ECLI:NL:RBNNE:2022:2626

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
18/143515-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, uitspraak inzake oplichting en diefstal

Op 18 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere oplichtingen, diefstal en verduistering. De zaak betreft een reeks van oplichtingen via Marktplaats.nl, waarbij de verdachte zich voordeed als koper van verschillende goederen, zoals telefoons en laptops. De verdachte gebruikte telkens dezelfde modus operandi, waarbij hij de verkopers misleidde door hen te laten geloven dat hij de betaling via een valse internetbankieren-app had gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 25 maart 2019 tot en met 10 april 2019, in verschillende plaatsen in Nederland, meerdere mensen heeft bewogen tot de afgifte van hun goederen door gebruik te maken van een valse naam en hoedanigheid. Daarnaast heeft de verdachte op 30 maart 2019 een iPhone weggenomen en in juni 2019 een snorfiets verduisterd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde gewoontewitwassen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe betrokkenheid bij het witwassen van gelden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden en heeft schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de oplichtingen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/143515-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 18 juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 juni 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Atema, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. drs. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2017 tot en met 4 juni 2017, althans in 2017, te Groningen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (van) een voorwerp, te weten op of omstreeks:
-3 mei 2017, 120 euro (aangifte [benadeelde partij 1] , dossierpagina 3265), en/of
-4 juni 2017, 80 voor (aangifte [benadeelde partij 2] , dossierpagina 3269), en/of-28 april 2017, 260 euro (aangifte [benadeelde partij 3] , dossierpagina 3277), althans (telkens) een hoeveelheid geld,
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet of gebruik gemaakt, terwijl verdachte (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: een onbekend gebleven persoon in of omstreeks de periode van 28 april 2017 tot en met 4 juni 2017, althans in 2017, te Groningen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft die persoon tezamen en in vereniging met en of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (van) een voorwerp, te weten op of omstreeks:
-3 mei 2017, 120 euro (aangifte [benadeelde partij 1] , dossierpagina 3265), en/of
-4 juni 2017, 80 voor (aangifte [benadeelde partij 2] , dossierpagina 3269), en/of-28 april 2017, 260 euro (aangifte [benadeelde partij 3] , dossierpagina 3277), althans (telkens) een hoeveelheid geld,
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet of gebruik gemaakt, terwijl die persoon (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door (telkens) opzettelijk -die persoon een bankrekeningnummer en/of bankpas op naam van verdachte
en/of met bijbehorende pincode ter beschikking te stellen, en/of
-die persoon toe te staan dat (dat/die) geldbedrag(en) werd(en) gestort op dat rekeningnummer en/of werd(en) opgenomen, en/of
-(op verzoek) een of meer van dat/die geldbedrag(en) (deels) heeft opgenomen en/of afgegeven;
2. hij in of omstreeks de periode van 25 maart 2019 tot en met 10 april 2019, althans in 2019, te Drachten en/of Emmen en/of Dieverbrug en/of Leeuwarden en/of Veendam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een) na te noemen benadeelde(n) heeft bewogen tot de afgifte van na te noemen, althans enig, goed,
immers heeft verdachte (telkens), tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
-gereageerd op een aanbod van dat goed via een advertentie op de website Marktplaats.nl, althans een advertentie via het internet, en/of (daarbij)
-zich voorgedaan als bonafide koper van dat goed tegen betaling, en/of
-verzocht om het goed te mogen bekijken en/of bij de verkoper thuis is langsgekomen en/of -doen voorkomen dat verdachte de betaling voor dat goed ter plaatse digitaal had voldaan en/of de betaling had overgemaakt aan verkoper, en/of daartoe (ook) verkoper heeft laten meekijken, en/of (daarbij) gebruik gemaakt van een valse betaalapp om verkoper te misleiden, en/of (tevens) -gehandeld met/onder een valse naam, te weten [naam 1] en/of een andere valse naam, en/of een vals e-mailadres, en/of
-(andere) onjuiste gegevens verstrekt waardoor het achterhalen van de (werkelijke) personalia en/of het adres van verdachte(n) en/of (aldus) de verhaalsmogelijkheden voor benadeelde(n) werden bemoeilijkt,
waardoor na te noemen persoon/personen (telkens) werden bewogen tot na te noemen afgifte(n), te weten:
-op of omstreeks 25 maart 2019, [benadeelde partij 4] tot afgifte van een laptop (aangifte dossierpagina 3171), en/of
-op of omstreeks 25 maart 2019, [benadeelde partij 5] tot afgifte van een iPhone
