ECLI:NL:RBNNE:2022:2546

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
18/143504-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen in het kader van internetoplichting via Marktplaats

Op 18 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van gewoontewitwassen. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar internetoplichting waarbij de verdachte zijn bankrekeningen ter beschikking had gesteld aan een medeverdachte. Gedurende de periode van 5 juni 2017 tot en met 7 augustus 2017 zijn er verschillende bedragen, afkomstig van oplichting via Marktplaats, op deze rekeningen gestort. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft meegewerkt aan het witwassen van deze criminele gelden door zijn rekeningen beschikbaar te stellen en hierop bedragen te laten storten. De verdachte ontkende echter dat hij een wezenlijke bijdrage had geleverd aan het witwassen, maar de rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte.

De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij de oplichtingen vastgesteld op basis van getuigenverklaringen en de aangiften van de benadeelden. De verdachte heeft erkend dat hij geld ontving voor het ter beschikking stellen van zijn rekeningen en dat hij samen met de medeverdachte geld heeft gepind. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen, aangezien hij wist dat de gelden afkomstig waren van misdrijven.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar, en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de positieve ontwikkeling van de verdachte, die inmiddels een baan had en gestopt was met het gebruik van cocaïne.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18/143504-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 18 juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 juni 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.D. Onland, advocaat te Oldenzaal. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 5 juni 2017 tot en met 7 augustus 2017, te Groningen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(van) een voorwerp, te weten (telkens) een hoeveelheid geld,
namelijk op of omstreeks na te noemen data of in of omstreeks genoemde periode de volgende bedragen (ongeveer): -9 juni 2017, 150 euro
(aangifte [benadeelde partij 1] , dossierpagina 1249), en/of
-7 juni 2017, 107 euro
(aangifte [benadeelde partij 2] , dossierpagina 1258), en/of
-7 juni 2017, 100 euro
(aangifte [benadeelde partij 3] , dossierpagina 1264), en/of
-6 juni 2017, 95 euro
(aangifte [benadeelde partij 4] , dossierpagina 1267), en/of
-7 juni 2017, 157 euro
(aangifte [benadeelde partij 5] , dossierpagina 1274), en/of
-7 juni 2017, 290 euro
(aangifte [benadeelde partij 6] , dossierpagina 1281), en/of
-5 juni 2017, 650 euro
(aangifte [benadeelde partij 7] , dossierpagina 1288), en/of
-8 juni 2017, 55 euro
(aangifte [benadeelde partij 8] , dossierpagina 1298), en/of
-6 juni 2017, 290 euro
(aangifte [benadeelde partij 9] , dossierpagina 1305), en/of
-10 ten met 12 juni 2017, 980 euro
(aangifte [benadeelde partij 10] , dossierpagina 1318), en/of
-9 juni 2017, 750 euro
(aangifte [benadeelde partij 11] , dossierpagina 1323), en/of
-5 juni 2017, 190 euro
(aangifte [benadeelde partij 12] , dossierpagina 1330), en/of
-8 juni 2017, 210 euro
(aangifte [benadeelde partij 13] , dossierpagina 1343), en/of
-3 augustus 2017, 506,95 euro
(aangifte [benadeelde partij 14] , dossierpagina 1347), en/of -19 t/m 20 juli 2017, 458,92 euro
(aangifte [benadeelde partij 15] , dossierpagina 1353), en/of
-20 t/m 21 juli 2017, 60 euro
(aangifte [benadeelde partij 16] , dossierpagina 1357), en/of
-21 juli 2017, 60 euro
(aangifte [benadeelde partij 17] , dossierpagina 1362), en/of
-7 augustus 2017, 6000 euro, althans 5990 euro
(aangifte [benadeelde partij 18] , dossierpagina 1494/1390),
