ECLI:NL:RBNNE:2022:2582

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
C/18/214828 FT RK 22/392
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om homologatie van een onderhands akkoord niet-ontvankelijk bij gebrek aan belang

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot homologatie van een onderhands akkoord, ingediend door [verzoekster]. De rechtbank heeft vastgesteld dat alle stemgerechtigden unaniem vóór het akkoord hebben gestemd, waardoor er geen voldoende belang aanwezig is om het homologatieverzoek te behandelen. De procedure begon met de deponering van een startverklaring door [verzoekster] op 21 juni 2022, gevolgd door een verzoekschrift op 11 juli 2022 waarin het akkoord werd aangeboden aan de schuldeisers. De rechtbank heeft op 19 juli 2022 de behandeling van het verzoekschrift gehouden via een videoverbinding, waarbij de betrokken partijen aanwezig waren.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de rechtsmacht en bevoegdheid, en vastgesteld dat het verzoek het eerste verzoek was na de startverklaring. De rechtbank concludeerde dat het akkoord een overeenkomst is tussen de schuldenaar en haar schuldeisers, en dat homologatie alleen aan de orde is wanneer er tegenstemmers zijn. Aangezien alle stemgerechtigden vóór het akkoord hebben gestemd, was er geen belang bij homologatie. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het UWV, dat aanvankelijk een voorwaarde aan zijn instemming had verbonden, dit ter zitting heeft tegengesproken. Hierdoor was er geen andere reden voor homologatie.

Uiteindelijk heeft de rechtbank [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat er geen belang was bij de homologatie van het akkoord. De beschikking is openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. H.J. Idzenga, in aanwezigheid van de andere rechters en de griffier.

Uitspraak

Rechtbank NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
Beschikking op het verzoek tot homologatie van een onderhands akkoord
rekestnummer: C/18/214828 FT RK 22/392
uitspraakdatum: 21 juli 2022
beschikking in de besloten akkoordprocedure van
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsadres],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer],
hierna te noemen: [verzoekster],
advocaat: mr. P.J. Fousert, kantoorhoudende te Groningen.

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft op 21 juni 2022 een startverklaring ex artikel 370 lid 3
Faillissementswet (Fw) ter griffie van deze rechtbank gedeponeerd.
1.2.
[verzoekster] heeft op 11 juli 2022 een verzoekschrift met bijlagen ingediend, met een verzoek tot homologatie van een door [verzoekster] aangeboden onderhands akkoord. Dezelfde dag heeft [verzoekster] het in artikel 382 Fw bedoelde stemverslag ter griffie van deze rechtbank gedeponeerd.
1.3.
Bij beschikking van 12 juli 2022 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift strekkende tot homologatie van het akkoord bepaald op dinsdag 19 juli 2022 om 15:30 uur door middel van een videoverbinding. Daarbij is [verzoekster] opgedragen de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders onverwijld schriftelijk in kennis te stellen van de beschikking en hen te wijzen op de mogelijkheid om digitaal deel te nemen aan de zitting.
1.4.
Het homologatieverzoek is op 19 juli 2022 door middel van een videoverbinding behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [bestuurder], bestuurder van [verzoekster];
  • mr. P.J. Fousert, advocaat van [verzoekster];
  • [belanghebbende], namens UWV.
1.5.
De rechtbank heeft ter zitting de uitspraak bepaald op 26 juli 2022 met aankondiging dat indien mogelijk de uitspraak bij vervroeging zal worden gedaan.