(aangifte dossierpagina 3175/3200), en/of
-op of omstreeks 29 maart 2019, [benadeelde partij 6] tot afgifte van een iPhone
(aangifte dossierpagina 3225), en/of
-op of omstreeks 10 april 2019, [benadeelde partij 7] tot afgifte van een iPhone
(aangifte 3240), en/of op of omstreeks 29 maart 2019, [benadeelde partij 8] tot afgifte van een iPad (aangifte dossierpagina 3216);
3
hij op of omstreeks 30 maart 2019, te Waalwijk, een iPhone, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 9] , in elk geval aan een ander, toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; (aangifte dossierpagina 3216)
4
hij in of omstreeks de periode van 8 tot en met 18 juni 2019, althans in juni 2019, te Groningen, opzettelijk een snorfiets/scooter (kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 10] ,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten te leen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; (aangifte dossierpagina 3298)

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de drie aangiftes niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van het medeplegen van gewoontewitwassen. Ook de medeplichtigheid aan het gewoontewitwassen kan volgens de officier van justitie niet worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Ook ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman gewezen op de stellige ontkenning van verdachte. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte deze diefstal heeft gepleegd. De enkele verklaring van aangeefster is daartoe onvoldoende. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank acht het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat alleen kan worden vastgesteld dat in de periode 28 april 2017 tot en met 4 juni 2017 door drie verschillende aangevers een bedrag is overgemaakt op de bankrekening van verdachte naar aanleiding van een advertentie op Marktplaats. Afgezien van deze overboekingen bevat het dossier geen bewijsmiddelen die wijzen op een nauwe betrokkenheid van verdachte bij het plaatsen van de betreffende advertenties, dan wel het witwassen van de gelden die als gevolg van deze advertenties op zijn rekening zijn overgemaakt. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen of verdachte bewust zijn rekening ter beschikking heeft gesteld voor dit doel, of dat mogelijk iemand zonder medeweten van verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn rekening. Daarnaast acht de rechtbank een drietal overboekingen in een periode van ruim een maand, onvoldoende om te kunnen vaststellen dat er sprake is geweest van het een gewoonte maken van witwassen. Zowel het medeplegen van het gewoontewitwassen als de medeplichtigheid daaraan kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank stelt ten aanzien van het ten laste gelegde, op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen
1, het volgende vast.
Op 28 maart 2019 heeft [benadeelde partij 5] aangifte gedaan bij de politie. Zij heeft verklaard dat zij op 21 maart 2019 haar iPhone 8 op Marktplaats te koop had aangeboden voor een bedrag van € 599,99. Op zondag 24 maart 2019 ontving zij een bericht van een persoon die zich ‘ [naam 1] ’ noemde en die vroeg of de telefoon nog beschikbaar was. Het telefoonnummer dat [naam 1] gebruikte was [telefoonnummer] . De koper heeft vervolgens aan aangeefster bericht dat hij de telefoon wilde overnemen voor € 599,99 en hij is op 25 maart 2019 de telefoon persoonlijk komen ophalen in Emmen. De koper heeft vervolgens via een betalingsapp in het bijzijn van aangeefster het bedrag overgemaakt. Aangeefster heeft ook gezien dat de overboeking werd bevestigd, waardoor zij geloofde dat het geld daadwerkelijk naar haar rekening was overgemaakt. Zij heeft het geld echter nooit ontvangen. Van de koper werd een foto gemaakt door een van de aanwezigen in het huis van aangeefster.
2
In het gesprek dat aangeefster met de koper heeft gehad via Marktplaats had de koper reeds aangekondigd dat hij in het bijzijn van aangeefster graag de betaling zou willen overmaken. Daarbij gebruikte hij de volgende zin:
“Alleen ik heb met mijn ouders overlegt en ik zou de betaling graag per bank willen overmaken in jullie bijzijn natuurlijk, ik ben nog 17 en heb een jongeren rekening ik kan helaas niet zoveel geld opnemen bij de pinautomaat, ik hoop dat het geen probleem is.”3
Door een vriendin van aangeefster is een oproep op Facebook geplaatst met betrekking tot het bovenstaande waarbij ook de hiervoor genoemde foto werd geplaatst. Aan de hand van deze oproep kwamen er meerdere tips binnen dat degene op de foto verdachte zou zijn. Verschillende melders gaven daarbij de naam door van [verdachte] . Aan de hand van die naam heeft aangeefster op Facebook gezocht naar [verdachte] en kwam daar één profielpagina tegen met die naam. Toen ze de profielfoto zag, herkende zij deze jongen direct als degene die bij haar thuis is geweest en haar telefoon heeft meegenomen. Ook heeft zij geconstateerd dat deze persoon op de profielfoto dezelfde riem draagt als toen hij bij haar was.
