ECLI:NL:RBNNE:2022:2547

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
18/143503.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting via Marktplaats, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

Op 18 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting. De zaak betreft meerdere incidenten waarbij de verdachte, in de periode van 1 mei 2015 tot en met 12 november 2018, via de website Marktplaats.nl goederen te koop aanbood onder valse voorwendselen. De verdachte heeft zich voorgedaan als eigenaar van de aangeboden goederen en heeft benadeelden bewogen tot het overmaken van geld door hen te misleiden met valse informatie. Tijdens de zitting op 14 juni 2022 heeft de verdachte bekend, maar de rechtbank heeft de tenlastelegging in twee zaken niet bewezen geacht, waardoor de verdachte in die gevallen werd vrijgesproken. Voor de overige zaken, die wel bewezen zijn verklaard, heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de positieve ontwikkeling van de verdachte, die zich inzet voor rehabilitatie. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/143503.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 18 juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 juni 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. drs. J. Hoekman.
Tevens is verschenen [benadeelde partij 1], benadeelde partij.
Als deskundige is verschenen T. Nicolai-Lykelema, begeleider van verdachte.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 12 november 2018 te Groningen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een) na te noemen benadeelde(n)/persoon/personen heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, althans enig goed, en/of het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het aangaan van een koopovereenkomst,
immers heeft verdachte (telkens), tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, (telkens) met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
-een of meer goed(eren) te koop aangeboden via een advertentie op de website Marktplaats.nl, althans via het internet een advertentie gezet, en/of (daarbij)
-zich voorgedaan als eigenaar/bezitter van dat (via internet) aangeboden goed en/of als bonafide aanbieder/verkoper of verhandelaar van dat goed tegen betaling, en/of
-gezegd/aangegeven dat verdachte(n) het goed na ontvangst van de betaling zou(den) versturen of (laten) bezorgen, en/of
-gehandeld met/onder een valse naam, te weten [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of een andere valse naam, en/of een vals e-mailadres, en/of
-(andere) onjuiste gegevens verstrekt waardoor het achterhalen van de (werkelijke) personalia en/of het adres van verdachte(n) en/of (aldus) de verhaalsmogelijkheden voor benadeelde(n) werden bemoeilijkt,
waardoor die benadeelde(n)/persoon/personen (telkens) werden bewogen tot na te noemen afgifte(n) en/of het aangaan van na te noemen koopovereenkomst(en), te weten: 1) op of omstreeks 19 mei 2015, afgifte van 40 euro voor een aangeboden smartphone Samsung Galaxy 2
(aangifte [benadeelde partij 2], dossierpagina 531), en/of
2) op of omstreeks 9 juni 2015, afgifte van 30 euro voor een aangeboden Samsung
Galaxy 2 (aangifte [benadeelde partij 3], dossierpagina 546), en/of
(met gebruikmaking van een bankrekeningnummer van [benadeelde partij 4])
3) op of omstreeks 26 juni 2018, afgifte van 35 euro voor aangeboden dagkaarten NS
(aangifte [benadeelde partij 5], dossierpagina 447), en/of
4) op of omstreeks 25 juni 2018, afgifte van 40 euro voor aangeboden dagkaarten NS
(aangifte [benadeelde partij 6], dossierpagina 456), en/of
(met gebruikmaking van een bankrekeningnummer van [naam 5])
5) op of omstreeks 1 oktober 2018, afgifte van 20 euro voor aangeboden Eftelingkaarten
(aangifte [benadeelde partij 7], dossierpagina 468), en/of
6) op of omstreeks 2 oktober 2018, afgifte van 35 euro voor aangeboden Eftelingkaarten
(aangifte [benadeelde partij 8], dossierpagina 475), en/of
7) op of omstreeks 5 juli 2018, afgifte van 20,83 euro voor aangeboden dagkaarten NS
(aangifte [benadeelde partij 9], dossierpagina 525), en/of
8) op of omstreeks 10 maart 2018, afgifte van 20 euro voor aangeboden vaas
(aangifte [benadeelde partij 10], dossierpagina 550), en/of
9) op of omstreeks 6 april 2018, afgifte van 52 euro voor aangeboden klok
(aangifte [benadeelde partij 11], dossierpagina 556), en/of
10) op of omstreeks 9 juli 2018, afgifte van 21,45 euro voor aangeboden dagkaarten NS
(aangifte [benadeelde partij 12], dossierpagina 560), en/of
11) in of omstreeks de periode van 15 t/m 16 juli 2018, afgifte van 55 euro voor aangeboden dagkaarten NS
(aangifte [benadeelde partij 13], dossierpagina 569), en/of
12) op of omstreeks 12 april 2018, afgifte van 50 euro voor aangeboden klok
(aangifte [benadeelde partij 14], dossierpagina 590), en/of
13) op of omstreeks 11 april 2018, afgifte van 40 euro voor aangeboden kandelaars
(aangifte [benadeelde partij 15], dossierpagina 594), en/of
14) in of omstreeks de periode van 11 t/m 12 november 2018, afgifte van 43,95 euro voor aangeboden smartphone Huawei p10
(aangifte [benadeelde partij 16], dossierpagina 599), en/of
15) op of omstreeks 6 november 2018, afgifte van 44 euro voor aangeboden Huawei p10
