Bijlage Juridische kader
Artikel 3.1.1 van het Besluit langdurige zorg (Blz)
1. De verzekerde die is aangewezen op zorg, heeft recht op samenhangende zorg behorende bij het bij de verzekerde best passende zorgprofiel. Bij ministeriële regeling worden zorgprofielen vastgesteld.
2 De verzekerde heeft recht op meer zorg dan waarop hij op grond van het eerste lid recht heeft, voor zover meer zorg nodig is om te voorzien in zijn behoefte aan zorg.
3 De aard, inhoud en de omvang van de zorg worden mede bepaald door de stand van de wetenschap en praktijk en, bij het ontbreken van een zodanige maatstaf, door hetgeen in het betrokken vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg en diensten.
4 Het recht op zorg kan nader worden geregeld bij ministeriële regeling. Aan het recht op zorg, met inbegrip van het recht op meer zorg, bedoeld in het tweede lid, kunnen bij ministeriële regeling voorwaarden worden verbonden en beperkingen worden gesteld. Deze beperkingen kunnen mede betrekking hebben op gebruikelijke zorg en algemeen gebruikelijke voorzieningen.
Artikel 3.6.5, eerste lid, van het Blz
Bij ministeriële regeling worden maximumtarieven vastgesteld voor de verlening van zorg die vanuit het persoonsgebonden budget kan worden bekostigd. Deze tarieven zijn vastgesteld in artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg. In het tweede lid onder b van dit artikel wordt aangegeven dat het professionele uurtarief mag worden gehanteerd door de zogenaamde budgethouders met oude rechten.
De Nota van toelichting bij de inwerkingtreding van het Blz(Staatsblad 2014, 520) vermeldt bij artikel 3.6.5 van het Blz het volgende:
"In het pgb onder de AWBZ bestonden reeds lange tijd tarieven die maximaal door de budgethouder aan een hulpverlener mogen worden uitbetaald. In 2014 is voor nieuwe budgethouders daarin een onderscheid gemaakt in wat ze maximaal aan professionals en niet-professionals mogen uitbetalen, waarbij het professionele tarief gelijk is aan het eerderbedoelde bestaande maximum en het niet-professionele tarief op 20 euro per uur is gesteld. Hiermee wordt voorkomen dat mantelzorgers en andere niet-professionals royaal uit het pgb kunnen worden betaald. De monetarisering van mantelzorg wordt zo enigszins tegengegaan. Het moet immers voor de kosten uitmaken of hulpverleners beroeps- of bedrijfsmatig handelen of niet. Het beperken van de definitie tot 1ste of 2de graads familie is echter te beperkt. Het pgb kent een veelheid aan hulpverleners die dat niet beroeps- of bedrijfsmatig doen.
In de ministeriële regeling worden de maxima van de professionele en niet-professionele tarieven vermeld. In 2015 zal het niet-professionele tarief in principe nog alleen gelden voor budgethouders die in 2014 onder de AWBZ een pgb hebben gekregen (daar was het toen al voor van kracht) of dat in 2015 onder de Wlz krijgen. Op termijn is het de bedoeling dat alle budgethouders zich moeten houden aan zowel de professionele als niet-professionele tarieven. De definitie voor mensen die in het kader van het pgb beroeps- of bedrijfsmatig werken is in dit besluit opgenomen gelijk aan de definitie zoals deze is geïntroduceerd in 2014 onder de AWBZ. In 2015 zal worden gekeken of de definitie hanteerbaar en uitvoerbaar is en indien nodig en juridisch te beschrijven categorieën worden toegevoegd. Mocht iemand van 1ste
of 2de graads familie voldoen aan de criteria van de professional dan is met het vierde lid geregeld dat deze persoon toch slechts het niet-professionele tarief kan ontvangen."
Artikel 2.2 van de Regeling langdurige zorg (Rlz)
1. Een verzekerde heeft recht op meer zorg dan waarop hij op grond van het hem geïndiceerde zorgprofiel of zorgzwaartepakket recht heeft, voor zover naar het oordeel van de Wlz-uitvoerder of het zorgkantoor meer zorg nodig is om te voorzien in zijn behoefte aan zorg en:
a. de verzekerde krachtens zijn indicatiebesluit is aangewezen op zorgprofiel:
(…)
7LG Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer intensieve verzorging,
(…).
b. de verzekerde op 31 december 2014 recht had op zorgzwaartepakket (…), 7 LG, (…), of
3 Een verzekerde als bedoeld in het eerste lid, onder a of b, of tweede lid, onder a, kan slechts recht op de in die leden bedoelde zorg krijgen indien zijn behoefte aan zorg minimaal 25% hoger is dan de zorg die is opgenomen in het zorgzwaartepakket dat voor de bekostiging van het zorgprofiel wordt gebruikt dan wel van het zorgprofiel.
2 Het zorgkantoor kan op verzoek van de verzekerde een aanvraag voor meerzorg als bedoeld in artikel 2.2 starten, indien de verzekerde een zorgbehoefte heeft waarvan de kosten het bedrag overstijgen dat beschikbaar is na toepassing van de artikelen 5.1 tot en met 5.1d en de verzekerde voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.2, eerste of tweede lid.
4 Het zorgkantoor kan onder daarbij te stellen voorwaarden in het voordeel van de verzekerde afwijken van de bedragen genoemd in bijlage H indien de verzekerde naar het oordeel van het zorgkantoor aanspraak heeft op meer zorg als bedoeld in artikel 2.2 van deze regeling.
1. Het uit het persoonsgebonden budget te betalen bruto loon of de te betalen vergoeding aan een zorgaanbieder bedraagt ten hoogste € 21,14 per uur, tenzij de verzekerde kan aantonen dat de zorg is verleend door:
a. een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 3.3.3 van de wet;
b. een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 3.3.3 van de wet, en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel;
c. een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 3.3.3 van de wet.
2 In afwijking van het eerste lid wordt een bruto uurloon dan wel vergoeding van ten hoogste € 66,60 per uur of € 61,32 per dagdeel gehanteerd of een bruto loon dan wel vergoeding van ten hoogste het door de zorgautoriteit op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg voor de desbetreffende zorg vastgestelde hoger tarief, indien:
a. de verzekerde kan aantonen dat de zorg is verleend door een onderneming als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of b, of een persoon als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c; of
b. een verzekerde voor 1 januari 2014 een persoonsgebonden budget ontving als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en onafgebroken een persoonsgebonden budget als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de wet heeft ontvangen.
3 Het eerste lid, onder b en c, is niet van toepassing indien de zorgverlener een echtgenoot of een bloed- of aanverwante in de eerste of tweede graad is van de verzekerde.
4 In het te betalen bruto loon of de vergoeding per uur of per dagdeel, bedoeld in het eerste en tweede lid, is, indien van toepassing krachtens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vakantiebijslag verdisconteerd als bedoeld in die wet.
5 Het aantal door de zorgverlener voor de verzekerde gewerkte en betaalde uren mag niet afwijken van het Arbeidstijdenbesluit en mag indien het Arbeidstijdenbesluit niet van toepassing is, niet meer bedragen dan veertig uur per week.