4Door verbalisant [verbalisant 1] worden de foto’s van het facebookprofiel van [verdachte] eveneens bekeken en ook zij heeft geconstateerd dat de gelijkenis van de persoon op de foto’s van het facebookprofiel van [verdachte] en de persoon op de foto die aangeefster bij haar aangifte heeft aangeleverd grote gelijkenissen vertoont. Het postuur, kapsel en haarkleur, gezichtsvorm en wenkbrauwen komen overeen. Ook heeft zij geconstateerd dat op één van de foto’s van het facebookprofiel van [verdachte] te zien is dat deze persoon een opvallende witte riem draagt en dat de persoon op de door aangeefster aangeleverde foto dezelfde soort riem om had.
5
Op 30 maart 2019 heeft ook [benadeelde partij 4] aangifte gedaan van fraude/oplichting. [benadeelde partij 4] heeft op Marktplaats.nl een laptop aangeboden. Op 24 maart 2019 ontving hij een reactie van ene ‘ [naam 1] ’. Deze persoon was een maand actief op Markplaats en wilde de laptop van hem kopen voor een bedrag van € 450,00. Aangever is akkoord gegaan met deze prijs en heeft met de koper een afspraak gemaakt dat de koper de laptop op 25 maart 2019 kon komen ophalen. De koper zou ter plekke betalen met zijn ABN-AMRO betaalapp. Op 25 maart 2019 kwam de koper aan de deur bij aangever in Drachten en aangever heeft hem omschreven als een blanke jongen met zwart kort gestyled haar van ongeveer 17 jaar oud. Deze persoon droeg een lange donkerbruine jas tot net boven de knie en sprak accentloos Nederlands. Na de laptop te hebben gezien, ging de koper akkoord. Aangever heeft gezien hoe de koper de overschrijving van € 450,00 deed vanaf zijn ABNAMRO betaalapp. Het zag er voor aangever heel betrouwbaar uit en hij vertrouwde erop dat het bedrag de volgende dag op zijn rekening zou worden bijgeschreven. De koper is vervolgens weg gegaan met de laptop. Aangever heeft het geld echter nooit ontvangen en heeft van de ING-bank begrepen dat de koper mogelijk gebruik heeft gemaakt van een nep app.
6Door de koper is in het gesprek met aangever exact dezelfde zin gebruikt als bij aangeefster [benadeelde partij 5] om te vragen of de betaling per bank overgemaakt mocht worden in het bijzijn van aangever.
7
Door verbalisant [verbalisant 2] is op 4 april 2019 aan aangever [benadeelde partij 4] de foto getoond die op Facebook was geplaatst in het kader van de oplichting van aangeefster [benadeelde partij 5] . [benadeelde partij 4] herkende de man op de foto meteen voor 100% als de persoon die hem had opgelicht als de koper van zijn laptop en die zich ‘ [naam 1] ’ noemde.
8
Door [benadeelde partij 6] is op 3 april 2019 eveneens aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft verklaard dat hij een iPhone 8 te koop had aangeboden op Markplaats.nl voor € 450,00. Op 29 maar 2019 kreeg hij een bericht van iemand die gebruikmaakt van een profiel op Marktplaats met de naam ‘ [naam 1] ’. Dit profiel was een maand actief op Marktplaats. Aangever en ‘ [naam 1] ’ hebben vervolgens afgesproken dat de telefoon voor € 420,00 mocht worden overgenomen. De koper wilde dezelfde dag nog langs komen om de koop rond te maken. Hij stuurde vervolgens het volgende bericht: “
Alleen heb ik met mijn ouders overlegt en ik zou de betaling graag per bank willen overmaken in jullie bij zijn natuurlijk, ik ben nog 17 en heb een jongeren rekening ik kan helaas niet zoveel geld opnemen bij de pinautomaat, ik hoop dat het geen probleem is”.Aangever geloofde dit en heeft vervolgens ingestemd met dit voorstel. De koper is op 29 maart 2019 langsgekomen in Dieverbrug, waarbij hij zich voorstelde als ‘ [naam 1] ’. Aangever heeft gezien dat deze ‘ [naam 1] ’ een app opende met de huisstijl van de ABN-AMRO bank en dat hij een bedrag van € 420,00 heeft overgemaakt naar het IBANnummer van aangever. Hierbij heeft aangever gecontroleerd of het IBAN-nummer correct werd ingevoerd en heeft hij gezien dat ‘ [naam 1] ’ een code in moest voeren om de betaling te bevestigen. Aangever heeft geen geld ontvangen en kreeg geen contact meer met ‘ [naam 1] ’. Aangever heeft ‘ [naam 1] ’ als volgt omschreven. Een jongen van ongeveer 17 jaar oud, kort donker haar wat stijl naar voren gedragen werd en een groenbruine jas die tot over de heupen viel. Door aangever zijn daarnaast schermafbeeldingen toegevoegd aan de aangifte waarop ‘ [naam 1] ’ te zien is.