(aangifte [benadeelde partij 1], dossierpagina 606), en/of
16) op of omstreeks 10 november 2018, afgifte van 76,95 euro voor aangeboden Sony Playstation en controller
(aangifte [benadeelde partij 17], dossierpagina 610), en/of
17) op of omstreeks 7 november 2018, afgifte van 76,95 euro voor aangeboden Sony Playstation
(aangifte [benadeelde partij 18], dossierpagina 614), en/of
18) op of omstreeks 5 november 2018, afgifte van 40 euro voor aangeboden iPhone 5
(aangifte [benadeelde partij 19], dossierpagina 620)

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. Met betrekking tot de zaken 1 en 2 (aangiftes [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3]) heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het medeplegen niet bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van zaken 1 en 2
De rechtbank acht zaak 1 (aangifte [benadeelde partij 2]) en zaak 2 (aangifte [benadeelde partij 3]) niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich van deze feiten niks kan herinneren. De rechtbank merkt op dat deze twee feiten zich in 2015 hebben afgespeeld terwijl de andere zaken allen in 2018 plaatsvonden. Bovendien is bij zaak 1 en 2 sprake van een afwijkende modus operandi ten opzicht van de overige feiten. In de situatie van zaak 1 en 2 heeft de dader met aangevers een overeenkomst gesloten om telefoons om te ruilen waarbij er door aangevers een bedrag bijbetaald moest worden. Nadat de aangevers dit bedrag betaald hadden, werd echter geen telefoon toegestuurd en bleek contact met de dader onmogelijk. Hoewel kan worden vastgesteld dat deze betalingen zijn overgemaakt naar de bankrekening op naam van verdachte, kan niet worden vastgesteld dat verdachte ook (mede)verantwoordelijk is geweest voor het plaatsen van de advertenties en daarmee de oplichtingen. De rechtbank acht gelet op het voorgaande de ten laste gelegde oplichting ten aanzien van zaak 1 en 2 dan ook niet bewezen en zal verdachte in zoverre vrijspreken.
Ten aanzien van zaken 3 tot en met 18
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 juni 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 oktober 2018,opgenomen op pagina 447 e.v. van het dossier van Districtsrecherche Groningen, onderzoek TUCKER met het kenmerk NN2R018134 d.d. 23 maart 2020, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 20];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 oktober 2018,opgenomen op pagina 456 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 6];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 november 2018,opgenomen op pagina 468 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 7];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 november 2018,opgenomen op pagina 475 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 8];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 oktober 2018,opgenomen op pagina 525 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 9];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 oktober 2018,opgenomen op pagina 550 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 10];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 oktober 2018,opgenomen op pagina 556 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 11];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 oktober 2018,opgenomen op pagina 560 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de aangifte van B.W.J. [benadeelde partij 12];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 oktober 2018,opgenomen op pagina 569 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 13];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 oktober 2018,opgenomen op pagina 590 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 14];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 oktober 2018,opgenomen op pagina 594 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 15];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 november 2018,opgenomen op pagina 599 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 16];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2019,opgenomen op pagina 606 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 1];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2019,opgenomen op pagina 610 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 17];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2019,opgenomen op pagina 614 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 18];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2019,opgenomen op pagina 620 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 19];

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 10 maart 2018 tot en met 12 november 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, na te noemen benadeelde personen heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of het aangaan van een schuld, te weten het aangaan van een koopovereenkomst, immers heeft verdachte telkens, tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten, met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
-een of meer goederen te koop aangeboden via een advertentie op de website Marktplaats.nl, en daarbij
-zich voorgedaan als eigenaar/bezitter van dat aangeboden goed en als bonafide aanbieder van dat goed tegen betaling, en
