ECLI:NL:RBNNE:2022:2617

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
18/343930-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en bedreiging van ex-partner met ernstige verkeersovertredingen tijdens ontsnappingspoging

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich gedurende een periode van zes maanden schuldig heeft gemaakt aan het belagen van zijn ex-partner. De verdachte heeft haar herhaaldelijk via WhatsApp en sms-berichten benaderd, is meerdere keren langs haar woning gereden en heeft zich in haar tuin begeven. Daarnaast heeft hij telefonisch contact met haar opgenomen. De verdachte heeft ook een bedreiging geuit richting zijn ex-partner. Ondanks een gedragsaanwijzing met een contact- en locatieverbod, bleef hij contact met haar zoeken. Tijdens een ontsnappingspoging aan de politie heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige verkeersovertredingen, waarbij hij met hoge snelheid reed en gevaarlijke situaties voor andere weggebruikers creëerde. De rechtbank oordeelde dat een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend was. Tevens werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht, een drugsverbod en behandeling door de AFPN. Daarnaast kreeg de verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden en een geldboete van € 1.000,-.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/343930-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 juli 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Homans-de Boer.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 augustus 2021 tot en met 13 januari 2022, te Veendam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] door (meermalen):
  • zich te begeven in de tuin van die [slachtoffer 1] en/of
  • langs de woning van die [slachtoffer 1] te rijden en/of
  • what's app berichten en/of smsberichten te sturen naar die [slachtoffer 1] met bedreigende en/ofintimiderende teksten en/of
  • telefonisch contact op te nemen met die [slachtoffer 1] met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2. hij op of omstreeks 23 november 2021 te Veendam, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door die [slachtoffer 1] via (een) what's app bericht(en)dreigend de woorden toe te voegen: "Jij gaat kapot" en/of "voor 500 euro leef jij niet eens meer" en/of "al die kankerjunks uit Hoogezand prikken je neer voor 500", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 3.
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2021 tot en met 23 december 2021, op diverse data en/of tijdstippen, te Veendam, althans in Nederland, (meermalen) opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 26 november 2021 gegeven door de officier van justitie te Noord Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, geen contact mag opnemen met [slachtoffer 1] en/of zich niet op mag houden in een straal van 100 meter rond het adres aan de [straatnaam]
Veendam (te weten het adres van die [slachtoffer 1] ), door (meermalen) telefonisch en/of via what's app contact op te nemen met die [slachtoffer 1] en/of zich te begeven nabij de woning van die [slachtoffer 1] ;
4.
Primairhij op of omstreeks 23 december 2021 te Veendam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, in een door hem, verdachte, bestuurde auto op die [slachtoffer 2] is ingereden en/of tegen de benen van die [slachtoffer 2] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiairhij op of omstreeks 23 december 2021 te Veendam, een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door in een door hem, verdachte, bestuurde auto tegen de benen van die [slachtoffer 2] te rijden;
5.
Primair
hij op of omstreeks 23 december 2021 te Muntendam en/of te Veendam, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg(en), te weten (onder meer) de Kerkstraat en/of de Oosterweg en/of de Middenweg en/of de G.H. Streurmanstraat en/of het Beneden Westerdiep en/of de Jakob Bruggemalaan en/of het Boven Westerdiep en/of het Boven Oosterdiep en/of de Van Stolbergweg en/of de Industrieweg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, door (tijdens een achtervolging door de politie):
  • met een (te) hoge snelheid (te weten met snelheden van ongeveer 100 tot 160 kilometer per uur) binnen de bebouwde kom te rijden en/of
  • met een (te) hoge snelheid een voetganger te passeren die aan de kant moest springen om eenaanrijding te voorkomen en/of
  • met een (te) hoge snelheid een voorrangsweg te passeren en/of (daarbij) geen voorrang heeftverleend aan verkeer rijdend op die voorrangsweg en/of
  • door een rood verkeerslicht te rijden,
en/of (daarbij) een stopteken van de politie heeft genegeerd, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