9
Aangever [benadeelde partij 6] is werkzaam als politieagent en heeft uit hoofde van zijn functie nader onderzoek gedaan naar ‘ [naam 1] ’. In de politiesystemen heeft hij de aangiftes van [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 4] gezien, waarbij ook een persoon zich voordeed als ‘ [naam 1] ’ op Marktplaats en waarbij vermoedelijk gebruik werd gemaakt van een valse internetbankieren-app van de ABN-AMRO. [benadeelde partij 6] heeft vervolgens gezien dat verdachte in beeld was als mogelijke dader en dat er een recente foto van hem in het systeem stond. [benadeelde partij 6] heeft deze foto bekeken en heeft daarop de verdachte herkend als degene die zich richting hem voordeed als ‘ [naam 1] ’. Hij heeft de verdachte herkend aan de vorm van zijn gelaat, aan de vorm van zijn oren, aan zijn wenkbrauwen en aan zijn haardracht.
10
Op 5 april 2019 heeft [benadeelde partij 8] eveneens aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft verklaard dat hij via Marktplaats een iPad Pro te koop heeft aangeboden. Op 29 maart 2019 werd door ene ‘ [naam 1] ’ gereageerd dat hij wel belang bij de iPad had. Aangever en ‘ [naam 1] ’ kwamen een prijs van € 850,00 overeen, waarna ‘ [naam 1] ’ dezelfde dag langskwam bij aangever in Veendam om de koop af te ronden. ‘ [naam 1] ’ liet aangever de bank app zien op zijn telefoon, waarmee hij ogenschijnlijk een bedrag van € 850,00 overboekte naar het IBAN-nummer van aangever en waarna aangever de iPad aan hem heeft afgegeven. Aangever heeft het geld echter nooit op zijn rekening ontvangen. Na onderzoek op internet komt aangever uit bij verdachte.
11Uit de berichten die tussen aangever en ‘ [naam 1] ’ zijn verstuurd, blijkt dat door ‘ [naam 1] ’ opnieuw dezelfde zin is gebruikt als bij aangevers [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 4] , te weten:
“Alleen ik heb met mijn ouders overlegt en ik zou de betaling graag per bank willen overmaken in jullie bijzijn natuurlijk, ik ben nog 17 en heb een jongeren rekening ik kan helaas niet zoveel geld opnemen bij de pinautomaat, ik hoop dat het geen probleem is.”12
Op 15 april 2019 is door [benadeelde partij 7] eveneens aangifte gedaan van oplichting. Zij heeft op 5 april 2019 een advertentie op Markplaats gezet waarbij zij haar iPhone 8 te koop heeft aangeboden.
Op 7 april 2019 werd zij benaderd door een geïnteresseerde koper die zich ‘ [naam 2] ’ noemde. Aangeefster is samen met deze ‘ [naam 2] ’ een prijs overeenkomen van
€ 625,00. De koper moest het nog wel overleggen met zijn ouders en hij vertelde dat hij niet zoveel geld kon opnemen omdat hij een jongerenrekening had en dat hij daarom door middel van internetbankieren wilde betalen. Hij wilde dat in bijzijn van aangeefster laten zien. Hierbij gebruikte hij exact dezelfde zin als bij aangevers [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 8] . Op 10 april 2019 is ‘ [naam 2] ’ langsgekomen bij aangeefster in Leeuwarden om de telefoon op te halen. Aangeefster heeft vervolgens gezien dat ‘ [naam 2] ’ zijn telefoon pakte en heeft ingelogd op de internetbankieren-app van ABN-AMRO. Op deze app heeft hij vervolgens het IBAN-nummer van aangeefster ingevuld, waarna voor aangever te zien was dat er een bedrag van € 625,00 werd afgeschreven naar de rekening van aangeefster. Aangeefster vertrouwde erop dat het geld ook zou worden bijgeschreven op haar rekening. Voor de zekerheid heeft zij wel gevraagd om de adresgegevens van ‘ [naam 2] ’. Vervolgens heeft hij de volgende gegevens opgeschreven:
  • [naam 2]
  • [straatnaam]
  • [postcode]
  • [woonplaats]
  • [telefoonnummer]
Vervolgens is ‘ [naam 2] ’ met de iPhone vertrokken. Het bedrag van € 625,00 heeft aangeefster nooit ontvangen. Bij de aangifte heeft aangeefster een tweetal screenshots gevoegd waarop ‘ [naam 2] ’ goed te zien is. Ook heeft aangeefster op internet gezocht, waarbij zij een filmpje tegenkwam van aangeefster [benadeelde partij 5] in verband met internetoplichting. Nadat aangeefster contact heeft gezocht met [benadeelde partij 5] , heeft zij aan haar een foto van haar camerabeelden gestuurd waarop ‘ [naam 2] ’ te zien was. [benadeelde partij 5] heeft vervolgens aangegeven dat dit dezelfde jongen was en dat dit [verdachte] zou zijn. Naar aanleiding van een facebookbericht is aangeefster via [naam 3] in contact gekomen met [naam 4] , de moeder van verdachte. Aan [naam 4] heeft aangeefster ook de foto gestuurd van ‘ [naam 2] ’, waarna zij heeft bevestigd dat dit haar zoon is.
