ECLI:NL:RBNNE:2022:2545

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
18/143499-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting via Marktplaats met valse namen en hoedanigheden

Op 18 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting. De verdachte, geboren in 1992, werd ervan beschuldigd in de periode van 1 juni 2016 tot en met 4 april 2018 meerdere mensen te hebben opgelicht via advertenties op Marktplaats.nl. De verdachte bood verschillende goederen aan, waaronder Apple Airpods, treinkaarten en entreekaarten, en deed zich voor als een bonafide verkoper. Na betaling van de benadeelden ontving deze geen goederen en was er geen contact meer mogelijk met de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de oplichtingen heeft gepleegd, maar heeft hem vrijgesproken van het medeplegen van deze feiten met anderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting, meermalen gepleegd, en dat hij strafbaar was. De officier van justitie had een taakstraf van 96 uren geëist, maar de rechtbank legde deze taakstraf voorwaardelijk op, met een proeftijd van twee jaar, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen aan de benadeelden, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18/143499-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 18 juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 juni 2022.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. W.J. van Bel, advocaat te Rotterdam, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 4 april 2018 te Groningen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een) na te noemen benadeelde(n)/persoon/personen heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, althans enig goed, en/of het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het aangaan van een koopovereenkomst,
immers heeft verdachte (telkens), tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, (telkens) met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
-een of meer goed(eren) te koop aangeboden via een advertentie op de website Marktplaats.nl, althans via het internet een advertentie gezet, en/of (daarbij)
-zich voorgedaan als eigenaar/bezitter van dat (via internet) aangeboden goed en/of als bonafide aanbieder/verkoper of verhandelaar van dat goed tegen betaling, en/of
-gezegd/aangegeven dat verdachte(n) het goed na ontvangst van de betaling zou(den) versturen of (laten) bezorgen, en/of
-gehandeld met/onder een valse naam, te weten [naam 1] en/of een andere valse naam, en/of een vals e-mailadres, en/of
-(andere) onjuiste gegevens verstrekt waardoor het achterhalen van de (werkelijke) personalia en/of het adres van verdachte(n) en/of (aldus) de verhaalsmogelijkheden voor benadeelde(n) werden bemoeilijkt, waardoor die benadeelde(n)/persoon/personen (telkens) werden bewogen tot na te noemen afgifte(n) en/of het aangaan van na te noemen koopovereenkomst(en), te weten:
1-op of omstreeks 28 januari 2018, afgifte van 106,95 euro voor aangeboden Apple Airpods, benadeelde [benadeelde partij 1] (aangifte dossierpagina 28), en/of
2-op of omstreeks 4 april 2018, afgifte van 20 euro voor aangeboden treinkaarten, benadeelde [benadeelde partij 2] (aangifte dossierpagina 40), en/of
3-op of omstreeks 4 april 2018, afgifte van 65 euro voor aangeboden entreekaarten en/of NSdagkaarten, benadeelde [benadeelde partij 3] (aangifte dossierpagina 44), en/of
4-op of omstreeks 4 april 2018, afgifte van 85 euro voor aangeboden entreekaarten, benadeelde [benadeelde partij 4] (aangifte dossierpagina 51), en/of
5-op of omstreeks 7 juni 2016, afgifte van 126,50 euro voor een aangeboden Go Pro3 camera, benadeelde [benadeelde partij 5] (aangifte dossierpagina 57).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde oplichtingen. De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de oplichtingen door verdachte zelf zijn uitgevoerd en dat er geen sprake is van medeplegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat er een bewezenverklaring kan volgen voor de ten laste gelegde oplichtingen. Met de officier van justitie is de raadsman van mening dat er geen reden is om aan te nemen dat verdachte deze feiten in vereniging met anderen heeft gepleegd, zodat hij dient te worden vrijgesproken van het medeplegen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt ten aanzien van het ten laste gelegde, op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen
1, het volgende vast.
Door [benadeelde partij 1] is aangifte gedaan van oplichting. Zij heeft op zondag 28 januari 2018 gereageerd op een advertentie op Marktplaats, waarbij AirPods werden aangeboden. Nadat [benadeelde partij 1] met de aanbieder een prijs overeen was gekomen, heeft zij een bedrag van
€ 106,95 overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van
[naam 1]. Nadat aangeefster had betaald, heeft zij geen AirPods ontvangen en kon zij geen contact meer krijgen met de aanbieder. De advertentie was de volgende dag verwijderd.
2
Ook door [benadeelde partij 2] is aangifte gedaan van oplichting. Zij heeft op 4 april 2018 een bedrag van € 20,00 overgemaakt naar voornoemd bankrekeningnummer voor de aanschaf van twee treinkaarten via Marktplaats. Ditmaal heeft aangeefster het bedrag overgemaakt ten name van [verdachte]. Ook zij heeft na betaling geen treinkaartjes ontvangen.