althans (telkens) een hoeveelheid geld, verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet of gebruik gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of een (onbekend gebleven) persoon in of omstreeks de periode van 5 juni 2017 tot en met 7 augustus 2017, te Groningen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft/hebben die [medeverdachte] en/of persoon tezamen en in vereniging met elkaar of een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (van) een voorwerp, te weten
(telkens) een hoeveelheid geld,
namelijk op of omstreeks na te noemen data of in of omstreeks genoemde periode de volgende bedragen (ongeveer): -9 juni 2017, 150 euro
(aangifte [benadeelde partij 1] , dossierpagina 1249), en/of
-7 juni 2017, 107 euro
(aangifte [benadeelde partij 2] , dossierpagina 1258), en/of
-7 juni 2017, 100 euro
(aangifte [benadeelde partij 3] , dossierpagina 1264), en/of
-6 juni 2017, 95 euro
(aangifte [benadeelde partij 4] , dossierpagina 1267), en/of
-7 juni 2017, 157 euro
(aangifte [benadeelde partij 5] , dossierpagina 1274), en/of
-7 juni 2017, 290 euro
(aangifte [benadeelde partij 6] , dossierpagina 1281), en/of
-5 juni 2017, 650 euro
(aangifte [benadeelde partij 7] , dossierpagina 1288), en/of
-8 juni 2017, 55 euro
(aangifte [benadeelde partij 8] , dossierpagina 1298), en/of
-6 juni 2017, 290 euro
(aangifte [benadeelde partij 9] , dossierpagina 1305), en/of
-10 tot en met 12 juni 2017, 980 euro
(aangifte [benadeelde partij 10] , dossierpagina 1318), en/of
-9 juni 2017, 750 euro
(aangifte [benadeelde partij 11] , dossierpagina 1323), en/of
-5 juni 2017, 190 euro
(aangifte [benadeelde partij 12] , dossierpagina 1330), en/of
-8 juni 2017, 210 euro
(aangifte [benadeelde partij 13] , dossierpagina 1343), en/of
-3 augustus 2017, 506,95 euro
(aangifte [benadeelde partij 14] , dossierpagina 1347), en/of -19 t/m 20 juli 2017, 458,92 euro
(aangifte [benadeelde partij 15] , dossierpagina 1353), en/of
-20 t/m 21 juli 2017, 60 euro
(aangifte [benadeelde partij 16] , dossierpagina 1357), en/of
-21 juli 2017, 60 euro
(aangifte [benadeelde partij 17] , dossierpagina 1362), en/of
-7 augustus 2017, 6000 euro, althans 5990 euro
(aangifte [benadeelde partij 18] , dossierpagina 1494/1390),
althans (telkens) een hoeveelheid geld, verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet of gebruik gemaakt,
terwijl die [medeverdachte] en/of persoon wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door (telkens) opzettelijk
-die [medeverdachte] en/of persoon een of meer bankrekeningnummer(s) en/of bankpas(sen) (met bijbehorende pincode) op naam van verdachte ter beschikking te stellen, en/of
-die [medeverdachte] en/of persoon toe te staan dat dat/die geldbedrag(en) werd(en) gestort op dat/die rekeningnummers, en/of
-(op verzoek) een of meer van dat/die geldbedrag(en) (deels) heeft opgenomen en/of afgegeven.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd aan het witwassen door enkel zijn bankrekening ter beschikking te stellen aan een ander. Aangezien er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking moet verdachte worden vrijgesproken van het medeplegen. De subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan witwassen kan volgens de raadsman wel worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt ten aanzien van het ten laste gelegde, op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen
1, het volgende vast.
Met betrekking tot bankrekeningnummer [rekeningnummer]
Door verschillende aangevers is aangifte gedaan van oplichting waarbij door aangevers bedragen zijn overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] . Zo is door [benadeelde partij 1] op 9 juni 2017 een bedrag van € 150,00 en door [benadeelde partij 13] op 8 juni 2017 een bedrag van €
210,00 overgemaakt naar deze rekening voor de aanschaf van kaartjes voor een concert van Tino Martin via Marktplaats. Nadat zij de genoemde bedragen hebben overgemaakt hebben zij geen kaartjes ontvangen.