13
Het door ‘ [naam 2] ’ opgegeven telefoonnummer is onderzocht en daaruit is naar voren gekomen dat dit telefoonnummer is gekoppeld aan verdachte. Uit de adreshistorie van verdachte is tevens gebleken dat hij in het verleden aan de [straatnaam] in [woonplaats] heeft gewoond. Verder zijn de door [benadeelde partij 7] overhandigde screenshots van haar camerabeelden door verbalisant [verbalisant 3] bekeken. Zij heeft geconstateerd dat de verdachte van de screenshots heel erg lijkt op de foto die geregistreerd staat bij [verdachte] .
14
Bewijsoverweging rechtbank
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Door vijf verschillende mensen is aangifte gedaan van oplichting waarbij telkens gebruik is gemaakt van dezelfde modus operandi. Alle vijf aangevers boden via Marktplaats.nl een product te koop aan, waarna er contact met hen werd opgenomen door een potentiële koper. In vier van de vijf gevallen heeft de koper zich voorgesteld als ‘ [naam 1] ’, en in één geval als ‘ [naam 2] ’. In alle gevallen is de koper afgereisd naar aangevers om daar vervolgens aan te geven dat hij het aangeboden product wilde overnemen. Voorafgaan aan de koop heeft de koper aan de verkopers bericht dat hij graag ter plaatse wilde betalen middels een overboeking met zijn mobiel bankieren-app. Wat daarbij opvalt is dat koper bij alle aangevers exact dezelfde zin heeft gebruikt. Door aangever [benadeelde partij 5] is een foto van de verdachte op Facebook gezet, waarna de koper al snel wordt geïdentificeerd als [verdachte] . Door [benadeelde partij 5] is vervolgens ook op social media onderzoek gedaan naar deze [verdachte] en zij heeft vervolgens aan de hand van daar aangetroffen foto’s geconstateerd dat [verdachte] inderdaad degene is die bij haar aan de deur is geweest. Wanneer deze foto’s worden getoond aan de overige aangevers, herkennen ook zij deze persoon ook als degene die bij hen aan de deur is geweest en hen heeft opgelicht. Dit wordt vervolgens bevestigd door de screenshots van camerabeelden die aangever [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] aan hun aangifte hebben toegevoegd. Door aangever [benadeelde partij 7] wordt daarnaast gemeld dat door de koper het telefoonnummer [telefoonnummer] is doorgegeven en het adres [straatnaam] te Groningen. Zowel het telefoonnummer als het adres kunnen gekoppeld worden aan [verdachte] .
Hoewel alle bewijsmiddelen in de richting van verdachte wijzen, heeft verdachte desondanks zelf geen enkele inhoudelijke verklaring afgelegd en op geen enkele manier de verdenking weerlegd. Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die aangevers heeft bewogen tot afgifte van de in de tenlastelegging genoemde goederen, door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander of anderen, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van het medeplegen.
De rechtbank acht daarmee het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen.