Subsidiair
hij op of omstreeks 23 december 2021 te Muntendam en/of te Veendam, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg(en), te weten (onder meer) de Kerkstraat en/of de Oosterweg en/of de Middenweg en/of de G.H. Streurmanstraat en/of het Beneden Westerdiep en/of de Jakob Bruggemalaan en/of het Boven Westerdiep en/of het Boven Oosterdiep en/of de Van Stolbergweg en/of de Industrieweg, (tijdens een achtervolging door de politie):
  • met een (te) hoge snelheid (te weten met snelheden van ongeveer 100 tot 160 kilometer per uur) binnen de bebouwde kom heeft gereden en/of
  • met een (te) hoge snelheid een voetganger is gepasseerd die aan de kant moest springen om eenaanrijding te voorkomen en/of
  • met een (te) hoge snelheid een voorrangsweg is gepasseerd en/of (daarbij) geen voorrang heeftverleend aan verkeer rijdend op die voorrangsweg en/of
  • door een rood verkeerslicht is gereden
en/of (daarbij) een stopteken van de politie heeft genegeerd, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 4 primair. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 primair. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte kon zich slecht neerleggen bij het verbreken van de relatie met als gevolg stalkend gedrag. Er is aangifte gedaan op 1 september 2021. Vervolgens wordt de zaak ‘on hold’ gezet totdat de tweede aangifte wordt gedaan op 24 november 2021. Verdachte stuurt vanaf eind oktober een eindeloze stroom aan berichten en hij verschijnt te pas en te onpas bij de woning en in de tuin van aangeefster. Dit gedrag leidt tot de gedragsaanwijzing van 26 november 2021.
Desondanks laat verdachte aangeefster niet met rust. Uiteindelijk leidt het op 23 december 2021 tot een wilde achtervolging en aanhouding van verdachte. Verdachte wordt geschorst onder voorwaarden maar houdt zich niet aan deze voorwaarden en zoekt opnieuw contact. Gelet op al deze omstandigheden is de belaging onder feit 1 wettig en overtuigend te bewijzen vanaf 30 oktober 2021. De bedreiging onder feit 2 en het overtreden van de gedragsaanwijzing onder feit 3 zijn ook wettig en overtuigend te bewijzen, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om tot een bewezenverklaring van feit 4 primair te komen. Verdachte zal daarvoor moeten worden vrijgesproken. Het subsidiaire onder feit 4 is wettig en overtuigend te bewijzen gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Tot slot is uit het dossier voldoende duidelijk gebleken dat verdachte het verkeer opzettelijk in gevaar heeft gebracht en dat daarvoor levensgevaar te duchten was waardoor feit 5 primair ook bewezen moet worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 4 en 5 primair. De feiten 1, 2 en 3 kunnen bewezen worden verklaard met de opmerking ten aanzien van feit 1 dat de periode pas begint op 27 november 2021. De tijd daarvoor is er van beide kanten contact, hetgeen normaal is bij een verbroken relatie met kinderen. Ten aanzien van feit 4 geldt dat verdachte zich bevond in een achtervolgingssituatie. Er zijn geen foto’s van de schade aan de auto of van de verwonding van de agent. Verdachte heeft niets gezien en ook niet bewust het risico aanvaard dat hij iemand kon raken omdat hij achter zijn auto niemand hoefde te verwachten. Het levensgevaar onder feit 5 is onvoldoende concreet beschreven in het proces-verbaal van bevindingen en om die reden kan feit 5 primair niet bewezen worden verklaard. Bovendien heeft verdachte al een boete gehad voor het negeren van een stopteken en dus is de officier van justitie niet-ontvankelijk ten aanzien van feit 5, althans voor dat onderdeel van feit 5.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht feit 4 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Ten aanzien van het primaire en subsidiaire onder feit 4 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om te kunnen spreken van poging tot zware mishandeling dan wel mishandeling.
De rechtbank is het eens met de officier van justitie en de raadsvrouw dat uit het dossier niet volgt dat verdachte doelbewust op de agent is ingereden. Ook blijkt niet dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op (zwaar) lichamelijk letsel heeft aanvaard. Er was sprake van een chaotische situatie en het proces-verbaal van bevindingen is onvoldoende duidelijk om de precieze omstandigheden te achterhalen. Daarmee is onvoldoende duidelijk geworden wat verdachte precies heeft kunnen waarnemen. Naar het oordeel van de rechtbank is er al met al onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen van het primaire en subsidiaire onder feit 4. Dit betekent dat de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken.