Ook door [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] is naar dit rekeningnummer geld overgemaakt. Zij hebben op 6 dan wel 7 juni 2017 een bedrag van respectievelijk
€ 107,00, € 100,00 en € 95,00 overgemaakt voor de aanschaf van een Philips Airfryer via Marktplaats. Ook zij hebben na betaling geen Airfryer ontvangen.
Door [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 8] is op 6 en 7 juni 2017 een bedrag van respectievelijk
€ 157,00 en € 65,00 overgemaakt naar aanleiding van een advertentie op Marktplaats waarbij Lego werd aangeboden. Na betaling werd de Lego in beide gevallen niet toegezonden en bleek contact met de verkoper niet meer mogelijk te zijn.
Op 6 en 7 juni 2017 is ook door zowel [benadeelde partij 6] als [benadeelde partij 19] een bedrag van € 290,00 overgemaakt naar voornoemd rekeningnummer nadat zij een overeenkomst hadden gesloten via Marktplaats voor de aankoop van een hangmat. Na betaling hebben zij geen hangmat ontvangen.
Door aangevers [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 11] zijn op 5 juni, 12 juni dan wel 9 juni 2017 bedragen van respectievelijk € 650,00, € 980,00 en € 750,00 overgemaakt naar voornoemd rekeningnummer voor de aanschaf van een camera. De verkoper beloofde de camera op te sturen, maar alle drie de aangevers hebben niks ontvangen na betaald te hebben. Op 5 juni 2017 heeft [benadeelde partij 12] een bedrag van € 190,- overgemaakt naar dit rekeningnummer naar aanleiding van een advertentie voor Weber Master Touch GBS op Marktplaats. Ook hij heeft na betaling niks ontvangen.
Met betrekking tot bankrekeningnummer [rekeningnummer]
Door [benadeelde partij 14] (€ 506,95), [benadeelde partij 15] (€ 458,92), [benadeelde partij 16] (€ 60,00), [benadeelde partij 17] (€ 60,00) en [benadeelde partij 18] (€ 6.000,00) is aangifte gedaan van oplichting. In de periode van 19 juli 2017 tot en met 3 augustus 2017 hebben deze aangevers via Marktplaats goederen gekocht en geld overgemaakt aan de aanbieder op het rekeningnummer [rekeningnummer] . De goederen zijn echter nooit geleverd, waarna aangevers geen contact meer konden krijgen met de verkoper.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de conclusie dat de geldbedragen die zijn overgemaakt door aangevers op de bankrekeningen van verdachte afkomstig zijn van enig misdrijf. De aangevers die naar deze IBAN-nummers geld hebben overgemaakt, hebben aangifte gedaan van internetoplichting waarbij door aangevers is betaald voor goederen die via Marktplaats zijn besteld. Deze goederen zijn echter nooit geleverd. De rechtbank is van oordeel dat aangevers zijn opgelicht door iemand die zich heeft voorgedaan als bonafide verkoper en die aldus door het aannemen van een valse naam, het aannemen van een valse hoedanigheid, een samenweefsel van verdichtsels en listige kunstgrepen bij de aangevers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor zij zijn bewogen tot de afgifte van geld. Bij deze oplichtingen is gebruik gemaakt van de bankrekeningen die op naam van anderen dan verdachte stonden en van deze rekeningen werd het geld opgenomen en (deels) aan verdachte doorbetaald. Het geld dat verdachte aldus heeft verworven, verkregen en omgezet is daarmee afkomstig van enig misdrijf.