Ten aanzien van feit 3:
Op 3 april 2019 heeft [benadeelde partij 9] aangifte gedaan van diefstal. Zij heeft verklaard dat zij op 15 maart 2019 een advertentie heeft geplaatst op Marktplaats waarbij zij een iPhone XR te koop aanbood voor een prijs van € 750,00. Op zaterdag 30 maart 2019 werd aangeefster gebeld door een man die zich voorstelde als ‘ [naam 5] ’ die de telefoon wilde overnemen voor € 750,00. Deze ‘ [naam 5] ’ belde met het telefoonnummer [telefoonnummer] (dit is hetzelfde telefoonnummer dat is gebruikt bij het bij aangeefster [benadeelde partij 5] betreffende feit 2). Hij is op diezelfde dag bij aangeefster langs gekomen in Waalwijk. Aangeefster heeft ‘ [naam 5] ’ omschreven als een nette jongen van ongeveer 20 jaar oud met kort donkerblond haar. Door ‘ [naam 5] ’ werd gevraagd of hij het bedrag van € 750,00 via internetbankieren mocht overmaken, maar daar is aangeefster niet mee akkoord gegaan omdat zij het geld graag contant wilde ontvangen. Aangeefster heeft vervolgens verklaard dat ‘ [naam 5] ’ erg boos werd, zijn toon veranderde en intimiderend overkwam. Hij wilde per se de telefoon en nadat aangeefster hem had verzocht haar huis te verlaten gaf ‘ [naam 5] ’ haar een duw, pakte het doosje met de telefoon van het dressoir en rende hij naar buiten. Op 31 maart 2019 kreeg aangeefster een bericht van haar dochter met daarin een foto en de vraag of de persoon op die foto de man is die de telefoon heeft meegenomen. Aangeefster herkende deze man inderdaad als degene die bij haar in huis was geweest om de telefoon op te halen.
15Vervolgens heeft aangeefster deze foto doorgestuurd naar haar buurvrouw [naam 6] die de verdachte heeft binnengelaten in de portiek op 30 maart 2019, en deze bevestigde dat het inderdaad om dezelfde man ging die zij had binnengelaten in de portiek.
16Van haar dochter begreep aangeefster dat de naam van [verdachte] bij de instagramfoto stond.
Bewijsoverweging rechtbank:
De rechtbank acht de onder 3 ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen. Verdachte is door aangeefster [benadeelde partij 9] herkend op de foto die aangever [benadeelde partij 5] op internet had geplaatst en waarvan is vastgesteld dat dit verdachte is. Ook is verdachte herkend door de buurvrouw van aangeefster, die hem op de bewuste dag heeft binnengelaten in de portiek van de flat. Daarnaast heeft verdachte in deze zaak gebruik gemaakt van dezelfde modus operandi als bij de onder 2 ten laste gelegde oplichtingen. Ook hier wilde verdachte ter plaatse met een internetbankieren-app geld overmaken, echter deze aangeefster ging hiermee niet akkoord. De rechtbank overweegt voorts dat verdachte van hetzelfde telefoonnummer gebruik heeft gemaakt als bij aangeefster [benadeelde partij 5] vijf dagen daarvoor.
Verdacht heeft ontkend deze diefstal te hebben gepleegd, maar heeft geen enkele verklaring gegeven voor het feit dat deze bewijsmiddelen allemaal hem aanwijzen als dader. De rechtbank acht gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, in samenhang bezien, dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3 ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd. De enkele ontkenning door verdachte maakt dit niet anders.
Ten aanzien van feit 4:
Aangever [benadeelde partij 10] heeft op 18 juni 2019 aangifte gedaan van verduistering van zijn snorfiets met kenteken [kenteken] . Hij heeft verklaard dat hij op 8 juni 2019 zijn snorfiets heeft uitgeleend aan verdachte met de afspraak dat hij hem later die dag weer terug zou brengen. Met toestemming van aangever mocht de snorfiets uiteindelijk op 9 juni 2019 worden teruggebracht, maar vervolgens heeft aangever verdachte niet meer kunnen bereiken. Aangever heeft hem uiteindelijk een voicemail-bericht ingesproken op het telefoonnummer van verdachte waarin hij heeft aangegeven dat hij de snorfiets uiterlijk 18 juni 2019 terug wilde hebben.
17Door de verdediging is ter terechtzitting van 25 januari 2022 aangevoerd dat verdachte inderdaad de snorfiets heeft geleend, maar dat hij de snorfiets heeft teruggegeven aan een vriend van aangever [benadeelde partij 10] . Deze vriend zou hebben beloofd de snorfiets terug te geven aan aangever.
18Aangever [benadeelde partij 10] is hieromtrent gehoord door de rechter-commissaris. Hij heeft verklaard dat hij de snorfiets niet heeft teruggekregen van een vriend, maar dat hij van een drugsdealer heeft begrepen dat de snorfiets aan hem te koop is aangeboden.