- aangegeven dat verdachte het goed na ontvangst van de betaling zou versturen, en
-gehandeld onder een valse naam, te weten [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of een vals e-mailadres, en
-andere onjuiste gegevens verstrekt waardoor het achterhalen van de werkelijke personalia en/of het adres van verdachten en aldus de verhaalsmogelijkheden voor benadeelden werden bemoeilijkt,
waardoor die benadeelde personen telkens werden bewogen tot na te noemen afgiften en het aangaan van na te noemen koopovereenkomsten, te weten:
(met gebruikmaking van een bankrekeningnummer van [benadeelde partij 4])
3) op 26 juni 2018, afgifte van 35 euro voor aangeboden dagkaarten NS
(aangifte [benadeelde partij 5]), en/of
4) op 25 juni 2018, afgifte van 40 euro voor aangeboden dagkaarten NS
(aangifte [benadeelde partij 6]), en
(met gebruikmaking van een bankrekeningnummer van [naam 5])
5) op 1 oktober 2018, afgifte van 20 euro voor aangeboden Eftelingkaarten
(aangifte [benadeelde partij 7]), en
6) op 2 oktober 2018, afgifte van 35 euro voor aangeboden Eftelingkaarten
(aangifte [benadeelde partij 8]), en
7) op 5 juli 2018, afgifte van 20,83 euro voor aangeboden dagkaarten NS
(aangifte [benadeelde partij 9]), en
8) op 10 maart 2018, afgifte van 20 euro voor aangeboden vaas
(aangifte [benadeelde partij 10]), en
9) op 6 april 2018, afgifte van 52 euro voor aangeboden klok
(aangifte [benadeelde partij 11]), en
10) op 9 juli 2018, afgifte van 21,45 euro voor aangeboden dagkaarten NS
(aangifte [benadeelde partij 12]), en
11) in de periode van 15 t/m 16 juli 2018, afgifte van 55 euro voor aangeboden dagkaarten NS(aangifte [benadeelde partij 13]), en
11) op 12 april 2018, afgifte van 50 euro voor aangeboden klok
(aangifte [benadeelde partij 14]), en
13) op 11 april 2018, afgifte van 40 euro voor aangeboden kandelaars
(aangifte [benadeelde partij 15]), en
14) in de periode van 11 t/m 12 november 2018, afgifte van 43,95 euro voor aangeboden smartphone Huawei p10
(aangifte [benadeelde partij 16]), en
15) op 6 november 2018, afgifte van 44 euro voor aangeboden Huawei p10
(aangifte [benadeelde partij 1]), en
16) op 10 november 2018, afgifte van 76,95 euro voor aangeboden Sony Playstation en controller(aangifte [benadeelde partij 17]), en
16) op 7 november 2018, afgifte van 76,95 euro voor aangeboden Sony Playstation
(aangifte [benadeelde partij 18]), en
18) op 5 november 2018, afgifte van 40 euro voor aangeboden iPhone 5 (aangifte [benadeelde partij 19]).
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren. De officier van justitie heeft bij zijn eis rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de positieve ontwikkelingen die verdachte heeft doorgemaakt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de op te leggen straf op het standpunt gesteld dat de strafeis van de officier van justitie passend is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering van Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN) d.d. 8 oktober 2021 en 25 januari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een periode van 8 maanden schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichtingen via marktplaats. Door het handelen van verdachte zijn een groot aantal slachtoffers financieel benadeeld en is hun vertrouwen in de medemens schade toegebracht. Feiten zoals deze tasten bovendien ook het algemene vertrouwen in het digitale betalingsverkeer aan. De rechtbank rekent het verdachte voorts aan dat hij ten koste van de slachtoffers zijn drugsverslaving heeft willen bekostigen en dat hij zich daarbij geen rekenschap gegeven van de aan hen toegebrachte schade.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank de meewerkende proceshouding van verdachte in aanmerking genomen. Verdachte is tot inzicht gekomen en heeft zijn verantwoordelijkheid genomen voor de door hem gepleegde oplichtingen.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat uit het onderzoek ter terechtzitting, de reclasseringsrapportages en de door de deskundige ter terechtzitting afgegeven verklaring blijkt dat verdachte zich positief heeft ontwikkeld in de afgelopen periode. Verdachte is bezig met een opleiding en volgt verschillende trajecten die er voor moeten zorgen dat hij niet opnieuw in de fout gaat. In het kader van een eerdere veroordeling is er nog sprake van reclasseringstoezicht van VNN en zijn ook de overige bijzondere voorwaarden in dat kader, waaronder een alcohol- en drugscontrole, nog van toepassing. Verdachte lijkt zijn drugsgebruik thans onder controle te hebben, hetgeen de kans op recidive aanzienlijk vermindert. Het reclasseringstoezicht loopt nog door tot 2024.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten. Ook artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf tevens rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De termijn is aangevangen bij de aanhouding van verdachte en zijn eerste verhoor op 12 maart 2019. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Daarmee is de redelijke termijn met ruim 16 maanden overschreden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding tot gevolg moet hebben dat er een korting moet worden toegepast op de op te leggen straf, zoals ook door de officier van justitie is gevorderd.