Rekeningen op naam van verdachte
Uit onderzoek is gebleken dat de bankrekeningnummers [rekeningnummer] en [rekeningnummer] allebei op naam staan van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting en in zijn verhoor bij de politie ook erkend dat deze bankrekeningen op zijn naam stonden. Verdachte heeft verder bij de politie verklaard dat hij zijn bankrekeningen ter beschikking heeft gesteld aan medeverdachte
[medeverdachte] , dat er vervolgens geld op de rekeningen werd gestort en dat hij dan samen met [medeverdachte] ging pinnen. Het kwam ook voor dat [medeverdachte] alleen ging pinnen, maar per transactie kreeg verdachte volgens zijn verklaring bij de politie tussen 50 en 150 euro. De hoogte van dat bedrag was afhankelijk van het bedrag dat werd gestort. Ter terechtzitting heeft verdachte zijn verklaring iets aangepast en aangeven dat hij misschien twee keer 50 euro heeft ontvangen, maar dat hij verder geen voordeel heeft gehad.
Medeplegen
De betrokkenheid bij een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook als het medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
In dat verband overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen staat vast dat naar twee verschillende IBAN-nummers op naam van verdachte gelden zijn overgemaakt die afkomstig zijn uit oplichting via Marktplaats. Verdachte heeft daarnaast bewust zijn bankrekeningen ter beschikking gesteld, wetende dat zijn bankrekeningen gebruikt zouden worden voor het plegen van fraude via Marktplaats. Verdachte heeft daarnaast geld ontvangen voor het ter beschikking stellen van zijn rekeningen en bij de politie heeft hij verklaard dat hij ook mee is geweest bij het pinnen van bedragen die door aangevers waren overgemaakt.
Uit deze verklaringen leidt de rechtbank af dat de verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het verwerven, voorhanden hebben en overdragen van de ten laste gelegde bedragen terwijl uit de geschetste gang van zaken blijkt dat verdachte moet hebben geweten dat de gelden die werden gestort op de ter beschikking gesteld rekeningen afkomstig waren uit enig misdrijf.
Naar het oordeel van de rechtbank is het ter beschikking stellen van meerdere bankrekeningen waarop gelden kunnen worden gestort die afkomstig zijn van Marktplaats-fraude, zozeer gericht op het meewerken aan een constructie waarbij illegaal verkregen geld wordt witgewassen, dat het – behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, die er hier niet zijn – niet anders kan dan dat verdachte daarop opzet heeft gehad. Door aldus te handelen heeft verdachte zich dan ook schuldig gemaakt aan witwassen.
Gewoonte
Gelet op de duur van de periode en de frequentie van de gepleegde handelingen, is de rechtbank van oordeel dat er bij het witwassen sprake is geweest van het maken van een gewoonte. De rechtbank heeft daarbij gelet op het feit dat de intentie van verdachte er kennelijk op was gericht om gedurende een periode van ruim twee maanden telkens op bovenstaande wijze geld met een criminele herkomst te verwerven.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 5 juni 2017 tot en met 7 augustus 2017, in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, een voorwerp, te weten telkens een hoeveelheid geld,
namelijk op na te noemen data of in genoemde periode de volgende bedragen (ongeveer):
-9 juni 2017, 150 euro
(aangifte [benadeelde partij 1] ), en
-7 juni 2017, 107 euro
(aangifte [benadeelde partij 2] ), en/of
-7 juni 2017, 100 euro
(aangifte [benadeelde partij 3] ), en/of
-6 juni 2017, 95 euro
(aangifte [benadeelde partij 4] ), en/of
-7 juni 2017, 157 euro
(aangifte [benadeelde partij 5] ), en/of
-7 juni 2017, 290 euro
(aangifte [benadeelde partij 6] ), en/of
-5 juni 2017, 650 euro
(aangifte [benadeelde partij 7] ), en/of
-8 juni 2017, 55 euro
(aangifte [benadeelde partij 8] ), en/of
-6 juni 2017, 290 euro
(aangifte [benadeelde partij 9] ), en/of
-10 ten met 12 juni 2017, 980 euro
(aangifte [benadeelde partij 10] ), en/of
-9 juni 2017, 750 euro
(aangifte [benadeelde partij 11] ), en/of
-5 juni 2017, 190 euro
(aangifte [benadeelde partij 12] ), en/of
-8 juni 2017, 210 euro
(aangifte [benadeelde partij 13] ), en/of
-3 augustus 2017, 506,95 euro
(aangifte [benadeelde partij 14] ), en/of
-19 t/m 20 juli 2017, 458,92 euro
(aangifte [benadeelde partij 15] ), en/of
-20 t/m 21 juli 2017, 60 euro
(aangifte [benadeelde partij 16] ), en/of
-21 juli 2017, 60 euro
(aangifte [benadeelde partij 17] ), en/of