19
Bewijsoverweging rechtbank:
De rechtbank is van oordeel dat de onder 4 ten laste gelegde verduistering wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft de snorfiets geleend van aangever [benadeelde partij 10] en had deze snorfiets daarom anders dan door misdrijf onder zich. De stelling van verdachte dat hij de snorfiets aan een vriend van aangever heeft teruggegeven, is op geen enkele manier onderbouwd en geconcludeerd kan worden dat aangever zijn snorfiets tegen de afspraak in niet terug heeft gekregen van verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich de snorfiets wederrechtelijk heeft toegeëigend door de snorfiets niet terug te geven op het daartoe geëigende tijdstip en de snorfiets in bezit te houden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2. hij in de periode van 25 maart 2019 tot en met 10 april 2019, te Drachten en Emmen en Dieverbrug en Leeuwarden en Veendam, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, na te noemen benadeelden heeft bewogen tot de afgifte van na te noemen goederen,
immers heeft verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
-gereageerd op een aanbod van dat goed via een advertentie op de website Marktplaats.nl, althans een advertentie via het internet, en daarbij
-zich voorgedaan als bonafide koper van dat goed tegen betaling, en
-verzocht om het goed te mogen bekijken en bij de verkoper thuis is langsgekomen en
-doen voorkomen dat verdachte de betaling voor dat goed ter plaatse digitaal had voldaan en de betaling had overgemaakt aan verkoper, en daartoe verkoper heeft laten meekijken, en daarbij gebruik gemaakt van een valse betaalapp om verkoper te misleiden, en tevens
-gehandeld onder een valse naam, te weten [naam 1] en een andere valse naam, en een vals emailadres, en
-andere onjuiste gegevens verstrekt waardoor het achterhalen van de werkelijke personalia en/of het adres van verdachte en aldus de verhaalsmogelijkheden voor benadeelden werden bemoeilijkt,
waardoor na te noemen personen telkens werden bewogen tot na te noemen afgiften, te weten:
-op 25 maart 2019, [benadeelde partij 4] tot afgifte van een laptop, en
-op 25 maart 2019, [benadeelde partij 5] tot afgifte van een iPhone, en
-op 29 maart 2019, [benadeelde partij 6] tot afgifte van een iPhone, en
-op 10 april 2019, [benadeelde partij 7] tot afgifte van een iPhone, en -op 29 maart 2019, [benadeelde partij 8] tot afgifte van een iPad;
3
hij op 30 maart 2019, te Waalwijk, een iPhone, die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 9] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij in de periode van 8 tot en met 18 juni 2019, te Groningen, opzettelijk een snorfiets (kenteken [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 10] ,en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten te leen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
2. oplichting, meermalen gepleegd;
3. diefstal;
4. verduistering.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. De officier van justitie heeft gelet op de overschrijding van de redelijke termijn een korting toegepast op zijn eis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij een bewezenverklaring gepleit voor nader onderzoek van verdachte door de reclassering. Verdachte heeft inmiddels werk en heeft meer toekomstperspectief. De raadsman heeft daartoe verzocht het onderzoek ter terechtzitting aan te houden. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde straf gematigd dient te worden en deels voorwaardelijk dient te worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Verzoek aanhouding
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting af. De rechtbank verwacht, gelet op de proceshouding van verdachte, niet dat een nadere rapportage door de reclassering tot nadere inzichten zal leiden over de persoon van verdachte en acht zich thans voldoende voorgelicht omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering van het Leger des Heils d.d. 30 augustus 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 mei 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere oplichtingen, een diefstal en een verduistering in een periode van ongeveer vier maanden. Verdachte heeft bij de oplichtingen en de diefstal telkens gebruik gemaakt van dezelfde modus operandi waarbij hij aan de deur is geweest en de mensen heeft (proberen) te misleiden met een valse internetbankieren-app. Door het handelen van verdachte zijn veel mensen financieel benadeeld en is hun vertrouwen in de medemens grote schade toegebracht. De rechtbank acht deze uiterst brutale wijze van oplichten en diefstal, waarbij verdachte ook in of bij de woning van aangevers is geweest, zeer ernstig.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op de uitgebreide justitiële documentatie van verdachte en de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor de bewezenverklaarde feiten en heeft ook geen enkele bereidheid getoond om mee te werken aan reclasseringstoezicht of eventuele behandeling. Reclasseringstoezicht in het verleden is ook niet succesvol gebleken.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de brief van de werkgever van verdachte, waarin wordt aangegeven dat een gevangenisstraf de positief ingeslagen weg mogelijk zou doorkruizen.
De rechtbank is echter, alles afwegend, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van de feiten door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. Het enkele feit dat verdachte thans werk heeft, maakt niet dat de rechtbank voor een andere strafmodaliteit kiest. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid neem voor zijn daden.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De termijn is aangevangen bij de aanhouding van verdachte en zijn eerste verhoor op 7 augustus 2019. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Daarmee is de redelijke termijn met bijna een jaar overschreden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding tot gevolg moet hebben dat er een korting moet worden toegepast op de op te leggen straf.
