘ketting’, is de rechtbank, gezien de betwisting door de verdediging, van oordeel dat deze slechts gedeeltelijk kan worden toegewezen, te weten tot een bedrag van €50,-, en dat de vordering voor het overige dient te worden afgewezen.
De posten ‘telefoon’, ‘pet’ en ‘schoenen’ zijn naar het oordeel van de rechtbank, in het licht van de gemotiveerde betwisting door de verdediging, onvoldoende onderbouwd. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van deze gevorderde posten alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de posten ‘telefoon’, ‘pet’ en ‘schoenen’ daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij een gedeelte van deze gevorderde schade heeft geleden, te weten een bedrag van € 1000,--, en dat dit het rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/135886-22 bewezen verklaarde. De rechtbank heeft hierbij gebruik gemaakt van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal dan ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Ten aanzien van de toegewezen schadeposten van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6]
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde bedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Heropening onderzoek

Ter terechtzitting hebben zowel de officier van justitie als de raadsvrouw naar voren gebracht dat zij zich onvoldoende voorgelicht achten om een standpunt in te kunnen nemen ten aanzien van de straftoemeting. De rechtbank deelt dit standpunt. Uit de omtrent verdachte opgemaakte psychologische en psychiatrische rapportage volgt dat verdachte kampt met een ernstige normoverschrijdende gedragsstoornis. De psychiater heeft bovendien geconcludeerd dat daarnaast sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale kenmerken. De psycholoog heeft geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden. De psychiater, die maanden later heeft gerapporteerd, acht gezien de problematiek van verdachte, een voorwaardelijke PIJ-maatregel de meest passende afdoening. De psycholoog, noch de psychiater hebben het feit onder parketnummer 18/135886-22 ten laste gelegd bij hun advies kunnen betrekking en hebben de rechtbank verzocht hen meer tijd te geven om zodoende tot een gewogen advies te komen.
De rechtbank zal derhalve het onderzoek ter terechtzitting heropenen en de stukken in handen stellen van de officier van justitie, teneinde de reeds ingeschakelde psycholoog en psychiater aanvullend te laten rapporteren over de vraag welke straf en/of maatregel passend is voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en om het herhalingsgevaar zoveel mogelijk in te perken. Ten behoeve van een zo concreet mogelijk antwoord op deze vraag, heeft de rechtbank bij dit tussenvonnis een oordeel gegeven over de bewezenverklaring en kwalificatie van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. De psycholoog en psychiater dienen bij hun nadere onderzoek van deze vaststellingen door de rechtbank uit te gaan.
Desgewenst kunnen de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering naar aanleiding van de nadere rapportages van de gedragsdeskundigen ook aanvullend rapporteren.

Uitspraak

De rechtbank

Heropent en schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd,

  • stelt de stukken in handen van de officier van justitie, teneinde de reeds ingeschakelde psycholoogen psychiater aanvullend te laten rapporteren over de vraag welke straf en/of maatregel passend is voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en om het herhalingsgevaar zoveel mogelijk in te perken;
  • beveelt de oproeping van verdachte en de raadsvrouw tegen de nader te bepalen terechtzitting.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. J. van Bruggen en mr. H.J. Schuth, rechters, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2022.