-7 augustus 2017, 6000 euro, althans 5990 euro
(aangifte [benadeelde partij 18] ),
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet of gebruik gemaakt,
terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van het een gewoonte maken van witwassen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals die zijn geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft bij zijn eis rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij een bewezenverklaring gepleit voor een geheel voorwaardelijke straf met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Verdachte heeft zich bereid verklaard om deze voorwaarden na te komen. Wanneer de rechtbank van oordeel is dat niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf, heeft de raadsman gepleit voor oplegging van een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland d.d. 6 september 2021 en 20 januari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twee maanden schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen. Verdachte heeft twee bankrekeningen ter beschikking gesteld aan een ander, waarna er op zijn rekeningen bedragen werden gestort die afkomstig waren van Marktplaatsoplichting. Daarmee werd verhuld wie daadwerkelijk de beschikking had over de uit die oplichtingen verkregen geldbedragen. Verdachte heeft niet nagedacht over de consequenties van zijn handelen. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Daarnaast vormt witwassen een aantasting van de legale economie en wordt daarmee het vertrouwen in het handelsverkeer geschaad.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ook dient de rechtbank rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt, in aanmerking. Verdachte is naar eigen gezegd gestopt met het gebruik van cocaïne en heeft inmiddels een baan als schoonmaker. Verdachte woont in [woonplaats] en lijkt afstand te hebben genomen van het criminele milieu waar hij lange tijd in verkeerde. Wel is er volgens de reclassering nog sprake van een broos evenwicht waardoor zij reclasseringstoezicht nog wel wenselijk acht. Aangezien verdachte ook open staat voor begeleiding vanuit de reclassering en hij dit beschouwt als een stok achter de deur om op de ingeslagen weg voort te gaan, heeft de reclassering geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, de verplichting om mee te werken aan middelencontrole en de verplichting om mee te werken aan onderzoek en behandeling indien dit tijdens het toezicht nodig wordt geacht.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf voorts rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De termijn is aangevangen bij de aanhouding van verdachte en zijn eerste verhoor op 17 mei 2019. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Daarmee is de redelijke termijn met ruim een jaar en twee maanden overschreden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding tot gevolg moet hebben dat er een korting moet worden toegepast op de op te leggen straf.
Alles afwegende is de rechtspraak van oordeel dat kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. De rechtbank zal daarbij de proeftijd bepalen op 2 jaren. Daarmee acht de rechtbank de overschrijding van de redelijke termijn voldoende gecompenseerd en wordt verdachte de kans geboden om de positief ingeslagen weg voort te zetten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 63 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich op uitnodiging van Reclassering Nederland meldt op afspraken, zo vaak enzolang de reclassering dat nodig vindt om het toezicht uit te voeren;
dat de veroordeelde meewerkt aan controle op het gebruik van cocaïne om een eventuele terugvalte kunnen monitoren. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd. Controle vindt plaats door middel van bloedonderzoek of urineonderzoek, waarbij de reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
dat de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering geeft met betrekking totonderzoek, training en behandeling bij een forensische polikliniek of begeleiding door een hulpverlenende instantie, indien dit tijdens het toezicht nodig wordt geacht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2022.
Mr. Sieders en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummer aangeduide processen-verbaal en andere stukken betreft dit op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van Districtsrecherche Groningen, onderzoek TUCKER met het kenmerk NN2R018134, met als sluitingsdatum 23 maart 2020.