Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen benadeelde partij niet door de verdediging zijn betwist en dat deze daarom voor toewijzing vatbaar zijn. Met betrekking tot de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 1] heeft de officier van justitie aangevoerd dat de schriftelijke vordering enkel ziet op een bedrag van € 35,00. De vordering kan wat hem betreft dan ook slechts tot dit bedrag worden toegewezen. Daarbij verzoekt de officier van justitie om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en daarbij te bepalen dat een bedrag van € 44,00 moet worden betaald door verdachte. Verder heeft hij verzocht om in alle vorderingen benadeelde partij de wettelijke rente toe te passen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft verklaard dat hij bereid is om de gestelde schade te vergoeden.
Oordeel van de rechtbank
[benadeelde partij 2]
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
[benadeelde partij 11]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank acht de vordering echter slechts toewijsbaar tot het bedrag dat door de benadeelde partij is overgemaakt naar de betreffende bankrekening in het kader van de oplichting, te weten € 52,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 april 2018. De vordering zal voor het overige niet ontvankelijk worden verklaard.
[benadeelde partij 13]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank acht de vordering echter slechts toewijsbaar tot het bedrag dat door de benadeelde partij is overgemaakt in het kader van de oplichting, te weten een bedrag van € 55,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2018. De gevorderde meerprijs voor de aanschaf van een NS-dagkaart via ‘Vakantieveilingen’ betreft geen schade en komt daarom ook niet voor vergoeding in aanmerking. De vordering wordt in zoverre niet-ontvankelijk verklaard.
[benadeelde partij 16]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank acht de vordering toewijsbaar tot het bedrag dat door de benadeelde partij is overgemaakt naar de betreffende bankrekening in het kader van de oplichting, te weten
€ 43,95. Daarnaast heeft de benadeelde partij € 50,00 gevorderd aan benzinekosten, omdat hij naar het door verdachte opgegeven adres is gereden. Hoewel deze vordering niet nader is onderbouwd heeft de verdediging deze vordering niet betwist. De rechtbank zal daarom de vordering toewijzen tot een bedrag van in totaal € 93,75, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 november 2018. De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
[benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] is ter terechtzitting verschenen, waarbij hij zijn vordering nader heeft toegelicht. Hij heeft daarbij te kennen gegeven dat hij bij het indienen van de vordering niet meer precies wist hoeveel hij destijds heeft overgemaakt aan verdachte, maar dat zijn intentie was om het door hem betaalde bedrag terug te vorderen. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij daarmee alsnog een bedrag van € 44,00 heeft gevorderd en dat hij daarmee zijn oorspronkelijke vordering van € 35,00 heeft aangepast.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij die gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 november 2018.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een of meer anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte(n) deze al heeft/hebben betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte in bovenstaande vorderingen vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 60a, 63 en 326 van het Wetboek van
Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.