2.Het verzoek

2.1.
[verzoekster] verzoekt homologatie van het onderhands akkoord dat op 14 juni 2022 aan de betrokken schuldeisers is aangeboden. Daartoe stelt [verzoekster] dat unaniem (door alle schuldeisers) met het akkoord is ingestemd en dat geen sprake is van algemene afwijzingsgronden zoals opgenomen in artikel 384 lid 2 Fw.
2.2.
Aan het verzoek heeft [verzoekster] het volgende ten grondslag gelegd.
2.3.
[verzoekster] heeft haar onderneming reeds op 1 oktober 2021 gestaakt en heeft een akkoord aangeboden aan haar enige twee schuldeisers, te weten het UWV en de Belastingdienst. Deze schuldeisers zijn als volgt onderverdeeld in klassen:
Klasse
Vordering
Uitkering (€)
Uitkering (%)
1 – Preferent (Belastingdienst)
€ 136.198,51
€ 70.362,05
51,66 %
2 – Concurrent (UWV)
€ 17.065,60
€ 8.813,33
51,64 %
Totaal
€ 153.264,11
€ 79.175,38
2.4.
Het akkoord wordt mogelijk gemaakt doordat het actief van [verzoekster] te gelde wordt gemaakt. Dit actief omvat uitsluitend de rekening-courantvordering op de bestuurder van [verzoekster]. De bestuurder zal zijn woning verkopen, uit de te realiseren overwaarde de rekening-courantvordering (zoveel mogelijk) voldoen, waarna aan de bestuurder kwijting zal worden verleend voor de rekening-courantvordering. Omdat de uitkering afhankelijk is van de te realiseren overwaarde, is de uitkering een prognose op basis van de taxatie van de woning. De bestuurder van [verzoekster] heeft de woning inmiddels (onder voorbehoud van financiering) verkocht voor een bedrag waarmee iets méér dan de geprognosticeerde uitkering wordt gerealiseerd.
2.5.
Het akkoord biedt volgens [verzoekster] een beter perspectief dan een faillissement, omdat de faillissementskosten hoger zullen zijn en de overwaarde op de woning van de bestuurder in een faillissement niet zonder meer dezelfde waarde op zal leveren dan in de situatie waarin de bestuurder de woning vrijwillig verkoopt.
2.6.
Het akkoord is op 14 juni 2022 voorgelegd aan de schuldeisers van wie de rechten worden gewijzigd. Bij het aangeboden akkoord zijn de volgende bijlagen gevoegd:
1) de jaarrekening over 2021, waaronder een staat van baten en lasten;
2) een overzicht van de openstaande hypotheekschuld op de woning van de bestuurder;
3) een taxatierapport van de woning van de bestuurder;
4) een overzicht betreffende de financiële positie van [verzoekster].
2.7.
Tegelijk met het voorleggen van het akkoord zijn de stemgerechtigde schuldeisers in kennis gesteld van de stemprocedure, die inhield dat aan de schuldeisers een termijn van veertien dagen is gesteld om door middel van een antwoordformulier hun stem uit te brengen. De uitslag van de stemming was unaniem: alle schuldeisers hebben ingestemd.
2.8.
Het stemverslag is op 11 juli 2022 aan de schuldeisers toegezonden waarbij tevens kennis is gegeven van het verzoek om homologatie van het akkoord.
2.9.
In het verzoekschrift heeft [verzoekster] gesteld dat zij, ondanks dat alle schuldeisers met het akkoord hebben ingesteld, verzoekt om homologatie van het akkoord omdat de schuldeisers daaraan belang toekennen. Ter zitting heeft [verzoekster] nader toegelicht dat het UWV slechts onder voorwaarde van homologatie heeft ingestemd. Het UWV heeft ter zitting verklaard dat zij enkel instemt als een akkoord volgens een WHOA-procedure gaat, maar dat homologatie geen vereiste is voor haar instemming als alle andere schuldeisers ingestemd hebben.