3
Op 4 april 2018 heeft aangeefster [benadeelde partij 3] gereageerd op een advertentie op Marktplaats waarbij vijf toegangskaartjes voor de Efteling werden aangeboden en vier NSdagkaarten. Nadat aangeefster aan de aanbieder vroeg of hij te vertrouwen was, stelde hij een compromis voor om eerst de helft te betalen en de andere helft wanneer aangeefster de kaartjes had ontvangen. Aangezien aangeefster dit een goed compromis vond is zij hiermee akkoord gegaan en heeft zij € 65,00 overgemaakt naar [rekeningnummer] ten name van [verdachte]. De levering van de kaartjes bleef uit, waarna aangeefster ook geen contact meer met de aanbieder kon krijgen.
4
Door aangever [benadeelde partij 4] is ook aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft op 4 april 2018 via Marktplaats vijf kaartjes voor de Efteling gekocht, maar deze niet geleverd gekregen. Hij heeft voor de kaartjes een bedrag van € 85,00 overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [verdachte], nadat de aanbieder een foto van de bankpas van deze bankrekening had gestuurd. Na betaling kon aangever geen contact meer krijgen met de aanbieder.
5
Aangever [benadeelde partij 5] heeft op 7 juni 2016 naar ditzelfde bankrekeningnummer (ten name van [verdachte]) een bedrag van € 126,50 overgemaakt in verband met de aanschaf van een GoProcamera via Marktplaats. Na betaling heeft aangever geen GoPro-camera ontvangen en bleek contact met de aanbieder niet meer mogelijk.
6
Door het Landelijk Meldpunt Internet Oplichting zijn de gegevens opgevraagd van voornoemd bankrekeningnummer en daaruit is gebleken dat het bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam staat van [verdachte], geboren op 9 juli 1992.
7
Verdachte is door de politie gehoord op 22 januari 2019. In dit verhoor heeft verdachte tegenover de politie verklaard dat hij via Marktplaats de hiervoor genoemde Airpods, treinkaarten, Efteling-kaartjes en GoPro-camera heeft aangeboden, daarvoor een betaling heeft ontvangen op zijn
bankrekeningnummer [rekeningnummer] en dat hij vervolgens die goederen niet heeft geleverd. Ook geeft hij aan dat hij hierbij gebruik maakte van Hollandse namen zoals [naam 1], omdat dit vertrouwen wekte. Ook maakte hij wel gebruik van de naam [naam 2], [naam 3] en/of [naam 4].
8
Bewijsoverweging rechtbank
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de ten laste gelegde oplichtingen in vereniging met een ander heeft gepleegd, zodat hij in zoverre zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juni 2016 tot en met 4 april 2018 in Nederland, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, na te noemen benadeelde personen heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of het aangaan van een schuld te weten het aangaan van een koopovereenkomst,
immers heeft verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, - goederen te koop aangeboden via een advertentie op de website Marktplaats.nl, en daarbij
-zich voorgedaan als eigenaar/bezitter van dat aangeboden goed en als bonafide verkoper van dat goed tegen betaling, en
-aangegeven dat verdachte het goed na ontvangst van de betaling zou versturen of laten bezorgen, en
-gehandeld onder een valse naam, te weten [naam 1] en/of een andere valse naam, en/of een vals emailadres, en
-andere onjuiste gegevens verstrekt waardoor het achterhalen van de werkelijke personalia en/of het adres van verdachte en aldus de verhaalsmogelijkheden voor benadeelden werden bemoeilijkt,
waardoor die benadeelde personen telkens werden bewogen tot na te noemen afgiften en/of het aangaan van na te noemen koopovereenkomsten, te weten:
1-op 28 januari 2018, afgifte van 106,95 euro voor aangeboden Apple Airpods, benadeelde [benadeelde partij 1], en
2-op 4 april 2018, afgifte van 20 euro voor aangeboden treinkaarten, benadeelde [benadeelde partij 2], en
3-op 4 april 2018, afgifte van 65 euro voor aangeboden entreekaarten en/of NS-dagkaarten, benadeelde [benadeelde partij 3], en
4-op 4 april 2018, afgifte van 85 euro voor aangeboden entreekaarten, benadeelde [benadeelde partij 4], en
5-op 7 juni 2016, afgifte van 126,50 euro voor een aangeboden Go Pro3 camera, benadeelde [benadeelde partij 5].