Gelet op de ernst van de feiten, de proceshouding van verdachte en de straffen die in verglijkbare zaken worden opgelegd, ziet de rechtbank aanleiding om boven de strafeis van de officier van justitie uit te gaan. De rechtbank acht in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank op deze straf een korting toepassen van 2 maanden, zodat de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank ziet daarbij geen aanleiding om een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 5], tot een bedrag van € 600,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 6], tot een bedrag van € 420,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 7], tot een bedrag van € 950,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
[benadeelde partij 8], tot een bedrag van € 1.119,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] voor toewijzing vatbaar zijn. De vordering van [benadeelde partij 7] is volgens de officier van justitie toewijsbaar tot een bedrag van € 625,- en de vordering van [benadeelde partij 8] tot een bedrag van € 850,00, overeenkomstig de door hen afgesproken verkoopprijs van de aangeboden goederen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring de vorderingen kunnen worden toegewezen tot de door de officier van justitie genoemde bedragen.
Oordeel van de rechtbank
[benadeelde partij 5]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 maart 2019.
[benadeelde partij 6]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 maart 2019.
[benadeelde partij 7]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De rechtbank acht de vordering echter slechts toewijsbaar tot het overeengekomen verkoopbedrag van de iPhone 8, te weten € 625,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 april 2019. De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
[benadeelde partij 8]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De rechtbank acht de vordering echter slechts toewijsbaar tot het overeengekomen verkoopbedrag van de iPad, te weten € 850,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 maart 2019. De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte in bovenstaande vorderingen vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 60a, 63, 310, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Vorderingen benadeelde partijTen aanzien van feit 2:
[benadeelde partij 5]
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 5] te betalen:
  • het bedrag van € 600,00 (zegge: zeshonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 maart 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 5] aan de Staat te betalen een bedrag van € 600,00 (zegge: zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 12 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[benadeelde partij 6]
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 6] te betalen:
  • het bedrag van € 420,00 (zegge: vierhonderdtwintig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 maart 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 6] aan de Staat te betalen een bedrag van € 420,00 (zegge: vierhonderdtwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 8 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[benadeelde partij 7]
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 7] te betalen:
  • het bedrag van € 625,00 (zegge: zeshonderdvijfentwintig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 april 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 7] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 7] aan de Staat te betalen een bedrag van € 625,00 (zegge: zeshonderdvijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 12 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[benadeelde partij 8]
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 8] te betalen:
  • het bedrag van € 850,00 (zegge: achthonderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 maart 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 8] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 8] aan de Staat te betalen een bedrag van € 850,00 (zegge: achthonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 17 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. F. Sieders, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2022.
Mr. Sieders en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummer aangeduide processen-verbaal en andere stukken betreft dit op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van Districtsrecherche Groningen, onderzoek TUCKER met het kenmerk NN2R018134, met als sluitingsdatum 23 maart 2020.
A-098-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 5] , d.d. 28 maart 2019, p. 3175 e.v.
A-098-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 5] (bijlage), d.d. 28 maart 2019, p. 3188.
A-098-02 Proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde partij 5] , d.d. 1 april 2019, p. 3200 e.v.
AH-027-01 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 april 2019, p. 3304.
A-097-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 4] , d.d. 30 maart 2019, p. 3171 e.v.
A-097-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 4] (bijlage), d.d. 30 maart 2019, p. 3173 e.v.
AH-026-01 Aanvullen proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 april 2019, p. 3302.
A-100-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 6] , d.d. 3 april 2019, p. 3225 e.v.
AH-030-01 Proces-verbaal van bevindingen [benadeelde partij 6] , d.d. 3 april 2019, p. 3310 e.v.
A-121-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 8] , d.d. 5 april 2019, p. 3282 e.v.
A-121-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 8] (bijlage), d.d. 5 april 2019, p. 3296 e.v.
A-101-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 7] , d.d. 15 april 2019, p. 3240 e.v.
A-031-01 Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] , d.d. 15 april 2019, p. 3311 e.v.
A-099-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 9] , d.d. 3 april 2019, p. 3216 e.v.
G-007-10 Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] , d.d 5 april 2019, p. 3323 e.v.
A-123-01 Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 10] d.d. 18 juni 2019, p. 3299 e.v.
Proces-verbaal regiezitting, d.d. 25 januari 2022
Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij 10] bij de rechter-commissaris d.d. 10 februari 2022.