Feiten 1, 2 en 3
De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 juli 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 september 2021,opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-
202132391 d.d. 22 maart 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 november 2021,opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
4. een schriftelijk bescheid, te weten een gedragsaanwijzing ex. art. 509hh Sv d.d. 26 november2021;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 november 2021, opgenomen op pagina 2 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 november 2021,opgenomen op pagina 277 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten; 7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 december 2021, opgenomen op pagina 281 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant; 8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2022, opgenomen op pagina 378 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant; 9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2022, opgenomen op pagina 391 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
10. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 december 2021, opgenomen op pagina 399 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant. Anders dan de raadsvrouw en de officier van justitie hebben aangevoerd, is er naar het oordeel van de rechtbank al vanaf 13 augustus 2021 sprake van belaging. Uit het dossier volgt dat verdachte, nadat aangeefster de relatie heeft beëindigd, veelvuldig contact heeft gezocht met aangeefster. Aangeefster heeft meerdere keren op ondubbelzinnige wijze aan verdachte laten weten dat zij geen contact meer met hem wilde en zij heeft dan ook twee keer aangifte gedaan nu verdachte zich daarvan niets aantrok. Verdachte heeft op indringende, intimiderende en zelfs dreigende wijze getracht met aangeefster in contact te komen. Verdachte negeerde hierbij volledig de duidelijke en herhaaldelijke verzoeken van aangeefster om geen contact met haar te zoeken. Dat in enkele gevallen contacten tussen verdachte en aangeefster hebben plaatsgevonden (al dan niet op initiatief van aangeefster) doet niet af aan de wederrechtelijkheid van de gedragingen van verdachte. De strekking van meerdere berichten van aangeefster was duidelijk. Zij wilde dat hij haar met rust liet. Verdachte negeerde deze berichten volledig. Naar het oordeel van de rechtbank was het vanaf 13 augustus 2021 voor verdachte meer dan duidelijk dat aangeefster geen contact met hem wilde waardoor de periode zoals ten laste gelegd onder feit 1 naar het oordeel van de rechtbank bewezen kan worden verklaard.
Feit 5 primair
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2021, opgenomen op pagina 347 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100202132391 d.d. 22 maart 2022, inhoudend als verklaring van verbalisanten:
Op 23 december 2021 zagen wij dat het voertuig richting Beneden Oosterdiep reed. Wij reden achter het voertuig aan. Wij sloten aan bij de achtervolging en maakten daarbij gebruik van de optische- en geluidssignalen. Op de Oosterweg zagen wij dat het voertuig de weg op reed en met hoge snelheid wegreed, in de richting van Muntendam. Wij waren op dat moment het eerste dienstvoertuig achter het voertuig. Wij zagen dat het voertuig andere voertuigen met hoge snelheden inhaalde. Wij zagen dat het voertuig op de Middenweg in het midden van de weg stopte. Ik zette ons dienstvoertuig schuin voor het voertuig, zodat het voertuig niet weg kon rijden. Wij stapten uit het dienstvoertuig. Wij herkenden de bestuurder 100% als zijnde [verdachte]
,geboren op [geboortedatum] 1988. Wij zagen dat hij alleen in het voertuig zat. Op het moment dat wij naast het voertuig stonden, hoorden wij dat de bestuurder gas gaf en dat het toerental omhoog ging. Wij zagen dat het voertuig snel achteruit reed. Wij hoorden en zagen dat het overtuig flink gas gaf en met hoge snelheid vooruit, om ons dienstvoertuig heen. Wij stapten in ons dienstvoertuig en reden, nog steeds met optische- en geluidssignalen, achter het voertuig aan. Wij zagen dat de snelheid opliep tot 100 km/h. De maximum snelheid voor die weg is 50 km/h. Wij zagen dat een voetganger, die op het voetpad liep, opzij moest springen, om een aanrijding met