3.De beoordeling

Rechtsmacht en bevoegdheid, soort akkoordprocedure
3.1.
Het onderhavige verzoek is het eerste verzoek dat [verzoekster] aan de rechtbank heeft voorgelegd na het deponeren van de startverklaring. Dat betekent dat eerst vastgesteld moet worden welk soort akkoordprocedure als bedoeld in artikel 369 lid 6 Fw is gekozen bij de voorbereiding van het akkoord. Vervolgens dient beoordeeld te worden of aan de rechtbank rechtsmacht en relatieve bevoegdheid toekomt om van het verzoek kennis te nemen.
3.2.
Blijkens de gedeponeerde startverklaring kiest [verzoekster] voor een besloten akkoordprocedure.
3.3.
[verzoekster] is gevestigd in Groningen en oefende daar haar bedrijf uit. Hieruit volgt dat aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt, en dat de rechtbank Noord-Nederland locatie Groningen relatief bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
Ontvankelijkheid
3.4.
De wetgever heeft bij de invoering van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) beoogd te bevorderen dat partijen zoveel mogelijk zonder tussenkomst van de rechter tot minnelijke akkoorden komen. Uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel voor de WHOA volgt onder meer:
‘Met dit wetsvoorstel wordt een regeling ingevoerd op basis waarvan de rechtbank een onderhands akkoord tussen een onderneming en zijn schuldeisers en aandeelhouders betreffende de herstructurering van schulden kan goedkeuren (homologeren). De homologatie leidt ertoe dat het akkoord verbindend is voor alle bij het akkoord betrokken schuldeisers en aandeelhouders. Schuldeisers of aandeelhouders die niet met het akkoord hebben ingestemd, kunnen toch aan het akkoord worden gebonden als de besluitvorming over en de inhoud van het akkoord aan bepaalde eisen voldoet. Daarom wordt in deze context ook wel de term «dwangakkoord» gebruikt.’
(…)
Bedoeling is dat de WHOA het minnelijk schuldsanerings- en herstructureringstraject versterkt en dat de mogelijkheid van een dwangakkoord dient als «uiterste redmiddel». De WHOA beoogt op geen enkele wijze afbreuk te doen aan de bestaande praktijk van buitengerechtelijke herstructureringen. Integendeel, de WHOA heeft mede tot doel deze praktijk te versterken. In het minnelijke herstructureringstraject onderhandelen partijen tegen de achtergrond van het alternatief van de wettelijke regeling. Omdat de WHOA een effectief middel biedt om een oplossing gerechtelijk op te laten leggen, zullen dwarsliggers minder gauw kunnen overvragen. Dit zal het bereiken van overeenstemming faciliteren. Het enkele feit dat er een effectieve en efficiënte regeling bestaat die leidt tot een snelle finale beslissing van de rechter, kan de noodzaak van een daadwerkelijke gang naar de rechter voorkomen.’
(…)
‘Het wetsvoorstel voorziet met de WHOA in een regeling op basis waarvan de rechtbank kan overgaan tot homologatie van een onderhands akkoord betreffende de herstructurering van de schulden van een schuldenaar, zodat de schuldeisers of aandeelhouders die niet met het akkoord hebben ingestemd toch aan het akkoord kunnen worden gebonden (…).’
3.5.
In beginsel is het akkoord een overeenkomst tussen de schuldenaar en haar schuldeisers en/of aandeelhouders. Homologatie komt aan de orde wanneer een of meer schuldeisers niet instemmen met het door de schuldenaar aangeboden akkoord. Homologatie is een rechterlijk oordeel waarmee een onderhands akkoord aan tegenstemmers en niet-stemmers wordt opgelegd, zodat het een dwangakkoord wordt. In dit geval hebben echter alle stemgerechtigden vóór gestemd en daarmee zichzelf aan het akkoord gebonden door het voorstel van [verzoekster] te accepteren. Bij homologatie bestaat dan geen belang. Homologatie in deze situatie zou ook niet passen in het systeem van de wet, waarbij het primair aan de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders is om zich een oordeel te vormen over het akkoord; toetsing door de rechter aan artikel 384 Fw zou dan tot het ongerijmde resultaat kunnen leiden dat alle stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders vóór het akkoord hebben gestemd en de rechter het akkoord toch niet homologeert.
3.6.
Dat [verzoekster] desondanks een belang heeft bij homologatie is onvoldoende gebleken. [verzoekster] heeft in dit kader gesteld dat UWV aan haar instemming de voorwaarde van homologatie heeft verbonden, maar dit is ter zitting door het UWV tegengesproken. Andere belangen zijn door [verzoekster] niet aangevoerd.
3.7.
Nu [verzoekster] geen belang heeft bij haar verzoek, zal de rechtbank [verzoekster] daarin niet-ontvankelijk verklaren.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Idzenga, voorzitter, mr. M.C. Bosch en
mr. J.H. Steverink, rechters en in aanwezigheid van mr. M. van den Heuvel, griffier, in het openbaar uitgesproken door mr. H.J. Idzenga op 21 juli 2022.
De griffier is buiten
staat deze beschikking
mede te ondertekenen.