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Oplichting, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 96 uren. De officier van justitie heeft in zijn vordering rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en verzocht verdachte geen straf of maatregel op te leggen. Daarbij heeft hij aangevoerd dat er sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn en dat artikel 63 Sr van toepassing is. Daarnaast heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte inmiddels zijn leven op orde heeft en dat een strafrechtelijke sanctie na het forse tijdsverloop niet meer opportuun is. Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor een geheel voorwaardelijke straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich een periode van bijna 22 maanden schuldig gemaakt aan het plegen van oplichtingen via marktplaats. Door het handelen van verdachte zijn in ieder geval vijf slachtoffers financieel benadeeld en is hun vertrouwen in de medemens schade toegebracht. Feiten zoals deze tasten bovendien ook het algemene vertrouwen in het (digitale) handelsverkeer aan. De rechtbank rekent het verdachte voorts aan dat hij ten koste van de slachtoffers zijn drugsverslaving heeft willen bekostigen en dat hij zich daarbij geen rekenschap gegeven van de aan hen toegebrachte schade.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank de meewerkende proceshouding van verdachte in aanmerking genomen. Verdachte is tot inzicht gekomen en heeft zijn verantwoordelijkheid genomen voor de door hem gepleegde oplichtingen.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat ter terechtzitting door de raadsman is aangevoerd dat verdachte niet langer verslaafd is aan cocaïne en dat verdachte inmiddels fulltime werkt via een uitzendbureau als lasser. Verdachte lijkt daarmee een positieve weg in zijn leven te hebben ingeslagen. Dit blijkt tevens uit het feit dat verdachte weliswaar eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten, maar dat de laatste veroordeling voor een vermogensdelict in 2019 heeft plaatsgevonden. Verdachte is in 2022 nog wel door de politierechter veroordeeld voor het rijden onder invloed, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De rechtbank zal daar rekening mee houden bij de strafoplegging.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf tevens rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De termijn is aangevangen bij de aanhouding van verdachte en zijn eerste verhoor op 22 januari 2019. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Daarmee is de redelijke termijn met bijna 19 maanden overschreden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding tot gevolg moet hebben dat er een korting moet worden toegepast op de op te leggen straf, zoals ook door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank acht alles afwegende een taakstraf voor de duur van 96 uren passend en geboden. Gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank deze taakstraf echter geheel voorwaardelijk opleggen, met als voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd van twee jaren zich niet opnieuw schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 5], tot een bedrag van € 126,50 ter zake van materiële schade ter vergoedingvan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 1], tot een bedrag van € 100,00 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 3], tot een bedrag van € 65,00 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 3] voldoende zijn onderbouwd en voor toewijzing vatbaar zijn, met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Met betrekking tot de vordering van [benadeelde partij 1] heeft de officier van justitie verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 100,00, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen voor een bedrag van € 106,95.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen benadeelde partij voldoende zijn onderbouwd en voor toewijzing vatbaar zijn. Verdachte is daarnaast bereid om de gestelde schade te vergoeden.
Oordeel van de rechtbank
[benadeelde partij 5], tot een bedrag van € 126,50 ter zake van materiële schade ter vergoedingvan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 1], tot een bedrag van € 100,00 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 3], tot een bedrag van € 65,00 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
[benadeelde partij 5]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 juni 2016.
[benadeelde partij 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 januari 2018.
[benadeelde partij 3]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 april 2018.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte in bovenstaande vorderingen vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank zal daarbij met betrekking tot de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 1] bepalen dat verdachte wordt verplicht om ten behoeve van de staat een bedrag van € 106,95 te betalen, aangezien dit bedrag overeenkomt met het door [benadeelde partij 1] overgemaakte bedrag.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 60a, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 96 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 48 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Vorderingen benadeelde partij
[benadeelde partij 5]
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 5] te betalen:
  • het bedrag van € 126,50 (zegge: honderdzesentwintig euro en vijftig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juni 2016 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 5] aan de Staat te betalen een bedrag van € 126,50 (zegge: honderdzesentwintig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2016 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van twee dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[benadeelde partij 1]
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 1] te betalen:
  • het bedrag van € 100,00 (zegge: honderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 januari 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 106,95 (zegge: honderdzes euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van twee dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[benadeelde partij 3]
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 3] te betalen:
  • het bedrag van € 65,00 (zegge: vijfenzestig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 april 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 3] aan de Staat te betalen een bedrag van € 65,00 (zegge: vijfenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van een dag kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2022.
Mr. Sieders en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummer aangeduide processen-verbaal en andere stukken betreft dit op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van Districtsrecherche Groningen, onderzoek TUCKER met het kenmerk NN2R018134, met als sluitingsdatum 23 maart 2020.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 1] d.d. 29 oktober 2018, p. 28 e.v.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 2], d.d. 29 oktober 2018, p. 40 e.v.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 3], d.d. 29 oktober 2018, p. 44 e.v.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 4], d.d. 29 oktober 2018, p. 51 e.v.
Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 5], d.d. 29 oktober 2018, p. 57 e.v.
Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 11 april 2019, p. 62 e.v.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 januari 2019, p. 70 e.v.