het voertuig te voorkomen. Wij zagen dat de snelheid van het voertuig toenam tot een snelheid van ongeveer 100 km/h. De maximum snelheid voor die weg is 30 km/h. Wij zagen dat het voertuig rechtdoor reed en de Jakob Bruggemalaan overstak met een snelheid van ongeveer 50 km/h. Dit betreft een voorrangskruising, waarbij aan het verkeer rijdend op de Jakob Bruggemalaan voorrang moet worden verleend. Wij zagen dat hij vlak voor een voertuig langs reed, dat op de Jakob Bruggemalaan reed. Wij zagen dat het voertuig rechtdoor reed over het Boven Westerdiep en hierbij de Julianalaan overstak. Wij zagen dat het voertuig de Julianastraat overstak met een snelheid van ongeveer 50 km/h. De kruising betreft een voorrangskruising, waarbij aan het verkeer rijdend op de Julianalaan voorrang verleend moet worden. Wij zagen dat het voertuig rechtdoor reed over het Boven Westerdiep en dat de snelheid opliep tot boven de 100 km/h. Bij de kruising met de Van Stolbergweg, zagen wij dat het voertuig links om het stilstaande verkeer reed. Wij zagen dat het verkeer stilstond, omdat het rode licht van het driekleurige verkeerslicht brandde. Wij zagen dat het voertuig het rode licht negeerde en rechtsaf de Van Stolbergweg op reed. Wij zagen dat het voertuig zich wederom door een aantal stilstaande en langzaam rijdende voertuigen door wurmde, om zo zijn weg met hoge snelheid te vervolgend. Wij zagen dat het voertuig rechtsaf de Industrieweg op reed. Wij zagen dat de snelheid van het voertuig toenam tot ongeveer 130 km/h. De maximum snelheid voor die weg is 50 km/h. Wij zagen dat de snelheid van het voertuig toenam tot boven de 160 km/h. De maximum snelheid voor die weg is 50 km/h. Wij hoorden via onze portofoon van de meldkamer dat wij de achtervolging moesten afbreken.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank draagt het negeren van een stopteken van de politie niet bij aan de conclusie dat sprake is geweest ernstig verkeersgevaarlijk rijgedrag, zodat dit onderdeel van verwijt buiten beschouwing kan blijven. Daarmee kan in het midden blijven of het gegeven dat verdachte voor een (ondergeschikt) onderdeel van het gehele verwijt een strafbeschikking heeft gekregen en voldaan, betekenis heeft voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Uit het bovengenoemde proces-verbaal van bevindingen volgt dat verdachte de verkeersregels als bedoeld in artikel 5a, eerste lid WVW in ernstige mate heeft geschonden tijdens een ontsnappingspoging aan de politie. Het rijgedrag van verdachte is naar zijn aard evident zo gevaarlijk dat daarmee bewust de aanmerkelijke kans is aanvaard op een ongeval met dodelijk afloop of waarbij aan een ander zwaar lichamelijk letsel had kunnen worden toegebracht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2, 3 en 5 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 13 augustus 2021 tot en met 13 januari 2022, te Veendam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] door meermalen:
  • zich te begeven in de tuin van die [slachtoffer 1] en
  • langs de woning van die [slachtoffer 1] te rijden en
  • what's app berichten en smsberichten te sturen naar die [slachtoffer 1] met bedreigende enintimiderende teksten en
  • telefonisch contact op te nemen met die [slachtoffer 1] met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
2.
hij op 23 november 2021 te Veendam, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] via een what's app bericht dreigend de woorden toe te voegen: "Jij gaat kapot" en "voor 500 euro leef jij niet eens meer" en "al die kankerjunks uit Hoogezand prikken je neer voor 500", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in de periode van 27 november 2021 tot en met 23 december 2021, op diverse data en tijdstippen, te Veendam, meermalen opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 26 november 2021 gegeven door de officier van justitie te Noord Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, geen contact mag opnemen met [slachtoffer 1] en zich niet op mag houden in een straal van 100 meter rond het adres aan de [straatnaam] Veendam (te weten het adres van die [slachtoffer 1] ), door meermalen telefonisch en via what's app contact op te nemen met die [slachtoffer 1] en/of zich te begeven nabij de woning van die [slachtoffer 1] ;
5.