Aangezien de rechtbank verdachte vrijspreekt van de eerste twee ten laste gelegde zaken en daarmee ook tot een aanzienlijk kortere bewezenverklaarde periode komt, ziet de rechtbank aanleiding om een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht alles overwegende een taakstraf voor de duur van 160 uren passend en geboden.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 2], tot een bedrag van € 56,75 ter zake van materiële schade, vermeerderd me twettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 11], tot een bedrag van € 57,35 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 13], tot een bedrag van € 74,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 16], tot een bedrag van € 96,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
[benadeelde partij 1], tot een bedrag van € 44,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen benadeelde partij niet door de verdediging zijn betwist en dat deze daarom voor toewijzing vatbaar zijn. Met betrekking tot de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 1] heeft de officier van justitie aangevoerd dat de schriftelijke vordering enkel ziet op een bedrag van € 35,00. De vordering kan wat hem betreft dan ook slechts tot dit bedrag worden toegewezen. Daarbij verzoekt de officier van justitie om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en daarbij te bepalen dat een bedrag van € 44,00 moet worden betaald door verdachte. Verder heeft hij verzocht om in alle vorderingen benadeelde partij de wettelijke rente toe te passen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft verklaard dat hij bereid is om de gestelde schade te vergoeden.
Oordeel van de rechtbank
[benadeelde partij 2]
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
[benadeelde partij 11]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank acht de vordering echter slechts toewijsbaar tot het bedrag dat door de benadeelde partij is overgemaakt naar de betreffende bankrekening in het kader van de oplichting, te weten € 52,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 april 2018. De vordering zal voor het overige niet ontvankelijk worden verklaard.
[benadeelde partij 13]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank acht de vordering echter slechts toewijsbaar tot het bedrag dat door de benadeelde partij is overgemaakt in het kader van de oplichting, te weten een bedrag van € 55,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2018. De gevorderde meerprijs voor de aanschaf van een NS-dagkaart via ‘Vakantieveilingen’ betreft geen schade en komt daarom ook niet voor vergoeding in aanmerking. De vordering wordt in zoverre niet-ontvankelijk verklaard.
[benadeelde partij 16]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank acht de vordering toewijsbaar tot het bedrag dat door de benadeelde partij is overgemaakt naar de betreffende bankrekening in het kader van de oplichting, te weten
€ 43,95. Daarnaast heeft de benadeelde partij € 50,00 gevorderd aan benzinekosten, omdat hij naar het door verdachte opgegeven adres is gereden. Hoewel deze vordering niet nader is onderbouwd heeft de verdediging deze vordering niet betwist. De rechtbank zal daarom de vordering toewijzen tot een bedrag van in totaal € 93,75, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 november 2018. De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
[benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] is ter terechtzitting verschenen, waarbij hij zijn vordering nader heeft toegelicht. Hij heeft daarbij te kennen gegeven dat hij bij het indienen van de vordering niet meer precies wist hoeveel hij destijds heeft overgemaakt aan verdachte, maar dat zijn intentie was om het door hem betaalde bedrag terug te vorderen. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij daarmee alsnog een bedrag van € 44,00 heeft gevorderd en dat hij daarmee zijn oorspronkelijke vordering van € 35,00 heeft aangepast.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij die gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 november 2018.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een of meer anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte(n) deze al heeft/hebben betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte in bovenstaande vorderingen vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 60a, 63 en 326 van het Wetboek van
Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 160 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 80 dagen zal worden toegepast.
Vorderingen benadeelde partij
[benadeelde partij 2]:
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[benadeelde partij 11]
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [benadeelde partij 11] te betalen:
  • het bedrag van € 52,00 (zegge: tweeënvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 april 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 11] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 11] aan de Staat te betalen een bedrag van € 52,00 (zegge: tweeënvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[benadeelde partij 13]
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [benadeelde partij 13] te betalen:
  • het bedrag van € 55,00 (zegge: vijfenvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juli 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 13] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 13] aan de Staat te betalen een bedrag van € 55,00 (zegge: vijfenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[benadeelde partij 16]
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [benadeelde partij 16] te betalen:
  • het bedrag van € 93,75 (zegge: drieënnegentig euro en vijfenzeventig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 november 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 16] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 16] aan de Staat te betalen een bedrag van € 93,75 (zegge: drieënnegentig euro en vijfenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[benadeelde partij 1]
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [benadeelde partij 1] te betalen:
  • het bedrag van € 44,00 (zegge: vierenveertig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 november 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 44,00 (zegge: vierenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. F. Sieders, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2022.
Mr. Sieders en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.