Primair
hij op 23 december 2021 te Muntendam en te Veendam, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg(en), te weten (onder meer) de Oosterweg en de Middenweg en de Jakob Bruggemalaan en het Boven Westerdiep en de Van Stolbergweg en de Industrieweg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, door (tijdens een achtervolging door de politie):
  • met een (te) hoge snelheid (te weten met snelheden van ongeveer 100 tot 160 kilometer per uur) binnen de bebouwde kom te rijden en
  • met een (te) hoge snelheid een voetganger te passeren die aan de kant moest springen om eenaanrijding te voorkomen en
  • met een (te) hoge snelheid een voorrangsweg te passeren en (daarbij) geen voorrang heeftverleend aan verkeer rijdend op die voorrangsweg en
  • door een rood verkeerslicht te rijden,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

belaging;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd;
5.
primairovertreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarden: reclasseringstoezicht, drugsverbod met urinecontroles en behandeling door de AFPN indien de reclassering dat nodig acht. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden gevorderd. Daarnaast heeft de officier van justitie, gelet op feiten 4 subsidiair en 5 primair een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden met aftrek gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak ten aanzien van feiten 4 en 5 primair. De raadsvrouw heeft ten aanzien van feiten 1, 2, 3 en 5 subsidiair gepleit voor een straf dat gelijk is aan het voorarrest. Mocht de rechtbank een voorwaardelijke straf opleggen dan zal verdachte willen meewerken aan urinecontroles, een drugsverbod en behandeling van AFPN indien noodzakelijk. De raadsvrouw heeft gepleit om de ontzegging van de rijbevoegdheid te verdisconteren in de straf dat gelijk is aan het voorarrest gelet op de omstandigheid dat verdachte ZZP’er is en zijn rijbewijs daarvoor cruciaal is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 16 juni 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van zes maanden schuldig gemaakt aan het belagen van zijn ex-partner. Verdachte stuurde haar vele whatsapp- en sms-berichten. Hij reed meerdere malen langs haar woning en begaf zich in de tuin. Ook nam hij veelvuldig telefonisch contact op. De belaging had een zeer bedreigend karakter en verdachte heeft daarmee een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een bedreiging van dezelfde ex-partner. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met zijn handelen geheel voorbij is gegaan aan de gevoelens van aangeefster en slechts oog heeft gehad voor zijn eigen gevoelens van woede, frustratie en ongenoegen. Nadat verdachte vanwege de belaging een gedragsaanwijzing met een contact- en locatieverbod ten aanzien van aangeefster had gekregen, bleef hij meerdere malen in contact treden met haar. Verdachte is bovendien zelfs na tussenkomst van de politie doorgegaan met de belaging. Verdachte was hardleers en had lak aan de wens van aangeefster om door hem met rust gelaten te worden. Verder heeft verdachte zich tijdens een ontsnappingspoging aan de politie met verhoogde snelheid schuldig gemaakt aan meerdere ernstige verkeersovertredingen, waarbij een gevaarlijke situatie is ontstaan voor overige weggebruikers. Verdachte wilde aan de politie ontkomen, omdat hij zich (wederom) bevond bij de woning van aangeefster, en heeft daarbij onaanvaardbare risico’s genomen. Verdachte heeft zich met zijn handelen schuldig gemaakt aan ernstige feiten.
Kijkend naar de context waarin de feiten zich hebben afgespeeld, de omstandigheid dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het psychologisch onderzoek, de lange periode waarin de hevige belaging met een bedreigend karakter heeft plaatsgevonden en waarbij het gaat om een ex-partner met kinderen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld en deze bijzondere voorwaarden zullen dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De rechtbank zal daarnaast, gelet op het bewezenverklaarde onder feit 5, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden opleggen. Dit geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Ook acht de rechtbank een forse geldboete passend voor dit feit.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto (merk: BMW 5 series, kenteken: [kenteken] ), moet worden teruggegeven aan
[verdachte]nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 57, 184a, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feiten 1, 2, 3 en 5 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf (
een gedeelte, groot 4 maanden), niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen; 2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
3. dat de veroordeelde, indien de reclassering dit geïndiceerd acht, zich nader laat onderzoeken en/of behandelen door de AFPN of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van feit 5 primair voorts:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 12 maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
betaling van een
geldboete ten bedrage van € 1.000,-(zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Gelast de teruggaveaan [verdachte] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven personenauto (merk: BMW 5 series, kenteken: [kenteken] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. W. de Weijer, rechters, bijgestaan door mr. H.A. Vonk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juli 2022.
Mr. O.J. Bosker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.